Weinigen hadden van Joe Sanders gehoord, laat staan dat men wist dat hij een jazzbassist is. Maar als tenorsaxofonist Joshua Redman hem in The New York Times beschrijft als een van de grootste van zijn generatie, wordt het moeilijk om een optreden te negeren. Hij mag dan onbekend zijn, maar zeker niet voor iedereen, want het Bimhuis zat vol. Hij was er niet voor het eerst, hij had er al een stuk of dertig keer opgetreden, zei hij. Een verbazingwekkende mededeling voor een onbekende muzikant.

Het leek me een wat overdreven schatting, die vergezeld ging met een oproep om naar de ‘merch table’ te gaan waar zijn nieuwe cd, T-shirts, stickers en petjes te koop waren. Het is wel een feit dat de 40-jarige in Milwaukee geboren contrabassist/basgitarist als sideman met veel grote muzikanten heeft gewerkt, onder wie Wayne Shorter, Herbie Hancock en Charles Lloyd, en dat hij toerde met Roy Hargrove, Ben Wendel en Gerald Clayton.

Zijn pogingen om zelf leider te zijn, gingen moeizamer. In 2011 nam hij als leider zijn eerste cd op voor het Nederlandse CrissCross label, maar daarna gebeurde er bijzonder weinig. Zes jaar later kwam hij met zijn zelf uitgebrachte cd Humanity, en dit jaar lukte het hem om internationale aandacht te krijgen met zijn, zojuist door Whirlwind Recordings uitgebrachte, laatste cd Parallels.
Was Joe Sanders nu echt de onontdekte parel waar de jazzwereld op zat te wachten? Zijn cd-presentatie opende in het Bimhuis net zoals de cd, met zijn compositie Dualities, die hij met een strakke contrabassolo opende. Sanders trok met kracht aan de snaren alsof het uit zijn tenen moest komen. Hij had zijn schoenen erbij uitgetrokken en liep op zijn sokken over het podium.

Sanders, soms ook een multi-instrumentalist genoemd, bromt en neuriet als hij soleert, een beetje zoals Keith Jarrett en Erroll Garner, die daarmee de schrik voor opnametechnici werden. De kracht die Sanders uitstraalde was bij de twee saxofonisten met een warrige bijdrage, niet te horen. Drummer Greg Hutchinson leek dat te compenseren met keihard spel en excensief gebruik van de cymbals, wat niet bijdroeg aan de subtiliteit die de compositie vereiste. Logan Richardson speelt op een rechte altsax, een saxofoon die je zelden ziet, het mooie ronde geluid van een gebruikelijke gebogen altsax mist en meer de kant opgaat van een sopraansax.

De rust keerde een beetje terug bij Sanders’ fraaie ballad Gran’Ma, maar die werd weer verstoord met een wilde solo van Richardson, die de structuur miste die tenorsaxofonist Seamus Blake wel aanbracht. Dat alles lag niet aan Sanders die met zijn vette sound elke noot doorzichtig en glashelder liet klinken en de muziek permanent liet swingen. Hierin toonde hij zich een echte leider.

Het keerpunt kwam toen hij halverwege het concert de titelsong van zijn cd aankondigde. Het nummer Parallels, ontstaan uit een geïmproviseerde toegift die hij na afloop van het concert, zittend achter zijn merch table door de bezoekers hoorde neuriën, was het rustpunt dat de groep voor de rest van het concert in het juiste spoor drong. Richardson en Blake voelden elkaar aan, speelden verrassende unisono-bijdragen en daagden elkaar in vier-om-viertjes uit. Hutchinson had eindelijk zijn brushes gevonden en liet horen dat hij ook met drumstokken melodieus kon spelen.

Nu werd de muziek van een kwaliteit die je van ‘een van de grootste van zijn generatie’ mag verwachten. Zijn versie van de mij onbekende Ornette Colemans-compositie Paradise Fruit (of had hij die zelf geschreven?) was van een tranentrekkende schoonheid. Waarna we hem zullen vergeven dat hij in zijn toegift La vie sur la terre, een eenvoudig liedje dat hij voor zijn vijfjarige zoon had geschreven, het Bimhuis-publiek vroeg om de melodie mee te zingen. Wellicht in de hoop om een nieuw idee op te doen, zoals zich dat bij het nummer Parallels had voorgedaan.
Tekst en foto’s TOM BEETZ
JOE SANDERS’ PARALLELS
Bimhuis Amsterdam, 18 april 2025
Logan Richardson – alt- en sopraansaxofoon
Seamus Blake – tenorsaxofoon
Joe Sanders – contrabas
Greg Hutchinson – drums