De uitreiking van de Buma Boy Edgarprijs 2016 is een ontroerende gebeurtenis geworden. Waarbij maar één conclusie valt te trekken: de jury had geen betere winnaar kunnen kiezen dan Wilbert de Joode. De mensenmens uit de wereld van de geïmproviseerde muziek huilde tranen van blijdschap en dankbaarheid en verwierf er in zijn emotionele tederheid reusachtige proporties mee.
Die handen. Steeds maar in beweging. Vastberaden zich vastgrijpend aan de snaren, gedachteloos langs de nek van de contrabas glijdend. Handen groot als kolenschoppen, die een minnespel kunnen spelen met dat grote logge instrument uit de familie van de viola da gamba. Het zijn de handen van Wilbert de Joode. Handen van een man wiens gemoed even groot is als die handen. Handen die 34 jaar eenzaam vakmanschap beoefenden, handen die 34 jaar ‘au-au-au’ hebben gemompeld, handen die 34 jaar de improvisatiemuziek op een ongekende manier verrijkten. En die nu, na 34 jaar, ’s lands belangrijkste jazzprijs in ontvangst mochten nemen: de Buma Boy Edgarprijs 2016.
WARME GLOED
Wilbert de Joode’s inbreng in de wereld van de vrije-improvisatiemuziek kwam op deze koude decemberavond heel even in de warme gloed van de publiciteitsschijnwerpers. Want de wereld van deze improvisatiemuziek is klein, voltrekt zich aan de rafelranden van de verste uithoekjes, mag slechts rekenen op een klein publiek, wordt een halve eeuw na dato nog altijd afgedaan als piep-jan-knor muziek. En kan derhalve slechts beoefend worden in duistere holen en gaten, ver van de banale ‘smaak van het grote publiek’. Je moet autoriteit en een ‘die-hard’-mentaliteit bezitten om je dan te kunnen handhaven als musicus. En de durf tonen om telkens en telkens maar weer onderzoek te plegen om de muziek die jíj liefhebt te ontrafelen en van nieuwe textuur te voorzien. Daarom is het bijna een wereldwonder dat ’s lands belangrijkste onderscheiding in de Nederlandse jazz is toegevallen aan een man die je als Meester van de Deformatie mag betitelen.
Die Meester had er zelf niet op gerekend. Toen hij in mei telefonisch op de hoogte werd gebracht van de toekenning, zat hij bibberend op een stoel deze bekendmaking te ondergaan. “Ik voelde me er ongemakkelijk bij en dacht: de prijs wordt pas in december uitgereikt. Dit gaat wel over. Maar mooi niet. Ik ben stiknerveus”, zo luidden zijn woorden aan het begin van de plechtigheid die in een bijna serene sfeer met een vol Bimhuis werd gedeeld. Dat elf musici op een presenteerblaadje kreeg aangereikt, die in allerlei denkbare – en ondenkbare – combinaties aaneen waren gesmeed. Steeds met als middelpunt Wilbert de Joode. Al had hij dit zelf zeker niet zo gewild. Maar het had wel als prettige bijkomstigheid dat het hem niet ongelegen kwam, omdat hij zich in elke combinatie achter zijn instrument in casu zijn muziek kon ‘verbergen’.
De combinaties kwamen en gingen. Telkens voor korte, flitsende optredens, die de avond een ijzersterk karakter gaven. De concertreeks werd geopend door pianist Achim Kaufmann, altsaxofonist en basklarinettist Frank Gratkowski en Wilbert de Joode zelf op zijn (kleine) contrabas. Een combinatie sterk in kleine geluiden, die het onderste uit de kan haalden. En die – om het palet van de vrije-improvisatiemuziek compleet te maken – werden afgewisseld door muziek met wat meer spierkracht, onder andere vertolkt door Ab Baars en Tobias Delius op tenorsaxofoons en De Joode Solo + 5, waarin vier klarinetten plus een basklarinet en vier tenorsaxofoons plus een altsaxofoon in koor een danklied zongen voor de zo bescheiden prijswinnaar.
OUDSTE FAN
Die laatste werd naar het toppunt van zijn nervositeit geleid toen het ‘moment suprème’ werd ingeleid door gastvrouw Vera Vingerhoeds. Zij kondigde De Joode’s grootste en oudste fan aan, de 98-jarige Jacques Waisvisz, die de prijs ging overhandigen. Bij wat oudere jazzliefhebbers bekend als dé man achter de Delftse organisatie Smør Jazz. De laureaat sloeg vertrouwelijk zijn arm om de breekbare Waisvisz heen en verklaarde na het in ontvangst nemen van de wisseltrofee die Jan Wolkers ooit creëerde: “Ik moet een beetje huilen. Door deze prijs ben ik een deel van mijn onbevangenheid kwijtgeraakt.”
Na de pauze werd de koordans van muzikale vrienden en vertrouwelingen voortgezet en begon Vera Vingerhoeds met de prijswinnaar aan een genoeglijk onderonsje. De openhartige Wilbert de Joode onthulde dat hij “van spelen niet kan rondkomen. Ik heb het geluk dat ik hier in dit gebouw bij de onderhoudsdienst mag werken”. Waarbij hij een steelse blik wierp op een wijnkistje, dat was verzwaard met een vuisthamer en een breekijzer, geschonken door zijn collega’s. Prachtige metaforen voor het muzikale pad dat Wilbert de Joode al een muzikantenleven moet vrijhouden van als onkruid woekerende aanvallen op de kwestbare muziek waarvoor hij ooit koos.
Maar het gesprek met Vera Vingerhoeds, met wie hij zijn muzikale carrière ooit aanving, ging vooral over zijn contrabas. Die hij uitsluitend op darmsnaren bespeelt. “Ik wil snaren die tegen spruttelen en die niet breken. Als je doet wat ik doe op staalsnaren, dan breken ze gewoon. En bovendien hoor je met darm nog altijd het hout van de bas.” Hij had hiervoor zelfs een harpsnaar op zijn contrabas gemonteerd. En liet terloops weten al dagen strijd te voeren met de D-snaar van zijn instrument. “Het nadeel van darmsnaren is dat ze een eigen wil hebben. Je moet elke noot bevechten. Ze ontstemmen ook – hi-hi-hi (weer die typische De Joodelach die deze avond zo vaak was te horen) – regelmatig. Maar het is de muziek die zegt: nu is het af.”
KNOKKEN
‘Af’ betekent hier dat er weliswaar een mijlpaal is bereikt: Wilbert de Joode heeft na 34 jaar solitair knokken een prachtige onderscheiding toegekend gekregen. Maar ‘af’ moet je letterlijk nemen: de grootheid De Joode kon zijn statuur uitsluitend bereiken door de worsteling die hij aanging met zijn muziek. En die erop uitdraait, dat die worsteling zal duren tot hij zijn laatste adem uitblaast. En daardoor nooit ‘af’ zal geraken. Die tweekamp hoor je immer en altijd in het goedmoedige gevecht met zijn contrabas. Gelukkig hoorden de keuzeheren van de Boy Edgarprijs dat dit jaar ook.
RINUS VAN DER HEIJDEN
beeld GEMMA VAN DER HEYDEN
Uitreiking Buma Boy Edgarprijs 2016
Bimhuis Amsterdam 7 december ’16
Optredende musici:
Wilbert de Joode – contrabas
Ab Baars – tenorsaxofoon en klarinet
Peter van Bergen – tenorsaxofoon en klarinet
Tobias Delius – tenorsaxofoon en klarinet
Martin van Duynhoven – slagwerk
Onno Govaert – slagwerk
Frank Gratkowski – altsaxofoon, klarinet en basklarinet
Achim Kaufmann – piano
Ada Rave – tenorsaxofoon en klarinet
Michael Vatcher – slagwerk
Marta Warelis – piano