Louis Sclavis is geen man van veel woorden. Het is zijn muziek die vol verhalen zit – vol improvisatieavonturen met musette walsjes, Afrikaanse straatsferen, uitgestrekte vergezichten, prikkelende oosterse patronen en zijn eigenzinnige basklarinetspel. Hoeveel windstreken ook doorklinken in zijn muziek, hoe veellagig de composities ook zijn, met welke improviserende musici de stukken ook ontstaan, de verteltoon van de Franse basklarinettist is onmiskenbaar en meeslepend. Behalve als hij over zichzelf moet praten.
Lang staan is ‘désastreux’ voor zijn rug. Louis Sclavis (Lyon, 1953) zit op een barkruk tussen de vijf jonge muzikanten die hij selecteerde voor het stimuleringsproject CrissCrossEurope. Ze studeren werk van hem in, dat ze tijdens een toernee door vijf Europese landen zullen uitvoeren. Het moet spannend zijn om met onbekende mensen in korte tijd een programma in elkaar te zetten, maar als de componist al nerveus is, is daar niets van te merken. Met zijn ene hand om de basklarinet, de andere bedaard gesticulerend leidt hij de repetitie.
“Nee, nee, een paar dagen is niet te kort”, weert Louis Sclavis af als we even later in de kleedkamer zitten. “De composities die ik meebreng zijn niet al te ingewikkeld. De muziek is nog vers, want amper gespeeld. Ik weet dus nog niet hoe ze zich zal ontplooien. Bij het instuderen krijgen de muzikanten veel ruimte voor eigen inbreng. En pas op het podium merk je wat werkt en wat niet. Pas in de wisselwerking met het publiek ontwikkelen de improvisaties zich, en daarmee de muziek in z’n geheel. Daarom heb ik aan een paar dagen genoeg om een programma in te studeren, zelfs al kende ik de muzikanten nog niet.”
Zoals hij in de jaren zeventig door basklarinettist Michel Portal werd opgenomen in de Workshop de Lyon, zo brengt Louis Sclavis inmiddels alweer enkele decennia zijn kennis en ervaring over op jonge generaties. “Nou”, zegt hij bescheiden, “mijn rol is faciliterend. Jonge mensen interesseren me, ik zie hun persoonlijkheid en hun talent. Zich ontwikkelen moeten ze zelf doen, maar ik kan wel helpen. Ik kies muziek die bij hun instrumenten en hun karakters past. Ik laat ze doen waar ze goed in zijn. Ik vraag ze diep bij zichzelf naar binnen te kijken. Ze moeten hun eigen ‘sound’ ontdekken. Ik doe eigenlijk niet meer dan ze helpen te worden wie ze zijn.” Het belangrijkste vindt hij “dat we plezier hebben. En dat is hard werken. Want plezier komt pas als je goed speelt.”
Noem zijn muziek jazz, noem haar impro, hedendaags of etnisch, het maakt Louis Sclavis niet uit. “Stijlen interesseren me niet,” zegt hij met een zucht en het is niet helemaal duidelijk of de vraag hem vermoeit of de lange dagen repeteren die hij erop heeft zitten. Feit is dat hij publiek en pers steeds weer verrast met nieuwe combinaties van stijlen, genres en samenwerkingen. Afgezien van zijn vaste maten Henri Texier (contrabas) en Aldo Romano (drums) met wie hij al enkele decennia een trio vormt, kiest hij steeds nieuwe mensen om mee te spelen. Zo voegde hij aan zijn succesvolle Atlas Trio met Benjamin Moussay (piano) en Gilles Coronado (gitaar) voor het tweede album Silk and Salt Melodies de Iraanse percussionist Keyvan Chemirani toe, waarna de groep verder ging onder de naam Silk Quartet.
Grote constante in al die stijlen en klankkleuren is de hybride Sclavis zelf, met zijn weergaloze basklarinetspel. Met vier octaven heeft zijn Selmer een geweldige dynamiek. Sclavis weet zijn instrument de ene keer te laten klinken als een cello, dan weer als een percussie-instrument, een klassieke klarinet, een blaasmachine of een doorrookte whiskystem. Zijn composities zijn helder maar gelaagd, bevatten net zo vaak meeslepende en weemoedige melodieën als hoekige, verrassende en ritmes. Die mogen pas tijdens groepsimprovisatie tot volle wasdom komen, toch dragen ze altijd duidelijk zijn hoogstpersoonlijke Sclavismerk.
Over zijn jeugd wil Louis Sclavis niet veel kwijt. Ja, zijn ouders luisterden naar muziek: musette. “Ze dansten graag.” En vooruit, zijn broer werkt bij het bekende poppentheater Compagnie Émilie Valantin. Louis is klarinet gaan spelen, omdat de enige beschikbare muziekleraar klarinettist was. “Het was geen keuze, net zo min als ik ervoor koos om muzikant te worden. Ik was het al. Van baby af aan was ik gefascineerd door muziek. De enige bewuste keuze die ik heb gemaakt was om basklarinet te gaan spelen.” Een belangrijke keuze. Vanaf dat moment wilde iedereen met Louis spelen, waardoor hij zich kon ontwikkelen tot de vrije improvisator en componist die hij nu is.
Hoe dat bij hem gaat, componeren, daarover wil hij wel vertellen. “Het is iets wat je moet trainen”, zegt hij terwijl hij rechtop gaat zitten. “Als je eens per jaar gaat zitten om een stuk te schrijven, gebeurt er niets. Doe je het elke dag, dan is het nog hard werken. Als ik aan een nieuw project werk, begin ik ’s morgens om acht uur en stop ik pas aan het eind van de dag. Mezelf daarbij beperkingen opleggen is het begin van elke compositie.”
INSPIRATIE
Wat zijn zijn inspiratiebronnen? Louis Sclavis haalt zijn schouders op. “Inspiratie kan overal vandaan komen. Ik weet nooit hoe een idee in me opkomt. Inspiratie is niet concreet. Stravinsky zei het al: muziek betekent niets. Inspiratie is abstract. Misschien gebruik ik iets wat ik tien jaar geleden al eens heb gehoord.” En vanzelf stromen doet inspiratie al helemaal niet, ook al maakt hij al vier decennia muziek. “In het begin is er geen inspiratie. Je speelt een spel met jezelf. Als ik aan een compositie begin, bedenk ik iets heel simpels, bijvoorbeeld: ik wil een lijn die omhoog gaat. Of omlaag. Je wilt een liedje waarvan je niet weet waar het vandaan komt. Als ik die lijn heb, is het belangrijk om in beweging te komen. Ik moet iets fysieks doen: een rondje lopen, een paar noten spelen. Pas dan komt de inspiratie – soms. Soms ook niet. Als je gaat zitten komt het zeker niet.”
Namen van muzikanten die hem hebben geïnspireerd wil hij niet noemen. Niet uit de Amerikaanse jazzgeschiedenis, ook al maakte hij natuurlijk niet voor niets ooit het album Ellington On The Air. Geen klassieke componisten, ook al laten de albums Chamber Music en Les Violences de Rameau weinig te raden over. Maar zo concreet werkt het natuurlijk niet. Uiteindelijk beschouwt hij de mensen met wie hij de afgelopen veertig jaar speelde als zijn grootste inspiratiebronnen. Niet een of twee grootheden, maar allemaal. “Iedereen is belangrijk. Mensen die mij benaderden om met hen te spelen vroegen dat op het juiste moment. Hun bands vormden mijn school.”
Louis Sclavis voelt hij zich meer Europeaan dan Fransman, al is hij geboren en getogen in Lyon en woont hij in Montpellier. Afgezien van zijn toernees in Afrika en Azië vindt hij zijn podia en medemusici vooral in Italië, Portugal, België, Duitsland en Nederland. Zijn album Napoli’s Walls is geïnspireerd op muurschilderingen van een kunstenaar in Napels en bevat flarden van de middeleeuwse componist Carlo Gesualdo. Hij nam een album op met Ernst Reijseger Et on ne parle pas du temps.
KLASSIEKE MUZIEK
In veel van zijn composities en improvisaties zijn naast invloeden uit moderne muziek ook klassieke muziek en volksmuziek uit Zuid- en Midden-Europa te horen, opvallend vaker dan Amerikaanse jazzklassiekers. Vindt hij dat er zoiets bestaat als Europese jazz naast Amerikaanse jazz? ‘Mais non!’ Daar wil hij niets van weten. “In Europa is het iets gemakkelijker om muziek te maken dan in de Verenigde Staten. Daarom komen Amerikanen vaak hier en ze spelen met Europese muzikanten. Is dat ‘Amerikaanse jazz’ of ‘Europese jazz’? Nee. Jazzgenres onderscheiden zich niet door de geografie. De verschillende stijlen worden overal gespeeld. Mensen trekken naar elkaar toe omdat ze een gezamenlijke stijl of genre hebben. Zo zie je Japanners samenspelen met Russen en met Fransen. Hoe verschillend onze achtergrond ook, als we over muziek praten, praten we over hetzelfde.”
Louis Sclavis brak in de jaren tachtig bescheiden – maar voor liefhebbers van dat eerste uur overdonderend – door met de albums Clarinettes en Chine. Tegenwoordig zijn vooral zijn ‘Afrika-albums’ bekend en favoriet: Carnet de Routes (overigens al gemaakt voor de eerste Afrikaanse toernee), Suite Africaine en African Flashback. De basklarinettist bereisde het hele continent.
“Ik heb in zo’n dertig Afrikaanse landen gespeeld. Vooral met Henri Texier en Aldo Romano. We maakten drie grote toernees door West-, Oost- en Zuid-Afrika. Tussen de concerten door speelden we overal waar we konden, op markten, in dorpjes, in de bergen, in het bos. Muziek is daar een taal. Afrikanen luisteren ernaar alsof iemand het woord neemt. Ik heb er ook mooie foto’s kunnen maken. Het is niet makkelijk om in Afrika te fotograferen, mensen willen het liever niet. Maar in dit geval ging het om een uitwisseling. Wij brachten muziek en namen foto’s mee terug.” Een tachtigtal foto’s kreeg een plek in een fotoboekje bij de cd Suite Africaine.
Op dit moment vormt Louis Sclavis onder meer een trio met violist Dominique Pifarély en cellist Vincent Courtois, speelt hij in het Quintet Loin dans les Terres en natuurlijk in zijn Silk Quartet, waarmee hij onlangs een tournee, onder meer door Nederland afsloot. “Het Silk Quartet is een voortzetting van het Atlas Trio. We komen met een nieuwe cd met filmmuziek die ik eerder schreef voor documentaires en nu heb bewerkt.”
Misschien wel de meest intrigerende groep is het barokensemble Amarillis met twee trio’s: fluiten, clavecimbel en cello; en klarinet, saxofoons, cello. “In dit project zoeken we de mogelijkheden voor dialoog uit. Soms spelen we composities die speciaal voor de groep zijn geschreven. We nemen de tijd. Een combinatie als deze wordt vaker gedaan, maar niet vaak goed. We nemen een jaar om te ontdekken wat werkt. Het resultaat nemen we op voor Nomad Music. En ja, natuurlijk, iedereen improviseert, ook de klassieke musici.”
ANNE-MARIE VERVELDE
met medewerking van SOPHIE CONIN
beeld GEMMA VAN DER HEYDEN