Bezonkenheid. Dat kan de conclusie zijn bij het beluisteren van ‘Cecil’s Dance’, het nieuwe album van Ab Baars – Joost Buis – Belinde Deman. Die term geldt dan vooral voor het vakmanschap van klarinettist/shakuhachispeler Ab Baars, die al vele decennia in het vaderlandse improvisatielandschap meeloopt, er inmiddels een voortrekkersrol in heeft ingenomen en op deze cd laat horen waar dat allemaal in uitloopt.

Cecil’s Dance is een prachtige vertolking van tien stukken van de hand van Ab Baars, die waarlijk het hele gebied van vrije improvisatie beslaan. Ze flitsen tussen onverbiddelijke vrijheid en (jazz)traditie, tussen ongeremd en beheerst, tussen onrust en kalmte, kortom tussen alles wat improvisatiemuziek bestrijkt. 

Daarmee wordt de importantie van deze muziekstroming alle eer aangedaan. Een noodzakelijkheid, want waar anders dan bij die handvol Nederlandse improvisatiemusici ligt de noodzaak om vrije improvisatie verder te ontwikkelen en in ere te houden. Het lijkt erop dat de grote improvisatoren uit het verleden er niet meer toe doen. Jazeker is er de erfenis van de namen uit de jazzgeschiedenis zoals Ornette Coleman, John Coltrane, Archie Shepp, Sonny Rollins en vele anderen. Maar de revolutionairen die ver buiten de jazz traden/treden, hun graven lijken met onkruid overwoekerd. Want waar wordt nog gerefereerd aan Cecil Taylor, Frank Wright, Sonny Sharrock, Anthony Braxton, Derek Bailey, Peter Brötzmann of Evan Parker?

Je mag derhalve zonder uitzondering nieuwe uitgaven van vrije muziek van harte welkom heten. Het feit dat met de belangstelling voor deze muzieksoort ook de weinige volgers ervan in aantal afnemen, mag geen graadmeter zijn. Vrije improvisatiemuziek is een pijler onder moderne muziek en wel zodanig dat zelfs in eigentijdse gecomponeerde muziek improvisatie-elementen zijn te bespeuren. Vrije welteverstaan.

Cecil’s Dance laat horen hoe het terrein van de vrijheid nog altijd verder kan worden afgegraasd. Bij een stuk als This nearly was mine krijg je koude rillingen van ontroering: een op blues gelegd themaatje legt een teer tapijt neer waarop beurtelings klarinet, trombone en tuba op ingenieuze wijze op elkaar inhaken en melodisch om elkaar heen fladderen. 

De shakuhachi, de Japanse bamboefluit is inmiddels een verlengstuk geworden van de muzikale persoonlijkheid Ab Baars. In Shuffle tor Tristan, een eerbetoon aan de vorig jaar overleden Tristan Honsinger, tekent de shakuhachi de grilligheid van deze unieke cellist, gilt hij van hoog naar laag, zegt hij dingen die zo uit de compositorische mond van Honsinger hadden kunnen komen. 

Ab Baars en Joost Buis spelen al jaren samen. Met de komst van de Vlaamse tubaïste Belinde Deman wordt uiteraard het klankpalet verder uitgebreid, maar zeker ook de creatieve en intuïtieve basis die onder elke – goede – improvisatie ligt. Belinde Demans tuba is hier zeker geen begeleidingsinstrument, zij neemt evengoed solo-études voor haar rekening. Haar serpent, een zeventiende-eeuws blaasinstrument in de vorm van een slang, brengt nijdige elementen in binnen de totaalklank. 

De tien composities op Cecil’s Dance springen van hot naar her. Neem Portret van de Selfkicker, waarin Johnny van Doorn, alias Johnny de Selfkicker het onderwerp van improvisatie is. Een stuk tekst van hem wordt gedeclameerd, waarbij meteen de instrumenten klaar staan om die ontregelende woorden van een man die aan de basis stond van het begrip ‘oerdicht’, nog verder in chaos onder te dompelen. 

De cd eindigt met Louange des Dames, gebaseerd op werk van Guillaume de Machault, eveneens een dichter (en componist), maar dan een van zevenhonderd jaar terug. De Machault was ook een pionier, hij experimenteerde met ritmiek en muzieknotatie. Om hem een vrije jongen te noemen gaat uiteraard veel te ver, maar dat het trio op Cecil’s Dance aandacht aan hem besteedt, zegt wel iets over de verwantschap van hen met De Machault. Plus over de oneindigheid van serieuze muziek.

Cecil’s Dance boeit vanaf de eerste noot. Ab Baars kan er zijn in decennia gevormde eruditie in kwijt, Joost Buis zijn vergelijkbare vakmanschap op trombone en Belinde Deman haar ongebreidelde kijk op niet alledaagse instrumenten als tuba en serpent. Als deze drie musici niet over die unieke eigenschappen zouden beschikken, was Cecil’s Dance van alle waardigheid ontdaan. Nu verheffen ze deze schijf tot muzikale beeldhouwkunst.

RINUS VAN DER HEIJDEN

BAARS – BUIS – DEMAN

Cecil’s Dance

Wig

Ab Baars – klarinet, shakuhachi
Joost Buis – trombone
Belinde Deman – tuba, serpent

www.stichtingwig.com

Previous

Jong en oud weer hand in hand op North Sea Jazz Festival 2024

Next

‘The Sean Sessions’ is spontane ode aan Sean Bergin

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook