COLUMN

 

Hé hé, eindelijk weer eens jazz op de televisie. Bij de NTR, dan moet het wel snor zitten. Maar dat deed het niet. ‘100 jaar Jazz in Nederland’ werd honderd jaar jazz in Amsterdam. De andere belangrijke jazzcentra in het land werden niet eens genoemd. Daar gaan we weer, voor de zoveelste keer.

Martin Fondse sloeg in de uitzending een brug tussen verleden en heden door de inzet van fagot, viool, banjo, drums en zijn eigen piano.
Martin Fondse sloeg in de uitzending een brug tussen verleden en heden door de inzet van fagot, viool, banjo, drums en zijn eigen piano.

We zijn elk jaar gewend dat in het tweede weekeinde van juli de Nederlandse televisie zomaar jazz gaat uitzenden. Een heel jaar blijven we daarvan verstoken, maar plotsklaps is daar het jaarlijkse North Sea Jazz Festival en boem: drie avonden jazz. Nou ja, jazz… Meestal poppy niemendalletjes die de ware jazzliefhebber lekker aan zich voorbij laat gaan, maar die de Nederlander die nauwelijks weet wat jazz is, in elk geval gedurende die avonden kennis laat maken met het wóórd jazz.

En dan is er ineens de aankondiging 100 jaar Jazz in Nederland. Een één uur durende tv-uitzending, waarin op vrijdag 9 juli werd gepoogd de geschiedenis van de jazz in Nederland te koppelen aan hedendaagse ontwikkelingen. Een loffelijk streven, dat echter voor de zoveelste keer sneefde op de arrogantie van de Randstedelijke samenstellers. Want met honderd jaar jazz in Nederland had de uitzending niets te maken, met honderd jaar jazz in Amsterdam des te meer.

Janne Schra bracht met New Cool Collective het eigenaardige lied 'Het enige dat ontbreekt', gedeeltelijk gebaseerd op de nalatenschap van The Ramblers.
Janne Schra bracht met New Cool Collective het eigenaardige lied ‘Het enige dat ontbreekt’, gedeeltelijk gebaseerd op de nalatenschap van The Ramblers.

De titel van de uitzending is al discutabel. Want jazz bestaat in Nederland al een stuk langer dan honderd jaar. Hoewel verderop in het programma doorschemerde dat het ook ging om honderd jaar live-jazz doet dit niets af aan het feit dat de NTR glashard beweert dat honderd jaar geleden de eerste Nederlandse jazzformatie werd opgericht, James Meijer’s Jazz Band. In Amsterdam. Als de samenstellers iets verder hadden gekeken dan hun neus lang was, hadden zij vrijwel moeiteloos kunnen vaststellen dat al in 1903 in Nederland jazz werd beoefend. Weliswaar in klein verband, in landhuizen van rijke fabrikanten in Tilburg, maar daar groeide in korte tijd een stam met vele loten uit.

'100 jaar Jazz in Nederland' werd bij tijd en wijle verrijkt met fraaie historische beelden, zoals dit van Coleman Hawkins en Leo de la Fuente in The Negro Palace in Amsterdam in 1935.
‘100 jaar Jazz in Nederland’ werd bij tijd en wijle verrijkt met fraaie historische beelden, zoals dit van Coleman Hawkins en Leo de la Fuente in The Negro Palace in Amsterdam in 1935.

Elf jaar geleden verscheen het boek Jazz in Tilburg, Honderd jaar avontuurlijke muziek. Daarin staat nauwkeurig omschreven dat rond 1903 tijdens matineeconcerten in voornoemde landhuizen van de wollenstoffenfabrikanten Janssens en Verbunt jazz werd gespeeld. Die was geïnspireerd op  wasrollen die de missionaris Alphons Janssens vanuit New Orleans meebracht naar Tilburg als hij op familiebezoek kwam. Speciaal voor zijn neefje Max Goijarts, zoon van Josephine Janssens en Wijnand Goijarts. Max hoorde als kleuter ademloos toe hoe zijn familie die muziek naspeelde. Hij raakte daar zo van in de ban dat hij als een soort Nikkelen Nelis met trompet, klarinet, saxofoon, gitaar en slagwerk de familie afstruinde om een centje bij te verdienen. Hij was nog puber toen hij Max Goijarts and His Music oprichtte, waarmee hij vaak ging optreden.

In dat orkest huisden musici die in de jaren twintig en dertig grote faam verwierven. Onder hen saxofonist/klarinettist André Eschauzier, drummer Emile Verbunt en trompettist Eppo Doeve. Zij allen waren al jaren als jazzmusici werkzaam toen James Meijer – volgens presentatoren Winfried Baijens en Giovanca Ostania van 100 jaar Jazz in Nederland ‘de standaard voor jazzbands in die tijd’ – in Amsterdam zijn Jazz Band oprichtte. Geen woord echter hierover in de tv-uitzending van 100 jaar Jazz in Nederland. Wie naar het programma keek moest ervan worden overtuigd dat honderd jaar geleden de jazz in Nederland is ontstaan in Amsterdam.

New Cool Collective begeleidt de jonge zangeres Luyi, winnares van het Prinses Christina Concours.
New Cool Collective begeleidt de jonge zangeres Luyi, winnares van het Prinses Christina Concours.

Er valt door deze valsspelerij niet zoveel te vertellen over deze ‘vrolijke reis door de geschiedenis’, zoals de NTR wil doen geloven. Gelukkig waren er voornamelijk jonge, nu aan de weg timmerende jazzmusici te zien, onder wie Kika Sprangers, Anna Serierse, Yannick Hiwat, Amok, Pax the Humanoid, Tijn Wybenga en Smandem, maar ook New Cool Collective en Martin Fondse. Met z’n allen probeerden zij duidelijk te maken dat de huidige ontwikkelingen in de jazz alles hebben te maken met wat hun voorgangers in ruim honderd jaar hebben opgebouwd.

En ja, daar gingen we weer. De Randstedelijke hofjes kwamen uitgebreid aan bod, over de evenveel geschiedenis schrijvende jazzscenes uit Nijmegen, Tilburg, Rotterdam, Groningen, Den Haag en Den Bosch geen woord. Die tellen immers niet mee. We zijn het onderhand natuurlijk wel gewend. De zelfbenoemde jazzprofessor in Nederland, Walter van de Leur, bestond het een aantal jaren geleden om in Paradox, het hol van de Tilburgse Jazzschool, een referaat te houden over de geschiedenis van de jazz in Nederland. Waarbij de Tilburgse eigentijdse jazz, in 1973 gevestigd door Groep Ohm en toonaangevend uitgegroeid in Nederland en ver daarbuiten, met geen woord werd vermeld. Wel Amsterdam, Amsterdam, Amsterdam.

Smandem vermengt volgens gitarist Rafael Sinay verschillende soorten muziek, waardoor verleden en heden van de jazz samenvallen.
Smandem vermengt volgens gitarist Rafael Sinay verschillende soorten muziek, waardoor verleden en heden van de jazz samenvallen.

Je kunt niet anders concluderen dan dat 100 jaar Jazz in Nederland regelrechte geschiedvervalsing is. Een schande, zeker omdat het Nederlands Jazz Archief, dat zijn medewerking verleende aan de uitzending, beter moest en kán weten. Waarheidsbevinding moet ook in deze als prestigieus aangeduide projecten het hoogste goed zijn. Maar daar was geen moment sprake van. Zolang enkele machtscentra vanuit hun plaatstalen  toren de ‘geschiedenis’ van de jazz in Nederland naar hun hand zetten en zodoende het verloop ervan bepalen, kon 100 jaar Jazz in Nederland ook een schaamteloze promotie zijn voor het North Sea Jazz Festival. Dat precies op de dag van uitzending in zwaar afgeslankte vorm van start ging en kennelijk nog wel wat toeschouwers kon gebruiken. Mojo Concerts, organisator van dit festival, was ook nog eens mede-organisator van ‘deze vrolijke reis door de geschiedenis van de jazz in Nederland’. Over belangenverstrengeling gesproken. Koppelverkoop mag ook.

Als je het over de geschiedenis van de jazz in Nederland hebt, kun je niet om bandleider Boy Edgar heen.
Als je het over de geschiedenis van de jazz in Nederland hebt, kun je niet om bandleider Boy Edgar heen.

Buiten de Randstad is de rest van Nederland voor kunstenmakers die ‘iets’ met jazz doen, met bordkarton dichtgetimmerd. Hoezeer er vanuit de donkere krochten van achter dat bordkarton ook wordt geprotesteerd en gecorrigeerd, er verandert niets. Het blijft maar doorgaan, net of er nog nooit op dit manco is gewezen. Er wordt in het geval van deze column hooguit meesmuilend gemompeld: daar heb je weer zo’n zeikerdje uit het zuiden. Jazeker, en dat zeikerdje zal blijven zeiken, containers vol.

Want er is niet alleen sprake van geschiedvervalsing, belanghebbenden worden er ook nog eens financieel mee te kort gedaan. Eigen ervaring heeft deze schrijver geleerd dat leden van commissies die subsidies verlenen, nogal eens met de Franse slag hun werk doen. Hoe vaak komt het niet voor dat je hen zelden of nooit bij concerten kunt treffen. Uiterst comfortabel voor die thuisblijvers om de gemakkelijkste weg te kiezen en te kijken wat de media te bieden hebben. Die zijn toch toonaangevend? En daarop als commissielid je mening te baseren.

Zangeres Anna Serierse en sopraansaxofoniste Kika Sprangers, waardige vertegenwoordigers van de nieuwe generatie jazzmusici.
Zangeres Anna Serierse en sopraansaxofoniste Kika Sprangers, waardige vertegenwoordigers van de nieuwe generatie jazzmusici.

Leuk straks als de poet weer moet worden verdeeld. Bij de laatste subsidieronde van het Fonds Podiumkunsten kwam negentig procent van het geld in Amsterdam en de Randstad terecht. Deze schrijver voorspelt nu al dat het bij de volgende ronde dicht tegen de honderd procent zal zijn. En als het FPK niet subsidieert, doen in zijn slipstream provinciale en gemeentelijke overheden dat ook niet. Want ja, de geschiedenis van de jazz is uitsluitend gemaakt in Amsterdam, ‘de televisie’ heeft het zelf laten zien. Waarom zou je dan hofjes van elders geldelijk ondersteunen? Die hebben immers toch geen betekenis?! Sterker nog, die bestaan niet eens. Anders had ‘de televisie’ ze wel laten zien.

O ja, de auteur van Jazz in Tilburg, 100 jaar avontuurlijke muziek, is ondergetekende.

RINUS VAN DER HEIJDEN
Foto’s SCHERMAFBEELDING NTR

Previous

Met Flat Earth Society raak je (gelukkig) elk spoor bijster

Next

Gôh, er wonen ook jazzmusici buiten Amsterdam

2 comments

  1. Het programma 100 jaar Jazz in Nederland was verschrikkelijk ondermaats. Kosten en moeite waren duidelijk gespaard om er een inderdaad vooral op Amsterdam georiënteerd, van expertise en historisch besef gespeend, warrig programma van te maken. Op een paar uitzonderingen (Kika Sprangers en Anna Serierse, Smandem) na was het muzikale niveau matig. Een gigantische misser, vooral als je je bedenkt dat het met jazz op radio en TV uitermate droevig gesteld is. Dank Rinus van der Heijden voor je uitstekende column.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook