COLUMN

 

Onlangs moest ik aantreden bij een cultureel radioprogramma. Daar was ook live muziek. In verband met corona , zo legde de presentatrice uit, was er maar een maximum van twee artiesten in de studio en een (jazz)columnist. Die laatste was ik. Mijn onderwerp was ‘Heevesj’ (thuis/naar huis), de nieuwe cd van trompettist en bugelspeler Marc Huynen. 

Marc flirt graag met kenmerken van de regio en eigenheid van taal. Doet er in dit verband verder niet toe. De artiest van de uitzending was een jonge vrouw van een jaar of eenentwintig, Lotte. Een zangeres met gitaar. Een singer-songwriter zo werd de luisteraars verteld. Zij maakte een erg kwetsbare, maar ook open indruk. Ze had een hoed op, een kleurige jurk tot aan haar voeten, een jasje eroverheen… hip. Een hippie?

Lotte: kwetsbaar, kleurige hoed, hippie? Nee, singer-songwriter. Beeldbewerking Gemma Kessels

De soundcheck verliep rustig, stemmetje, gitaar, refrein, bekwaam en ervaren, klaar. Ze vertelde dat ze net terug kwam van een reis door Portugal. Dat maakte me nieuwsgierig. Portugal? Ja, ze was enige tijd opgenomen geweest in een soort commune, geweldig had ze die drie maanden beleefd. Een kind van de zon , dacht ik. En warempel, het lied ging ook over de zon. De performance was leuk, eenvoudig, spontaan. Tijdens het spelen stopte ze midden in het refrein. “Ik ben het effe kwijt…” Het presentatieduo keek haar even bemoedigend aan, live is live, niet erg. Origineel eigenlijk, toch? Ze herhaalde de drie akkoorden nog eens en ja hoor, daar kwam het terug. Het liedje over de zon.

Ze wilde naar Equador, naar een vriendin, gewoon een tijdje weg. Met de liefde was het opeens anders gelopen dan ze wilde en gedroomd had. Ze moest nu even weg, weg van alles. Normaal staat mijn agenda vol met optredens, nu niks, helemaal niks, nou ja de radio dan, gelukkig. “Ik zal wel mijn moeder missen”, zei ze nog. Ik zei : “Ga daar  niet alleen de straat op.” Een vaderlijk advies. Ze moest weer naar de microfoon, het tweede lied kwam eraan. Wat mij opviel was de kwetsbaarheid. Na elk liedje een zelf relativerende giechel, zo van “Hoor mij eens.”

Na het lied werd een tape gestart. Iemand anders aan het woord over Kunst met de grote en de kleine K in Limburg. Lotte en ik konden, terwijl de tape liep, effe ‘off the record’ koffie drinken. Het werd een serieus gesprek over verdriet en liefde. Eigenlijk een gesprek zoals je in de boeken leest. Het radioprogramma, de studio, de tafel met microfoons, de lampen, de camera’s, de presentatoren, zij verbleekten bij de openheid, de hartelijkheid, de kwetsbaarheid van deze jonge vrouw.

Ik besefte het belang van het moment en deed mijn best om goed  te luisteren. “Geef een goede vriend een boot, zodat hij weg kan en ook weer terug kan komen”, hoorde ik mijzelf zeggen. Met grote blauwe ogen keek ze me aan. De giechel onder de hoed was verdwenen. Ze herhaalde mijn woorden hardop denkend. ‘Oude wijze man’, schampte het duiveltje op mijn linkerschouder. Dit is toch ook jazz. “Gank heevesj”, relativeerde de engel op de andere schouder: zoiets als “Loop heen”, vrij vertaald.

Een uur eerder vertelde Jesse over popmuziek en PIL, een stichting die popmuzikanten in Limburg de weg wijst door het bos van media, podia, marketing et cetera. Jesse noemde Lotte in dat programma  een voorbeeld, een mix van professionele aanpak en zichzelf zijn. Ik dacht aan drie generatiegenoten waar we net een jazzportret van hadden gemaakt: pianist Willem Suilen, bassist Peter Willems, saxofonist Christiaan Martens; wat een toffe band zouden zij met Lotte kunnen vormen, ook in Equador.

JO DAUTZENBERG

Previous

Stream brengt eigentijds eerbetoon aan Billy Hart

Next

Eric Boeren bespreekt met collega’s diepte van muziek

Lees ook