Japanse jazz. Wat dat dan weer is? Nieuwsgierigen naar het antwoord hadden deze dag naar het Bimhuis in Amsterdam kunnen gaan. Of hun vraag daar werd beantwoord is lang niet zeker, maar de vragenstellers zouden in elk geval hebben meegekregen dat Japanse jazz van het opwindende soort is. Mits zij verantwoord wordt vertolkt. Discussie dáárover was deze middag onnodig. Want de uitvoerende Young Jazz Society met als solist Joris Posthumus, bleek tijdens deze trip naar Japan de veiligheidsgordels vast te hebben aangegespt.
Japanse jazz is een afgeleide van de rijke Afro-Amerikaanse jazztraditie. Hoewel er aan het begin van de vorige eeuw in Japan al Amerikaanse jazz was te beluisteren, kwam de grote doorbraak na de Tweede Wereldoorlog, toen militaire orkesten het uitgaansleven van met name Yohohama gingen beheersen. De ontwikkeling aldaar liep gelijk met die van de Amerikaanse, zodat het kon gebeuren dat free jazz ook in de jaren zestig en zeventig opgang maakte in Japan.
De Young Jazz Society, een nieuwe big band uit Utrecht, plaatst 2020 in het teken van Japanse jazz. De Society gaf in het Bimhuis zijn tweede concert rond deze materie – het eerste was een week eerder tijdens het Footprints Festival in Utrecht – en dat het de zaken meteen goed aanpakte bleek uit de uitnodiging aan Joris Posthumus om als solist aan te schuiven. De altsaxofonist mag zich stilaan specialist in Japanse jazz noemen. Hij maakte diverse reizen naar dit land, speelde er met Japanse musici, bracht in 2016 zijn veelgeroemde album Tokyo’s Bad Boys uit en reist deze maand weer af naar Japan voor nieuwe cd-opnames en concerten met Japanse jazzmusici.
Joris Posthumus mag inmiddels dus met recht de geuzennaam Tokyo Bad Boy voeren. Zijn speelwijze is genoegzaam bekend: op het podium is hij een wildebras die met niet aflatende energie de hardbop uit de jaren vijftig en zestig naar verre hemelen voert. Keihard en recht voor zijn raap, geheel in de traditie van powerblazers als Albert Ayler, Frank Wright en Archie Shepp.
Juist met die spelopvatting sluit Joris Posthumus naadloos aan bij wat Japanse musici met jazz bedoelen. Ook in het Land van de Rijzende Zon zijn en waren er zulke krachtpatsers als Posthumus: Yosuke Yamashita met zijn ‘burning piano’ is er de belichaming van, maar ook Sadao Watanabe én Joris Posthumus’ Tokyo’s Bad Boys Yuichiro Tokuda en Yuki Nakae hanteren longinhoud en snelheid als hun voornaamste gereedschap.
Het was alleszins verklaarbaar dat de Young Jazz Society deze middag vier stukken speelde van Joris Posthumus. Alle van zijn album Tokyo’s Bad Boys. Uiteraard nam hijzelf hierin het voortouw. En hoe! Posthumus is gezegend met een geweldige techniek, die hij koppelt aan een innemende podiumpersoonlijkheid. Hij is het type jazzmusicus dat snelheid koppelt aan rijk versierde ornamenten. Zijn spel wortelt diep in de traditie van historische altsaxofonisten als Art Pepper, Lee Konitz, Paul Desmond en Cannonball Adderley. Van Charlie Parker erfde hij de verbeten felheid op zijn instrument. Maar nergens is hij kopiïst, zijn ongebreideldheid, fantasie en technisch inzicht zijn zijn unieke kenmerk.
En daar moet je dan als piepjong en pril muziekgezelschap weerstand aan bieden. De Young Jazz Society is een amateurgezelschap dat weliswaar onder de professionele leiding staat van Willem Friede, maar het moet hebben van het individualistisch vakmanschap van de achttien bandleden. Die dan ook nog moeten anticiperen op de teugelloze energie van ‘hun’ solist. Dat hen dat op een bewonderenswaardige wijze lukte bleek tegen het einde van het concert, toen in het Theme From Lupin III middels een glorieuze samenklank de Young Jazz Society een triomfboog voor zichzelf opbouwde.
Dat niet altijd alles volgens het boekje verliep, was te horen in het slotstuk Shofukan waarin de gitaar en elektrische piano elkaar meer bestreden dan dat ze in elkaar opgingen. Maar hier was Joris Posthumus de redder in de nood. Het was een piepkleine dissonant, want had het orkest er eerder al niet tijdens de solo van Joris Posthumus in het stuk Tokyo’s Bad Boys een schitterende, collectieve echo onder gelegd? Of waren in Jorogumo een alt- en tenorsaxofoon plus een gitaar niet de ondersteuners van een lyrische solo van Posthumus, waarna het orkest die slepend ondersteunde? Of wat te zeggen van de durf om in Pachinko samples in te zetten, waarover het orkest zenuwachtige lijnen spande? En om de jeugdigheid van de bandleden recht te doen, was Ghost Dance van de gitaarband Lite het blijk dat ‘jazz’ in de naam van Society bij hen een heel breed karakter heeft.
Het waren allemaal elementen die voortkwamen uit prachtige arrangementen, maar ze moesten dan nog wel worden uitgevoerd. En dat deed de Young Jazz Society wel heel voorbeeldig.
RINUS VAN DER HEIJDEN
foto’s GEMMA KESSELS
YOUNG JAZZ SOCIETY & JORIS POSTHUMUS
Bimhuis Amsterdam, 16 februari ’20
Kevin de Ridder – trompet
Arjen Leek – trompet
Jonne Fluitsma – trompet
Joost Hooyman – trompet
Willem Abelen – altsaxofoon
Gerben de Vries – altsaxofoon
Jan Lobée – tenorsaxofoon
Sebastiaan Wong – tenorsaxofoon
Maarten Holl – baritonsaxofoon
Joop Meijlink – trombone
Wout-Jan Branderhorst – trombone
Thomas Neijenhuis – trombone
Martijn van den Heuvel – trombone
Maarten Keesman – gitaar
Bas van der Starre – piano
Dirk Evelo – contrabas
Lucas Roorda – drums
Bouke Ansing – percussie
Willem Friede – muzikale leiding
Joris Posthumus – gastsolist, alt- en sopraansax