Foto Gemma van der Heyden/JazzNu.comDave Liebman en Richie Beirach. Ze spelen al bijna vijftig jaar samen. Medio mei waren ze in het Amsterdamse Bimhuis voor hun laatste Europese duoconcert. Het was prachtig weer. Liebman zit in het café-restaurant en is in gesprek met Nederlandse vrienden. Hij is inmiddels uitgegeten. Aan een lege tafel achter hem zit zijn maat Beirach. Zodra ik arriveer vertrekt Beirach naar de kleedkamer. Een gesprek met beide heren zit er niet in. “Zullen we het interview hier doen?” vraagt Liebman en wijst naar een lege stoel aan de tafel schuin tegenover hem. Het café is rumoerig, maar ik schat in dat de achtergrondgeluiden ons gesprek niet zullen overstemmen. Ik neem plaats, open mijn iPad en klik op de opname-app. Op het scherm druk ik op de startknop van een digitale cassetterecorder. “Oh, that’s great!” zegt Liebman voordat ik mijn eerste vraag stel.

Vertel eens over uw nieuwe album ‘Balladscapes’.
Het album bestaat vooral uit standards, jazzklassiekers. Het zijn voornamelijk ballads. Richie en ik hebben veel platen met elkaar gemaakt en dit album kan worden gezien als een terugblik op de ballads die we liefhebben. Moonlight in Vermont, dat soort  nummers. Materiaal uit de zogeheten Great American Songbooks.

Het repertoire is heel divers. Wat heeft jullie keuze bepaald?
Ik lever materiaal aan en Richie levert materiaal aan. Wij spelen wat we allebei graag spelen. We kijken waar we iets mee kunnen, maar we kijken ook naar wat we misschien niet moeten doen. omdat het ons te weinig mogelijkheden biedt. En daarna zetten we het op plaat en gaan er vervolgens mee op tournee. We kijken voor elke live-uitvoering of onze aanpak werkt. Jazz is werk in uitvoering. Het is niet zoals in de klassieke muziek, waarin de muziek wordt geschreven en mensen honderden jaren na dato dezelfde noten lezen en spelen zoals Beethoven ze schreef. Wij blijven ons ontwikkelen, het is nooit af.

Is de muziek op het album een combinatie van u samen of een gelijkwaardige verdeling van individuele inbreng?
Allebei, we brengen onze eigen ideeën mee en we dragen samen bij. Vandaag hebben we samen iets nieuws bedacht tijdens de soundcheck. We staan er open voor en als je wilt dat er nieuwe dingen gebeuren, gebeuren ze. Zolang je een sfeer creëert waarin je elkaar kansen gunt om nieuwe dingen te ondernemen, dan gebeuren ze. Als je je hier tegen keert dan is dat het einde van de ontwikkeling. Maar in de jazz gaat het als volgt: ‘Wat gaan we doen vanavond? Heb je iets nieuws vandaag?’ Het is hetzelfde als bij een gesprek. Jij praat nu met mij en je vertelt me iets waar ik nog niets over weet. Ik raak geïnteresseerd en wil er meer over weten. Het begin van een gesprek.

Foto Gemma van der Heyden/JazzNu.comDe plaat is een evenwichtige combinatie van jullie twee. Hij bevat klassieke muziek en jazz. Is Richie Beirach verantwoordelijk voor de klassieke muziek en u voor de inbreng van de jazzstandards?
Richie is pianist en alle pianisten weten wel wat van klassieke muziek: van Mozart en Chopin tot Debussy. Een saxofoon is een relatief nieuw instrument. Het bestaat amper tweehonderd jaar. Het klassieke repertoire van een pianist is vele malen groter dan dat van een saxofonist. En Richie kent dat repertoire tot in de finesses! Hij kent zowel het oude als het nieuwe werk. Hij heeft me veel muziek leren kennen die ik anders niet gekend zou hebben.

Waarin schuilt het verschil tussen Richie als pianist en u als blazer? In het gebruik van akkoorden?
Nee, in het gebruik van de harmonie. Een pianist heeft tien vingers en een meervoud aan keuzes. Ik heb een noot tegelijk. Ik kan snel spelen, maar ik kan slechts één noot tegelijk spelen.

U speelt de solopartij?
Richie speelt solo, ik speel solo, we spelen ook gelijktijdig solo. Er is geen strikt patroon in ons spel. Er is een bepaalde indeling, maar de manier waarop de muziek is opgebouwd verschilt van nummer tot nummer.

U speelt inmiddels bijna vijftig jaar samen.
Ja, dat doen we al sinds1968. We ontmoetten elkaar tijdens  een jamsessie op een school in New York en daar raakten we met elkaar bevriend. Zo is het begonnen.

U studeerde beiden bij pianist Lennie Tristano.  Heeft u elkaar daar niet eerder ontmoet?
Nee. We hebben inderdaad beiden bij Lennie gestudeerd voordat we elkaar ontmoetten. We hadden les van Lennie omdat hij de enige jazzleraar in New York was – die ik kende. Lennie was zeer streng. Hij had zijn eigen manier van lesgeven en ik studeerde slechts een jaar bij hem. Ik was te jong om hem te kunnen waarderen. Ik wist niets over hem, behalve dat hij jazzlessen gaf. Er waren geen boeken, er waren geen leraren, het jazzonderwijs stond nog in de kinderschoenen. We leerden door te luisteren, we speelden na wat we zagen en hoorden. ‘Trial and error’. Er waren geen leerboeken met tips en trucs. Iedereen deed het op zijn eigen manier. Heel individueel. Iedereen had zijn eigen manier van leren, daarom was  de jazzmuziek in die periode heel individueel. Nu zijn er scholen, lessystemen. Iedereen leert hetzelfde. De individualiteit is nu ver te zoeken. Alles heeft zijn positieve en negatieve kanten.

Foto Gemma van der Heyden/JazzNu.comLaten we het hebben over uw opnames. Uw nieuwste album is opgenomen in Duitsland.
In Duitsland hebben we een opnametechnicus en een studio. Iemand die onze muziek een warm hart toedraagt… en dat al vele jaren. Hij stelt ons zijn zijn studio kosteloos beschikbaar, zodat wij de muziek kunnen opnemen die we willen.

Waarom Duitsland?
Vanwege deze opnamestudio. En omdat de producent ons de mogelijkheid biedt om het te doen zonder dat het ons iets kost. Er staat bovendien een uitstekende piano en de studio biedt ons een uitstekende geluidskwaliteit. Ik neem er inmiddels dertig jaar platen op.

Een tijdje terug sprak ik  op deze plek met Enrico Rava. We hadden het over zijn opnames voor ECM. Hij was zeer tevreden over deze maatschappij. Zowel Richie als u zijn na de jaren zeventig niet meer actief geweest voor ECM. Is daar een reden voor?
Ik maakte twee platen voor ECM, midden jaren zeventig, met Richie en daarna een plaat met  Steve Swallow. Ik moet toegeven, deze twee albums waren zeer invloedrijk. Mensen vragen er nog steeds naar. ECM was nog maar net begonnen en het is bijzonder hoe lang produer Manfred Eicher inmiddels in staat is om hiermee door te gaan in een tijd waarin het zo slecht gaat met de platenindustrie. Ik respecteer hem absoluut voor wat hij doet. We hebben een paar prachtige platen bij hem opgenomen. Manfred heeft zijn eigen methode. Het is niet per definitie de manier waarop ik het zou willen doen. Maar hij doet het op zijn eigen manier.

Niet per definitie?
Ik ben het niet met alles eens met wat Manfred doet. Maar hij is zeer professioneel bezig en hij heeft zijn visie en zijn platenmaatschappij en dus heeft hij het recht om een eigen beschouwing te hebben. Hij heeft een zeer sterke visie!

Foto Gemma van der Heyden/JazzNu.comEen van zijn denkbeelden is dat hij maximaal een opname maakt per twee jaar, maar u heeft er  inmiddels veel meer gemaakt. Ik tel er op dit moment 512.
Ik heb veel ideeën en ik wil dat het gebeurt. Ik zal niet stoppen totdat het klaar is. Weet je, als ik een platenmaatschappij vind die geïnteresseerd is in free-jazz, dan ben ik er. Ik speel wat ik wil. Maar ik speel op veel manieren, dus ik moet telkens weer een maatschappij vinden die daarmee aan de slag wil. Geen label houdt van alles, maar ik wil alles doen. Daarom heb ik zoveel bij verschillende labels opgenomen. Als ik geïnteresseerd raak in iets, dan wil ik het uiteindelijk op plaat zetten. Voor mij is het proces van platen produceren een vorm van vervolmaking. Ik weet niet hoe het verder gaat en waar het eindigt, maar daar houd ik me ook niet mee bezig. Ik doe het om mijn gedachten te ordenen. Sommigen zijn er blij mee, anderen niet.

De platenindustrie is nu niet meer wat zij dertig jaar geleden was?
Je kunt zelfs stellen dat de platenindustrie is verdwenen. Bijna volledig verdwenen. Richie en ik kunnen nog een beroep doen op een platenmaatschappij in Duitsland, maar de wereld ziet er anno 2016 anders uit. En dat is heel jammer voor de jonge muzikanten, omdat ze niet kunnen rekenen op de steun van een platenmaatschappij. Zonder maatschappij kun je je muziek niet verkopen. Vroeger hielpen de maatschappijen je met het verkopen van je muziek. Maar tegenwoordig vloeien alle inkomsten weg via het internet. De musici zijn aangewezen op hun zelfredzaamheid. Ze doen het zelf, ze zetten hun materiaal op Facebook en af en toe krijgen ze de gelegenheid hun werk op plaat te zetten. Meer kunnen ze niet doen om hun muziek aan de man te brengen. Ze spelen waar ze kunnen om geld te verdienen, om een inkomen te genereren. Het wordt steeds lastiger om jazzmuziek uit te brengen.

Er is vrijwel geen markt meer voor jazzmuziek. Wat doet dat met u, als docent?
Ik weet niet waarom de jongeren nog jazz spelen. Maar ik zeg je: de jazzmuziek van nu is beter ontwikkeld dan de jazz die ik in mijn vijftigjarige loopbaan heb gehoord. Jongeren van nu brengen allerlei nieuwe invloeden mee. Het is niet de jazz van Charlie Parker. Het jazzlandschap ziet er tegenwoordig heel anders uit. Sommigen zijn bijzonder goed ingevoerd in het verleden van de jazzmuziek en  sommigen niet, maar muzikaal gezien is het allemaal echt interessant. Dus, om op je vraag terug te komen: zakelijk gezien leven we in barre tijden, maar muzikaal gezien niet. Jongeren doen wat ze doen. Het maakt ze niet uit of ze er geld mee verdienen, ze doen wat ze doen. Totdat ze ouder worden en een bepaalde verantwoordelijkheid met zich meedragen.

Foto Gemma van der Heyden/JazzNu.comAls u vandaag de dag zou beginnen, zou u dan nog jazzmusicus zijn?
Nee, ik zou het niet doen. Ik zou me beperken tot speciale gelegenheden. Ik zou het als hobby doen. Ik zou professioneel gezien zeker iets anders doen. Ik adviseer mensen die willen beginnen om het niet te doen, tenzij ze echt toegewijd en getalenteerd zijn. Als je getalenteerd bent, go for it! Maar zo niet, doe dan iets anders. Het is lastig. Anderzijds kun je stellen dat de muziek nog steeds in trek is. Jazz is internationaal en niet meer beperkt tot Amerika en West-Europa. Jazz is tegenwoordig overal. Ik heb studenten in mijn klas op Manhattan School uit Kathmandu, uit Bangkok, Korea en ze spelen geweldig, ze zijn enthousiast en ze willen alles weten.

Er is dus toch een toekomst voor jazz?
Er zal altijd jazz zijn. Mensen willen musici zoals wij, onze instrumenten horen en zien spelen en beleven hoe wij onze emoties omzetten in muziek. Ze worden geraakt door improviserende musici. Wat betreft de muziekindustrie kan ik je vertellen dat we dezelfde weg gaan als de journalistiek, de filmwereld, de poëzie. Het is voor ons allemaal zwaar weer.  Maar goed, dat is een andere discussie.

Daar zou ik graag nog verder met u over willen praten, maar met het oog op de tijd stel ik u de laatste vraag. Hoe kunt u al deze prachtige muziek op uw album in een duo-formaat gieten? U speelt Shorter als Shorter, Coltrane als Coltrane, maar toch zijn het Dave Liebman en Richie Beirach die het spelen. Hoe doet u dat?
Nou, de persoon die muziek maakt is uiteindelijk een muzikale persoonlijkheid. Deze gaat boven alles. Ik kan een Wayne Shorter- compositie spelen, maar IK zal het horen en spelen op de manier waarop ik het voel. En met klassieke muziek is het niet anders. Als je een Bach-sonate speelt of Mozart, of wat dan ook, doe je dat naar eigen inzicht en gevoel, ook al betreft het bladmuziek. In ons geval is het hetzelfde. We houden van de muziek, we spelen met ons gevoel. Improvisaties brengen een vrij zware verantwoordelijkheid met zich mee. Maar we houden ervan om de muziek van de meesters te spelen omdat ze ons zoveel geleerd hebben en omdat ze het voor ons mogelijk hebben gemaakt om te spelen wat – en hoe – we nu spelen. Wayne Shorter heeft veel invloed gehad op mijn spel, evenals Coltrane. Richie en ik gebruiken al deze informatie als een bron van kennis en als een manier om ons te ontwikkelen. Als ik luister naar wat Wayne deed, kan ik horen wat ik nu zelf doe. Het zet mijn spel in perspectief. Verwacht van mij geen revolutionaire manier van spelen, maar ik weet zeker dat – ik ken Wayne natuurlijk – hij niet wil dat ik hem imiteer. Hij vindt het prachtig dat ik door hem word geïnspireerd.

Foto Gemma van der Heyden/JazzNu.comEn in die inspiratie schuilt het geheim?
Die inspiratie is de reden waarom we de muziek van de meesters blijven spelen, zoals Duke Ellington, John Coltrane, Bill Evans en noem maar op. En natuurlijk ook uit respect voor de traditie. Omdat we geloven in deze traditie. Jazz is inmiddels een honderd jaar oude Afro-Amerikaanse traditie. Het is begonnen en groot geworden in steden als Chicago, New Orleans, Philadelphia, New York. Het is stadsmuziek, geen countrymuziek. Het is een mix van mensen die elkaar toevalligerwijze ontmoeten, mensen uit alle windstreken. Nu meer dan ooit. En ze spelen de muziek van de meesters uit eerbied voor de  traditie. Dat is mooi. Daar geloof ik in.

ROBIN ARENDS
beeld GEMMA VAN DER HEIJDEN

www.davidliebman.com

Lees terug:
Concertrecensie: Liebman en Beirach vertrouwen elkaar volledig

Previous

Bill Frisell: het is nu onderhand mooi geweest

Next

Tin Men en Metropole Orkest verleggen grens van jazz nú

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook