Tussen de vele persberichten die JazzNu bereiken, viel dat ene van Mark Lotz op: om te melden dat hij weer terug is bij jazzmuziek. Heuh? Maar hij is toch altijd jazzmusicus geweest? Zo’n bewering vraagt om uitleg en die geeft de fluitist maar wat graag. De fluitist die van Mark Alban Lotz intussen Mark Lotz is geworden houdt het simpel: “Solo spelen is niets anders dan een boek voorlezen of voor een klas staan.”

Mark Lotz zegt van zichzelf: “Ik ben jazzfluitist.”

“Ik heb zojuist mijn cd The Wroclaw Sessions uitgebracht”, verklaart hij. “Ik nam die op met twee Poolse musici, contrabassist Grzegorz Piasecki en drummer Wojciech Buliński. Met deze cd in trioformaat refereer ik voor het eerst weer aan de traditie van jazz. Je hoort Grzegorz en Wojciech duidelijk in vieren spelen. En ikzelf? Als iemand mij vraagt wat mijn beroep is zeg ik: ik ben jazzfluitist. En zo oefen ik ook.”

Gevraagd naar zijn muzikale concept volgt het antwoord onmiddellijk. “Ik speel totale muziek. Ik heb volop gestudeerd en veel gezien en gehoord. Als kind luisterde ik vanwege de jazzvoorkeur van mijn vader al naar grootheden als Cecil Taylor en Duke Ellington. Toen ik in Oeganda opgroeide kwam ik in aanraking met de traditionele Afrikaanse muziek en dat heeft diepe indruk gemaakt. Nadien hield ik me bezig met Afro-Cubaanse muziek vanwege mijn Yoruba cd-trilogie – die deels in Cuba is opgenomen – en Shango’s Dance Ensemble. Ik bracht drie cd’s uit met Afro-Cubaanse muziek. Door mijn samenwerking met Omar Ka in A Fula’s Call ontstond er een crossover met West-Afrikaanse muziek van het Fula-volk.”

“In Nederland studeerde ik klassieke muziek en jazz. Ik heb me ook bezig gehouden met Indiase muziek. Ik was contractstudent op Codarts voor Klassieke Noord Indiase Muziek. Ik kan dus aan veel zaken refereren. Als iemand een introductie speelt, weet ik bij de eerste klanken al wat hij doet. Ik heb veel kennis en daardoor grote oren. Stravinsky zei ooit: ‘Je kunt geen emotionele band maken, als je niet het moment van herkenning hebt’.”

OEGANDA

Mark Lotz werd geboren (1963) in Tübingen in Duitsland, maar groeide op in Thailand en Oeganda. Hebben die verschillende omgevingen invloed gehad op de muzikale veelvraat die Mark Lotz is? “Op zeker moment sprak ik beter Thais dan Duits”, lacht hij. “Ik zoog alles op als kind. Naast ons huis in Thailand stond de villa van Neckermann (oprichter van het gelijknamige postorderbedrijf, rvdh). Er werden voor de toeristen muziekvoorstellingen georganiseerd. Met mijn zus deed ik op z’n Thais mee. Ik zal daar zeker wel door beïnvloed zijn. Toch heb ik niet veel met Thaise muziek, evenmin als met Japanse muziek en gamelanklanken. In Afrika zijn we vaak naar een openluchtbioscoop in Kampala gegaan. Na de film was er ergens altijd wel Afrikaanse trommelmuziek met ‘belly-dancing’. Dit fascineerde mij enorm. De beat, de energie, de sound en het zweet van de danseressen. Van deze trance-achtige, luide situatie met al dat zweet droom ik nog steeds.”

Mark Lotz: “Ik maakte kennis met de muziek van Michael Heupel uit Bonn, de beste fluitist die ik ken.”

Mark Lotz’ vader Rainer werkte voor het Bundesministerium für Wirtschaftliche Zusammenarbeit und Entwicklung, het Duitse ministerie voor ontwikkelingshulp. Daardoor moest zijn gezin nogal eens ‘verkassen’. Toen zoon Mark elf jaar oud was keerden de Lotzen van Oeganda terug naar Duitsland. “Ik maakte kennis met de muziek van Michael Heupel uit Bonn, de beste fluitist die ik ken. Zo wilde ik ook spelen. Ik was echter een laatbloeier. Op 16-jarige ging ik naar een muziekschool om gitaar te leren spelen. Maar na een jaar werd ik van school gegooid. Gitaar was duidelijk niet mijn instrument. Op 17-jarige leeftijd werkte ik in een looierij om mijn eerste fluit te kunnen kopen. Ik ben vervolgens als autodidact aan mijn carrière als musicus begonnen. Dat was natuurlijk geen best idee, zo leer je vooral de verkeerde dingen. Ik studeerde ook nog korte tijd etnologie in Berlijn.”

“Een van mijn vrienden was student in Hilversum en zei: ‘Kom ook’. Ik had op dat moment geen idee wat ik met mijn leven moest. Ik kon niets: geen jazz spelen en ook geen fluit. Met moeite werd ik toegelaten tot het conservatorium van Hilversum. Daar ben ik serieus gaan oefenen. Mijn eerste band was met pianist Michiel Borstlap, contrabassist Tjitze Vogel en drummer Dick Verbeeck. Op het conservatorium had ik een ontzettend goede docent voor techniek, Friederike Darius. Zij zei: ‘Volgend jaar ga jij toelating klassiek fluit doen’. Daar leerde ik alles van traditie en verfijning. Je wordt er geen betere jazzmusicus van, wel een betere fluitist. Op het conservatorium had ik ook de fantastische leraar Jos Zwanenburg, zelf een zeer ruimdenkende fluitist, componist en visionair in nieuwe muziek. Ook hij ondersteunde mij goed.”

FANTASIE

Traditie en verfijning en voeg daar de fantasie van Mark Lotz bij en je kunt spreken van een bijzondere combinatie. “Als ik een idee krijg, dan pak ik gewoon iets aan. In mijn leven is veel gebeurd, omdat het gebeurt. Met Cubaanse muziek begon ik omdat ik hier een Cubaanse drummer tegen het lijf liep. Mijn samenwerking met (percussionist/drummer) Alan Purves ging ook zo. Ik ontmoette hem in het Globe Village Orchestra en nu speel ik nog steeds met hem. Onze samenwerking resulteerde onder meer in de cd Food Foragers.”

Mark Lotz: “Ik ben als autodidact aan mijn carrière als musicus begonnen. Dat was natuurlijk geen best idee, zo leer je vooral de verkeerde dingen.”

“En nu is er dan mijn album The Wroclaw Sessions en dat is ook toevallig tot stand gekomen. Ik was in Polen voor wat masterclasses en concerten. Contrabassist Grzegorz Piasecki stelde voor naar een studio te gaan om iets op te nemen. Ik koos snel wat stukken die ik bij me had en waarvan ik dacht dat die zouden werken in trioformaat met fluit. Zo gaat dat in de jazz. De hele cd hebben we in een middag opgenomen. Ondanks een flinke kater en een zieke drummer vind ik het resultaat fantastisch. Er staan twee echte, enigszins modale jazzstukken op, ook Pata Pata van Miriam Makeba,. Ik heb twee stukken samen met Grzegorz ter plekke geïmproviseerd opgenomen. Een compositie van mij is gebaseerd op een raga-melodie van Hariprasad Chaurasia.”

“Als je zonder harmonie-instrument speelt vind ik dat de muziek – hier jazztrioformaat het beste werkt als je stukken kiest die harmonisch niet ‘sophisticated’ en te ingewikkeld zijn. Ook stukken met een lange vorm werken niet. Van Sam Rivers – bekend van zijn lange composities – heb ik het korte Euterpe gekozen. Dit is een dankbaar en simpel stuk dat ik voor deze sessie zelfs nog wat heb vereenvoudigd.”

Met het noemen van de naam Chaurasia doelt Mark Lotz op de Indiase fluitist Pandit Hariprasad Chaurasia. “Hij heeft dertig jaar les gegeven aan Codarts Rotterdam en is de reïncarnatie van Coltrane, Bach en Stravinsky”, zegt Mark Lotz beslist. “Hij heeft de bansuri-fluit als gerespecteerd instrument in de Hindoestaanse muziek gebracht. Deze fluit werd altijd maar als een folklore-instrument beschouwd. Dankzij hem is het nu zelfs een zeer gerespecteerd instrument voor klassieke muziek. Het is nogal wat om dit in je eentje zo voor elkaar te krijgen. Pandit Hariprasad Chaurasia is daardoor voor mij een van de meest gewaardeerde goeroes in die muziek. Hij heeft veel cd’s gemaakt, alle met live-opnamen. Call of the Valley uit 1988 is door Chaurasia’s geschiedenis voor mij een heel belangrijke geworden. Wellicht door zijn leeftijd (80 jaar, rvdh) bibbert hij heel erg. Maar spelen doet hij nog altijd, na een paar minuten bibbert hij niet meer.”

BANSURI

“Mijn vriend en medestudent Praful schonk mij mijn eerste bansuri-fluit. Ik leerde hem vroeger dwarsfluit, hij mij – veel later – bansuri. Ik durfde geen les bij Chaurasia te gaan nemen. Dat wilde ik pas als ik twintig uur per week kon studeren. Ik heb toen een stoomcursus bij de Franse docent Henri Tournier gedaan.” Ook hij legde een verbinding tussen jazz en Noord-Indiase muziek. Hij hanteerde ook dezelfde thema’s en wijze van improviseren als Chaurasia. “Je speelde een korte melodie, dan een improvisatie. Het ging weliswaar om veel regels, maar je speelde gewoon. Hoe meer je speelt, hoe meer je leert.”

Mark Lotz: “Ik zoek naar klanken, expressie en die kan ik met elektronica vergroten.”

Sinds drie jaar werkt Mark Lotz ook met elektronica. “Nou ja, werken. Dat is een groot woord. Elektronica schept veel mogelijkheden. Zeker qua klank, belangrijk omdat ik die altijd opzoek vanwege mijn klassieke achtergrond en als improvisator. Ik zoek naar klanken, expressie en die kan ik ermee vergroten. Het enige wat ik gebruik is multi-effect- en loop-apparatuur. Geen laptop of andere computer. Toen ik de cd Live at Jazzcase opnam, had ik dat ‘machientje’ pas twee weken. Omdat ik veel reis heb ik de soundbox aangeschaft. Je bent daarmee niet afhankelijk van microfoons of andere technische benodigheden, zoals effectapparaten, monitoren en fantoomvoeding. In de woestijn van Egypte werkt hij ook.”

JAMES NEWTON

In de geschiedenis van de jazz speelt de fluit geen prominente rol. Toch heeft de traditie befaamde instrumentalisten opgeleverd. Hubert Laws en James Newton zijn er saillante voorbeelden van. Hebben zij betekenis gehad voor de ontwikkeling van Mark Lotz als fluitist? “Ik heb bij beiden gestudeerd. Ik begon bij Hubert Laws. Hij beschikt over een fantastische techniek en hij swingt! Hij werd groot met The Crusaders, ik heb zijn platen grijs gedraaid, die kan ik allemaal zingen. James Newton is een fenomeen, omdat hij de fluit op een heel ander niveau heeft gebracht. Hij gaat uit van de zwarte traditie, maar hij heel veel meer invloeden uit de modern-klassieke muziek ingebracht. Solistisch is hij niet zo interessant, maar hij heeft wel heel interessante dingen gedaan met Duke Ellington. Voor mij is fluitist Michael Heupel overigens de grootste invloed geweest.”

Mark Lotz: “Solo spelen is een eenzame job, met anderen erbij is veel leuker en dynamischer, er is meer communicatie.”

Soloconcerten zijn volop besteed aan Mark Lotz. “Ik houd ervan om solo te spelen en ben daar ook juist goed in. Als artiest moet je echter niet uitsluitend solo spelen. Je  moet ook met ensembles optreden, om bijvoorbeeld inspiratie op te doen. De fluit is niet echt een hard klinkend instrument. Om je verhaal te vertellen, ben je in veel zalen aangewezen op versterking. Als ik heel vrij kan soleren, kan ik veel meer laten zien en horen. Solo spelen is een eenzame job, met anderen erbij is veel leuker en dynamischer, er is meer communicatie.”

“Ik ben met mezelf tevreden, hoor. Ik kan de aandacht bij luisteraars zeker vasthouden. Ik denk dat dit komt door mijn filmische benadering. Dat hoor ik tenminste vaak terug. Mensen krijgen steeds veel associaties met mijn muziek. En die energie moet je koesteren. Met spanning de aandacht constant vasthouden. Het is niets anders dan een boek voorlezen of voor een klas staan.”

Mark Lotz heeft een hele verzameling fluiten. Een pvc-fluit valt daar bijzonder in op. “Die is door een professionele bouwer, Jelle Hogenhuis – de vader van Maarten – gemaakt. Ik beschik over een van zijn prototypes. In Taiwan heb ik op een plastic fluit gespeeld. Hij bracht een fantastisch geluid voort en bovendien kon je hem zo in een zwembad gooien. Ik heb inderdaad nogal wat fluiten, wel drie verschillende c-fluiten en ook een gouden kopstuk, kostte 5.600 euro. Ik ben zelf een slechte knutselaar, maar heb wel bepaalde ideeën met microfoons. Daar zou ik ook weer mee naar een bouwer moeten, maar ja, daar hangt wel een prijskaartje aan. En wat ik dolgraag zou willen? Een contrabasfluit van Kotato Fukushima. Naast een goede zilveren fluit mis ik toch een houten fluit en een gouden fluit.”

COMPONEREN

Componeren doet Mark Lotz alleen in opdracht. “Iedere jazzmusicus is componist. Velen hebben de drang om een stuk neer te zetten, bij mij is dat wat minder. Ik kom pas in actie als de opdracht of een bepaald doel er is. Vaak bedenk ik iets als de aanleiding níet de muziek is. Ik bouw dan iets rond een bepaald motief, een ritme, een klank. Ik concentreer me nooit lang op één zaak en houd ook niet van complexiteit.” Opdrachten voor composities vraagt Mark Lotz zelf aan of hij krijgt ze toegespeeld. “De laatste tijd is het zó moeilijk. Ik ben adviseur compositie voor het Fonds Podiumkunsten. Dan zie je hoeveel aanvragen er binnenkomen. De concurrentie is daardoor enorm. Projectsubsidies zijn heel moeilijk om door de selectie te krijgen.”

Mark Lotz: “Er is tegenwoordig echt een heel mooie generatie nieuwe musici. Ook als mens.”

Improviseren, dat doet Lotz liever dan componeren. “Ik heb zoveel fantasie. Ik kan zo iets bedenken. De moeilijkheid is om het af te werken. Iets afmaken met een staartje en een tweede stem is moeilijk. Ik merk dat ik tijdens lesgeven op het conservatorium veel meer ideeën heb dan de leerlingen. Ik ben de opa en zij zijn jong en creatief. Er is tegenwoordig echt een heel mooie generatie nieuwe musici. Ook als mens. Minder ruw dan in mijn tijd, beter opgevoed lijkt het dan vroeger. Heel veel van die studenten kunnen zó goed spelen en ze zijn breed georiënteerd.”

NAAM INGEKORT

Mark Alban Lotz is inmiddels Mark Lotz geworden. “Bij het verschijnen van de cd Foot Foragers heb ik mijn naam ingekort, mijn tweede voornaam weggelaten dus. Ik kwam erachter dat Mark Alban Lotz misschien een beetje te lang is. Bij vermelding van de naam van bepaalde bands had die naam soms net teveel woorden.”

RINUS VAN DER HEIJDEN
Foto’s GEMMA KESSELS

 

www.lotzofmusic.com

 

 

Previous

Rotterdam Jazz Orchestra legt karakter stad bloot

Next

Fotograaf Frans Schellekens’ blanke pit leeft voort

1 comment

  1. Heeft Mark Lotz echt gezegd dat James Newton solistisch niet interessant is? Of was hier sprake van een kleine communicatiestoornis tussen interviewer en geïnterviewde? Ik ben geen fluitist en dus geen expert maar als James Newton solistisch op de fluit niet echt potten kon breken wie dan eigenlijk wel? Mijns inziens is Newton een fenomenale solist geweest die zich de laatste decennia meer is gaan richten op eigentijdse gecomponeerde muziek vanuit een meer Europese traditie.

Comments are closed.

Lees ook