Tenorsaxofonist Max Ionata was tot voor kort uitsluitend bekend in Italië, maar dankzij slagwerker Frits Landesbergen kennen we hem tegenwoordig ook in Nederland. Drie jaar geleden interviewde deze schrijver hem nog per email. Als de tenorsaxofonist in Nederland is, benadert JazzNu hem voor een gesprek in Haarlem. Max Ionata zit, uitgeblust na een te vroege vlucht van Rome naar Rotterdam, met Frits Landesbergen op een terras aan het Spaarne. “Je kent Max’ verleden toch wel?” vraagt Frits. Helaas is dat onderdeel niet in het vorige interview ter sprake gekomen. Ionata treedt twee dagen later op tijdens het Jazzfestival in Laren. We besluiten het interview van drie jaar terug over te doen. En nu nemen we het verleden meteen mee!

Foto Paolo Soriani
Foto Paolo Soriani

Jazzfestival Laren, zaterdag 3 september, 18.30. De interviewer loopt rond in het Singer. Ionata en Landesbergen zijn nergens te vinden. Het festivalterrein is vrijwel leeg. De interviewer neemt plaats in een ruimte, grenzend aan het zaaltje waar Ack van Rooijen en Tineke Postma aan het repeteren zijn. Een beveiliger komt poolshoogte nemen. Plotseling wandelt Ionata de ruimte in. “Ah there you are!” zegt de mediterrane broer van Bill Evans. De beveiliger druipt af. We kiezen de binnentuin voor het interview.

Vertel over je nieuwe album. Je samenwerking met organist Alberto Gurissi. Hoe is het begonnen?
We zijn een jaar of twee, drie geleden begonnen in Milaan. Ik had nog nooit van Gurissi gehoord. We waren uitgenodigd door een drummer om samen in een trio te participeren en ik merkte al vrij snel dat Gurissi geweldig speelde. De meeste organisten spelen een prachtige bluesline, maar ze zijn meestal niet al te bedreven in de jazzmuziek. Ik speelde regelmatig met Lucca Mannutza op orgel. Hij speelt orgel als een pianist, maar Alberto speelt orgel als een organist met de mentaliteit van een pianist. Hij houdt van harmonie, hij kiest voor oplossingen, hij houdt van jazz! En dat is het belangrijkste voor mij. Ik wil graag een deuntje kunnen spelen dat in mijn hoofd zit. We kunnen samen alle muziek spelen die we willen, want we hebben dezelfde smaak, dezelfde intentie.

Duidelijk. Als je een nummer gaat schrijven, hoe begin je eraan?
Ik ga achter de piano zitten en als er een melodie in me opkomt, dan schrijf ik deze uit.

Je schrijft dus aan de piano, maar je bent een saxofonist. Er is een Hammondorganist. Er is een drummer. Hoe werk je dit verder uit?
Ik schrijf alleen de ruwe ideeën uit en concentreer me vervolgens op mijn eigen partij. De arrangementen bespreek ik met de jongens. Ik geef aan wat voor sfeer ik wil en zij komen met ideeën. En bij het nummer van Frits – At Vic’s – dat we hebben opgenomen voor Rewind, heb ik Frits geadviseerd de acht maten aan het eind in bes mineur te zetten. Hij vond het meteen een goed idee. Deze aanpassing heeft het nummer net een andere sfeer gegeven. Frits is een geweldige muzikant. Hij is niet alleen een drummer, maar hij speelt ook geweldig piano. Ik ben erg blij dat ik Frits heb ontmoet.

En de samenwerking met Gurissi was ook goed?
Ja, het is mooi om te zien hoe de muziek is ontstaan. Je kunt samenwerken met mensen zonder dat er iets gebeurt. Het is belangrijk dat je energie krijgt van de mensen waar je mee speelt. Het is als een geur. Je kunt een geur niet uitleggen. De geur van rozen of van de zee. Zo is het met muziek. Je kunt een geweldige klik hebben met de ene muzikant, terwijl de andere je totaal niet inspireert. Dezelfde muziek, hetzelfde niveau, maar toch verschillend. Muziek is magie.

Heb je ervaring met slechte combinaties?
Ja, maar daar kunnen we niet over praten. Ik ben zo gelukkig omdat ik, en dat meen ik oprecht,  vooral heb gespeeld met muzikanten met wie het klikte. Goede vrienden. Ze houden van mij en ik hou van hen. Maar soms gebeurt het dat iemand minder communicatief is en zichzelf in de band isoleert.

Muziek is connectie. Maar nu je verhaal. Ik hoorde Frits vertellen over je bijzondere start in de wereld van de jazzmuziek. Vertel me er meer over
Natuurlijk, met jou wil ik er graag over praten. Het is de eerste keer dat ik dat doe buiten Italië. In Italië heb ik het al een miljoen keer verteld. Iedere Italiaanse journalist was geïnteresseerd in dit verhaal en het begon me een beetje te vervelen het elke keer opnieuw te moeten vertellen. Ik ben   nu 44 en inmiddels zestien jaar actief. Nu wil ik het eindelijk eens hebben over mijn muziek.

Foto Paolo Galletta
Foto Paolo Galletta

Steek van wal.
Ik ben als kind begonnen met saxofoon spelen in de plaatselijke fanfare in het hart van Abruzzo. Toen ik opgroeide ontdekte ik dat ik kon spelen. Bovendien heb ik een absoluut gehoor. Mijn vader was politieagent. Hij was in zijn leven nooit serieus geconfronteerd met muziek. Hij wist niets over toon of ritme. En hetzelfde gold voor mijn moeder en mijn grootouders. Niemand in de familie was muzikaal. Toch heb ik besloten om naar het conservatorium te gaan om toelatingsexamen te doen. Helaas werd mijn talent niet herkend. Sterker nog. Ze vertelden mijn vader dat muziek niets voor mij was. Ik ben een keer of drie op auditie geweest en alle keren werd ik afgewezen. Het conservatorium was gespecialiseerd in de klassieke saxofoon. Ze hielden geen rekening met de mogelijkheid dat mijn capaciteiten zich op een ander vlak bevonden. Het zal zo rond 1986 zijn geweest. Er bestond nog geen jazzafdeling. Mijn vader voer blind op hun expertise en hij gaf me geen geld meer om het opnieuw te proberen.

Maar daar bleef het niet bij.
Hoewel ik niet kon studeren, bleef ik spelen met mijn vrienden in de garage, in het jeugdhonk en op feestjes, maar dat alles was verre van professioneel. Ik werkte als vertegenwoordiger in auto-accessoires. Maar ik wist gelijktijdig dat de muziek mijn leven was.

Ik wilde muziek studeren en besloot om in een fabriek te werken, omdat het fabriekswerk kon worden afgerond binnen acht uur. Als je acht uur overdag kunt werken, kun je de rest van de dag en nacht studeren. In de fabriek waar ik werkte, waren de diensten over 24 uur verdeeld in drie verschillende ploegen. ’s Ochtends, ’s middags en ’s nachts. In een week waarin je de hele nacht werkt van 22:00-06:00, kun je, na een uur of vijf te hebben geslapen, de rest van de tijd besteden aan het spelen en het bestuderen van de muziek, het luisteren naar en het naspelen van cd’s.

Als ik de middagshift moest doen, studeerde ik in de ochtend, als ik in de ochtend was ingeroosterd, studeerde ik direct daarna. Ik heb het vijf jaar zo gedaan. Werken en spelen, studeren en oefenen.

En hoe oud was je toen?
Ik was 28 toen ik besloot volledig voor de muziek te gaan. Mijn vrouw ondersteunde me en drukte me op het hart: ‘Maak je geen zorgen. Ik ben voorlopig kostwinner. Stop jij met werken en jaag je droom na.’ Ik opende een kleine muziekschool in mijn dorp en dat was oké voor een bepaalde periode. Gelijktijdig nam ik deel aan internationale concoursen en ik won ze keer op keer. Toen realiseerde ik me dat ik het kon. Tot die tijd had ik niet geconcurreerd met andere muzikanten. In dat kleine dorp waar ik geboren ben was ik op voorhand de beste. In Rome bevonden zich de grote muzikanten. Het was een droom voor mij om in Rome in een jazzclub te spelen. En het is me uiteindelijk gelukt om daar te komen. Kun je je indenken wat het voor me betekent om hier met jou in Nederland te praten? In het Engels! Tien jaar geleden kon ik me dat absoluut niet voorstellen.

Foto Umberto Germinale
Foto Umberto Germinale

Werkelijk waar? Tien jaar geleden was je toch al professioneel actief?
Ik leerde pas twee of drie jaar geleden Engels spreken. Jij was de eerste die me in het Engels heeft geïnterviewd.

En het was noodzakelijk om Engels te leren, want jazz is internationaal.
Ja. De eerste keer dat ik speelde met een Amerikaan, Robin Eubanks, zei hij tegen me – na mijn solo – ‘Mooie solo!’ Ik begreep hem niet. Pas veel later besefte ik wat hij zei! Clarence Penn en Reuben Rogers, twee grote muzikanten waar ik veel mee heb samen gewerkt leerden me wat Engels, evenals Lenny White en Alvin Queen. Maar het moest zo zijn. Ik denk dat elke ervaring in het leven van belang is. Als je vergeet waar je vandaan komt, heb je weinig van het leven begrepen.

Je weet nu waar je het voor doet.
 Als ik heel vroeg in de ochtend of eerder moet opstaan omdat ik een vlucht moet halen, of als ik een optreden heb, vijf minuten nadat ik in mijn hotel ben aangekomen, slechts tijd heb om een korte douche te nemen en dan moet rennen om het podium te halen ben ik blij. Ik ben nooit moe. De mensen die moe zijn, zijn de mensen die werken in een fabriek. Dat zijn mensen die met grote moeite in hun levensonderhoud kunnen voorzien en met minimale middelen hun gezin moeten onderhouden. Die mensen hebben het recht om te zeggen dat ze moe zijn. Muzikanten zijn gelukkige mensen. Ze mogen dát doen waar ze goed in zijn en waar ze van houden en dat is het maximaal haalbare in een leven. Muzikanten die klagen over hun situatie en zeggen: ‘Het is zo moeilijk, altijd maar die vluchten in de vroege ochtend, de concerten …’ die hebben het verkeerde vak gekozen.

Wat is er gebeurd met de kleine muziekschool?
Ik sloot hem omdat ik het te druk kreeg met spelen.

Ben je tegenwoordig nog actief in het muziekonderwijs?
Ja, ik heb nog een tijdje lesgegeven op een particuliere school in Rome, maar ik gaf het op omdat het me verveelde. Nu ben ik van plan om het lesgeven weer op te pakken. Misschien is het een kwestie van leeftijd. Mijn methode is absoluut persoonlijk. Ik heb mezelf leren spelen met cd, maar ook door samen te spelen met mensen als Dado en Frits. Ik luister, leer nieuwe dingen van de mensen met wie ik speel en maak ze me eigen. Dat is mijn geheim.

Blijven oefenen!
Ik ontdek nog dagelijks  nieuw materiaal om te oefenen. Luister dat dan! (Ionata wijst naar de tent achter ons waar Trijntje Oosterhuis met de Dutch Concert Big Band onder leiding van Johan Plomp Stevie Wonders For Once in My Life uitvoert). Dit is ons leven!

Je bruist volgens mij van de ideeën. heb je inmiddels plannen voor een nieuw album?
Ja, ik heb plannen voor opnamen met een Europees kwartet bestaande uit Frits, Olaf Polziehn uit Duitsland-Oostenrijk en een bassist uit Denemarken. Maar we zijn nog op zoek naar een sponsor. En op korte termijn zullen we de cd van Frits’ vrouw Joke Bruijs opnemen. Ik ben te gast in het orkest. En verder? Mijn cd Rewind is nog vers. Natuurlijk heb ik veel ideeën, het probleem is dat ik ze niet kan realiseren vanwege het geld. Om een cd uit te kunnen brengen moet je investeren. En een sponsor is moeilijk te vinden. Een reguliere productie kost zeker vijf tot zesduizend euro. Als ik een gulle gever vind neem ik moeiteloos één cd per maand op. Maar ik mag niet ontevreden zijn. Ik heb er inmiddels dertien opgenomen. En dat is veel in zestien jaar!

Foto Paolo Galletta
Foto Paolo Galletta

En je speelde mee op meer dan 70 cd’s! Als je terug bent in Italië, richt je je dan weer op de internationale markt?
Ja, ik wil het en ik probeer het met alles wat ik in me heb. Jazzmuziek is een internationale aangelegenheid. Je kunt niet alleen maar spelen in Nederland of Italië. Misschien was dat twintig jaar geleden nog mogelijk, maar nu niet meer. Ik speel in januari in New York, samen met de eigenaar van Smalls Jazzclub, Spike Wilner en zijn trio. En we hebben nog andere optredens. Het is een geweldige kans voor mij om daar te spelen, omdat daar de beste muzikanten van de wereld wonen. Je kunt je niet voorstellen hoe het is om te weten dat Brad Mehldau mogelijk naar je luistert… of Chris Potter. Eerlijk gezegd hoop ik dat ze het in die periode te druk hebben zodat ze geen tijd hebben om te luisteren (lacht).

Waarom? Misschien zeggen ze na afloop wel: ‘Wow, nice solo!’
Misschien wel, maar als ik daar speel moet ik mezelf kunnen zijn, anders heb ik een probleem.

ROBIN ARENDS

www.max ionata 

Previous

Ornstein en Gunnlaugs hebben geen woorden nodig

Next

Geslaagde symbiose jazz en kamermuziek bij VEIN

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook