Jazzgereedschap is een rubriek die elk jaar in januari een musicus en zijn of haar instrument belicht. JazzNu publiceerde in januari 2016 de eerste aflevering met een vijfdelige serie over contrabassisten: De Maand van de Contrabas. De succesvolle reeks is een jaar later voortgezet met vijf verhalen over drummers en werd daarmee De Maand van het Slagwerk. In januari 2018 volgde de Maand van de Piano. In 2019 was er geen ‘Maand van…’. De serie werd in 2020 voortgezet met De Maand van de Tenorsaxofoon. In 2021 verviel de serie vanwege Covid-19. Dit jaar staat de stem centraal. We startten de serie op 1 januari met Kristina Fuchs, op 8 januari volgt Sanne Rambags, Mola Sylla treedt op 15 januari aan, Monica Akihary op 22 januari en 29 januari sluit een mystery guest deze serie af.
Als je Sanne Rambags vraagt hoe het met haar gaat, is haar eerste gedachte: laat me zingen, dan hoor je het. Ze drukt zich liever uit in klanken dan in woorden. “Samen improviseren is de fijnste manier om iemand te leren kennen.”
Onlangs nog, met slagwerker Jim Black. Hij was coach van het Europese jazztalentenproject Criss Cross, zij een van de talenten. Ze zagen elkaar voor het eerst. “We hoefden niets te zeggen, we gingen meteen improviseren. Er was geen voorzichtigheid. Alles stond aan. Hij wist wat hij wilde, maar luisterde ook naar wat ik wilde. Dat is waar ik naar verlang, dat je wederzijds voelt: ik wil jou helemaal zien en horen.”
Ze is niet van de smalltalk, Sanne Rambags (1994). Nooit geweest. En dat heeft haar leven op de middelbare school en het conservatorium er niet gemakkelijker op gemaakt. “Het duurde altijd even voordat ik mensen echt leerde kennen. Heel vaak dacht ik: konden ze me maar eens horen zingen, dan zagen ze wie ik ben. Niet omdat ik een mooie stem zou hebben, maar omdat ik me in de klank beter kan uitdrukken. Als iemand dat aanvoelt, dan begrijpen we elkaar.”
Dat Sanne Rambags in die tijd gitaar begon te spelen was misschien wel een gevolg van de muziekvideo’s die ze thuis vaak met haar vader keek – het Shadows and Light-concert van Joni Mitchell, het Woodstock-festival en ‘veel, heel veel’ Pat Metheney – maar het gaf haar ook een identiteit en een rol in haar sociale leven. “Van mijn 16e tot mijn 18e was ik helemaal into Woodstock. Ik ging vaak met vrienden naar het park, nam mijn gitaar mee en dan zongen we liedjes. Ik rookte en dronk veel in die tijd. Ik wilde heel graag hippie zijn. En het was natuurlijk fijn om met vrienden te zingen, al vond ik het lastig dat ik de enige met een gitaar was. Ik was bang teveel ruimte in te nemen. Daarmee deed ik mezelf tekort. Maar dat maakt het nog altijd lastig om een leider te zijn in de muziek. Ik wil niemand ooit dat gevoel geven dat ik zelf heb gehad. Ik wil wel stralen, maar niet als enige. Ik wil dat iedereen straalt.”
Je zou het niet zeggen als je Sanne Rambags op het podium ziet improviseren, maar die oude angst om zichzelf naar voren te schuiven zit er nog steeds in. Enerzijds voelt ze een grote gedrevenheid: “Binnen in mij razen vuur en liefde en levensenergie.” Anderzijds zit er een stemmetje in haar dat bang is voor wat anderen van haar vinden. “Tijdens een improvisatie zijn we soms heel erg aan het zoeken, waardoor we in herhaling vallen en niet aankomen waar we naartoe willen. Dan moet ik van mezelf het initiatief nemen, maar dan is er ook meteen dat stemmetje: ben je niet te dominant, geef je wel voldoende ruimte? Op dit moment ook: kwets ik niemand met deze uitspraken?”
Toch is er de laatste tijd een stem bijgekomen in haar hoofd, vertelt ze. Een stem die zegt: laat jezelf zien en doe wat je moet doen. Alleen dan kun je iets betekenen voor anderen. Ze is nu 27 en voelt sterk dat ze in een transitiefase zit van jonge naar volwassen vrouw. ”Ik ben geen meisje meer. Ik moet uit mijn cocon kruipen en uitvliegen, als een vlinder. Het gaat niet vanzelf. Ik vlucht constant terug die cocon in. Maar ik vlieg ook weer uit.”
Haar persoonlijke twijfels hebben Sanne Rambags wel in de weg gestaan maar niet verhinderd om in korte tijd (sinds haar cum laude afstuderen in 2017) een indrukwekkende carrière op te bouwen. Ze maakte albums met haar twee trio’s Under the Surface (met Joost Lijbaart op slagwerk en Bram Stadhouders op gitaar en laptop) en Mudita (met Sjoerd van Eijck op piano en Koen Smits op trompet). Haar solo-album Sonna en de door haar gecomponeerde filmmuziek Paradis verschenen op haar eigen label Sonna. Als side-woman werkte ze mee aan prestigieuze projecten van onder anderen Kika Sprangers, Martin Fondse en Ikarai. Ze maakt internationale tournees en wordt overal enthousiast ontvangen door pers en publiek. Prachtig, natuurlijk, maar ook overweldigend.
In 2019 ging ze onderuit. “Ik had teveel gegeven.” Wat dat betreft kwam de gedwongen rust als gevolg van de coronacrisis op het juiste moment. Inmiddels heeft ze geleerd haar grenzen aan te geven, voelt ze zich weer goed en zit haar avontuurlijke, creatieve hoofd vol met nieuwe plannen. Zo staat het nieuwe album Sister op punt van verschijnen, een resultaat van haar samenwerking met de Noorse gitariste Oddrun Lilja Jonsdottir. “Dit album is een ode aan sisterhood. Als ik met vrouwen werk ervaar ik een ruimte voor gevoel en intuïtie die ik heel fijn vind.”
Stemrituelen heeft Sanne Rambags nauwelijks. Studeren deed ze op het conservatorium al nauwelijks. Wel haar stemtechniek, natuurlijk. Dankzij de technische oefeningen heeft haar stem een groot bereik en kan ze zich vrij door alle registers bewegen. Maar uren achtereen zingen in een oefenhok zoals anderen dat konden, nee. “Als ik in mijn eentje studeerde maakte ik geen verbinding; niet met het publiek, niet met het grote geheel en niet met mezelf. Dus deed ik het buiten school. Op podia lukte het me wel om te oefenen, dingen uit te proberen. Met publiek erbij móét je de volle concentratie wel vasthouden. Ook nu in coronatijd ben ik er weer achter gekomen hoe belangrijk de verbinding is met muzikanten en publiek. Die magie kun je niet in je eentje creëren, alleen maar samen.”
Inmiddels kan ze van zichzelf accepteren dat ze niet repeteert. “Het is oké, ik omarm het. Alleen als ik moet spelen of een album opneem, begin ik bij het opstaan meteen met zoemen. Dan zoem ik onder de douche en ik zoem tijdens het boodschappen doen en zo wordt mijn stem warm. Ook doe ik na een concert een cooling down. Ik haal veel trucs en bochten uit met mijn stem, ik ga tot het uiterste maar het is toch een soort spier; die moet tot rust komen. Daarom ga ik na het spelen even alle registers op en af. Dan kom ik meteen weer een beetje tot mezelf. Verder eet ik heel gezond, geen vlees of vis, geen slijm veroorzakende chocola of zuivel. Ik sta erop om altijd vóór het concert een gezonde maaltijd te eten. Doorzakken en roken doe ik niet meer. Sporten is heel belangrijk voor me. Ik doe aan yoga en dansen, maar ook drie keer per week een work-out. Ik merk echt dat me dat kracht en uithoudingsvermogen geeft.”
Een belangrijke stap voor Sanne Rambags was het vinden van wat ze haar ‘ware stem’ noemt, tijdens een coachingtraject volgens de Lichtenberger Methode (waarbij een vocalist(e) zodanig aan zelforganisatie doet, dat het gebruik van de stem tot in alle details kan worden benut, red.). “De docente zei: ‘Jij bent heel sensitief; je hebt een talent ontwikkeld om te doen wat mensen van je vragen. Als je dat er allemaal weer vanaf haalt, komt je waarachtige klank tevoorschijn. Die klank is je ware stem’. “Niet dat ik niet blij ben met wat ik op het conservatorium heb geleerd”, haast ze zich te zeggen. “De jazztraditie is mijn basis. Ik heb leren zingen als Billie Holiday en Ella Fitzgerald en dat zijn prachtige zangeressen. Maar ik wil hen niet kopiëren. Mijn zoektocht naar wie ik ben als vocalist gaat niet over een bepaald genre maar eerder om”, ze aarzelt even, “de bevrijding van mijn stem.”
“Als ik op het conservatorium wilde improviseren, werd het scatten. Dat paste niet bij mij. Ik haalde geen voldoening en plezier uit wat ik zong.” Even komt het stemmetje weer tevoorschijn als ze zegt: “Ik wil niet dat mijn docenten nu denken dat ik ze niet waardeerde. Ze zijn stuk voor stuk heel belangrijk voor me geweest, het liefst wil ik ze nu allemaal bedanken.” Ze noemt Renske Taminiau die haar op een gegeven moment vroeg: “Kom dan eens improviseren zoals jíj bent.” Waarop Sanne haar favoriete plaat Hejira van Joni Mitchell meebracht om op het titelstuk te improviseren.
“Super ongemakkelijk”, herinnert ze zich. “Ik had het vocabulaire nog niet. Dat ben ik pas gaan ontwikkelen met Joost en Bram; Bram heeft ons daarin meegenomen. Toen ik met Lichtenberger begon, had ik dus al een deel van mijn vocabulaire. Mijn stem was al bevrijd. Maar ik wist nog niet hoe ik mijn levensenergie kon koppelen aan die stem, hoe ik mijn kracht in mijn stem kan leggen zonder iets te forceren. Als je je waarachtige stem gebruikt voel je dat je in verbinding bent met jezelf en met de ander en met de ruimte. Er is geen goed of fout, er is ook geen mooi of lelijk. Je bent jezelf niet, zoals ik op het conservatorium geleerd had, voortdurend aan het beoordelen. Als ik nu zing en improviseer voel ik: ik mag er zijn. Ik mag Sanne zijn. Ik mag mijn ware natuur zijn. Ik mag ruimte innemen en ik mag stralen. Net als iedereen.”
“Maar pin me niet vast op vrije improvisatie. Later dit jaar komt mijn singer-songwriteralbum uit, dan hoor je weer een heel andere Sanne.”
ANNE-MARIE VERVELDE
Foto’s GEMMA KESSELS