Jazzgereedschap is een rubriek die elk jaar in januari een musicus en zijn of haar instrument belicht. JazzNu publiceerde in januari 2016 de eerste aflevering met een vijfdelige serie over contrabassisten: De Maand van de Contrabas. De succesvolle reeks is een jaar later voortgezet met vijf verhalen over drummers en werd daarmee De Maand van het Slagwerk. In januari 2018 volgde de Maand van de Piano. In 2019 was er geen ‘Maand van…’. De serie werd in 2020 voortgezet met De Maand van de Tenorsaxofoon. In 2021 verviel de serie vanwege Covid-19. Dit jaar staat de stem centraal. We starten de serie op 1 januari met Kristina Fuchs, op 8 januari volgt Sanne Rambags, Mola Sylla treedt op 15 januari aan, Monica Akihary op 22 januari en 29 januari sluit een mystery guest deze serie af.

Mola Sylla, schatbewaarder van Senegalese, Malinese, Guiinéese en Congolese muziek. En groot improvisator.
Mola Sylla, schatbewaarder van Senegalese, Malinese, Guiinéese en Congolese muziek. En groot improvisator.

Zanger/percussionist Mola Sylla is in 1956 geboren in Dakar, de hoofdstad van Senegal. Hij woont vanaf 1987 in Nederland. Toen hij met zijn groep Senemali – een samentrekking van Senegal en Mali – in Amsterdam optrad, besloot hij te blijven. Inmiddels behoort hij in West-Europa tot de top van de vertolkers van volksmuziek uit Senegal, Mali, Guinée en Congo. Mola Sylla was een van de oprichters van het populaire muziekgezelschap Vershki da Koreshki en treedt al vele jaren op met cellist Ernst Reijseger en pianist Harmen Fraanje. Wie Mola Sylla’s stem ooit heeft gehoord, vergeet die nooit meer.

Zingen, het is voor de 65-jarige Senegalees even natuurlijk als eten en drinken. “Ik was amper tien jaar oud toen ik veel dingen imiteerde. Alles wat ik zag van grote artiesten, wilde ik zelf ook doen. Voor leeftijdsgenoten organiseerde ik van alles op het gebied van muziek. In die tijd was er in Dakar tijdens geboorten en bruiloften nog spektakel op straat. Daar kwamen artiesten op af en toen ik hen zag wilde ik met een eigen groep op dezelfde manier muziek maken. We musiceerden met van allerlei zaken, percussie-instrumentjes maakte ik zelf. Ik dacht er nooit aan musicus te worden, ik wilde gewoon spelen.”

Youssou N’Dour, Ismaël Lô, Thione Seck en Omar Pène waren voor Mola Sylla en zijn kameraadjes de grote helden. Culturele helden zogezegd en die komen in Senegal voort uit griotfamilies. Griots vormen in West-Afrika een soort kaste, die bestaat uit musici, lofzangers of dichters. Zij zijn schatbewaarders en vertellers van de tradities uit hun land en zijn zodoende ook de kenners van de geschiedenis en culturen. “Youssou N’Dour bijvoorbeeld komt uit zo’n griotfamilie”, zegt Mola Sylla “en daardoor kreeg hij meteen de kans muziek te maken en is hij meer geaccepteerd dan niet-griots. In Afrika heeft de griot de rechten, ben je geen griot, dan heb je ook geen rechten. Griots zijn ook vaak poëet aan het hof van de koning, ze weten ook veel van de historie van hun land. Bij conflicten bemiddelen ze en zodoende bewegen ze zich op meer gebieden dan alleen van muziek en dichtkunst.”

Mola Sylla: "Ik bewaar mijn muzikale eten jarenlang in mijn voorraadkast en dan haal ik daar uit wat we op zeker moment willen eten."
Mola Sylla: “Ik bewaar mijn muzikale eten jarenlang in mijn voorraadkast en dan haal ik daar uit wat we op zeker moment willen eten.”

“Baaba Maal, Salif Keita en ik zijn toch muziek gaan maken”, lacht Mola Syilla. “Tegenwoordig kijken ouders van niet-griots anders tegen de wereld aan. Maar begin jaren tachtig was dat nog niet zo. Toch ben ik sinds die tijd beroepsmusicus. Ik richtte toen Senemali op, een trio waarvan ik de zanger was. We speelden vooral in hotels in Dakar, met name in Hotel Teranga. Elke avond tijdens het aperitief traden we op, we hebben dat een paar jaar gedaan. We namen ook deel aan een competitie, georganiseerd door Radio France International (RFI). De winnaar mocht een plaat maken en kreeg een aantal concerten. Daar begon onze beroemdheid, we werden bekend via de media en de mensen begonnen ons te kennen. We kregen meer optredens, ook buiten Senegal en Mali en gaven ook concerten op scholen en universiteiten. We raakten internationaal sneller bekend dan Youssou.”

Mola Sylla zegt dat de manier waarop iemand in West-Afrika opgroeit, alles met muziek heeft te maken. “Van kinds af aan nam ik alles wat ik zag en hoorde in me op. Alle klanken zitten in mijn herinnering. In 1979 was er in Senegal een groot festival met musici uit de hele wereld. Veel van hun muziek was op de radio te horen. Thuis hadden we één radio en ik kreeg ruzie met mijn moeder omdat ik dat festival wilde volgen. Later hoorde ik ook latin en soulmuziek. Veel Afrikaanse musici werken op hun gehoor. Als ze iets horen reageren ze daar vanuit hun herinnering op. Ik heb geen scholing gehad. De enige studie was wat ik zag en hoorde op straat en op de radio. We onthouden zaken en spelen ze mee vanaf de radio.”

Mola Sylla: "De enige studie was wat ik zag en hoorde op straat en op de radio. We onthouden zaken en spelen ze mee vanaf de radio.”
Mola Sylla: “De enige studie was wat ik zag en hoorde op straat en op de radio. We onthouden zaken en spelen ze mee vanaf de radio.”

Begin jaren tachtig richtte Mola Sylla het trio Senemali op, dat later uitbreidde en waarmee hij in 1987 een Europese tournee maakte en ook Amsterdam aandeed. Mola Sylla was er al eens eerder geweest. Hij speelde toen in het Bimhuis, Melkweg, Paradiso en op het Roots Festival in het Vondelpark. “Het Bimhuis was voor ons, Afrikaanse muzikanten, belangrijk. Africa One was de eerste plaat die we opnamen bij Dureco in Weesp. Toen we in ’87 weer in Amsterdam waren, wilden we blijven, maar we hadden geen van allen een verblijfsvergunning. We gingen naar de vreemdelingenpolitie waar we vertelden dat we in Nederland volop konden spelen. Ze verleenden ons meteen hulp. Met Senemali hadden we hier onze basis, maar we gingen ook naar festivals in Italië en Frankrijk. Sommigen van ons zijn hier gebleven, anderen gingen terug naar Senegal en Mali. Prosper Kasse bijvoorbeeld woont in Duivendrecht. Ikzelf wilde dolgraag blijven. Ik ben van beroep timmerman en dacht dat als ik bleef ik voldoende tijd zou hebben om te timmeren. Ik had een schuurtje en werkte daar. Elke avond ging ik naar de Bim, waar ik Tristan Honsinger ontmoette.”

“Tristan bracht mij in contact met Ernst Glerum, Han Bennink, Tobias Delius en Daniel D’Agaro en zij vormden de eerste club met wie ik in het Bimhuis in Amsterdam speelde. Ik speelde op meer plekken en daar ontdekten andere musici mij. Pianist/accordeonist Alex Levin uit Rusland zag mij en wilde meteen iets anders met mij gaan doen. Alex, ik, contrabassist Vladimir Volkov en tabla-speler Sandip Bhattacharya repeteerden een beetje en daaruit is kort nadien Vershki da Koreshki (VaDaKi) ontstaan.”

Vershki da Koreshki’s instrumentarium bestond aanvankelijk uit piano, accordeon, contrabas en stem, later aangevuld met citer en fluiten. De groep bediende zich van Afrikaanse, Oost-Europese en Indiase ritmes. Dat was nieuw voor die tijd, revolutionair zelfs. Zo ook zijn samenwerking met butoh-danser Min Tanaka, met wie hij onder meer naar Japan reisde om op te treden met grote groepen. Het Bimhuis bleef echter de centrale plek in het leven van Mola Sylla. “Ik had een vriend Theo die een atelier had in Ouderkerk aan de Amstel, waar we repeteerden en verbleven. Theo was ook een vriend van Ernst Reijseger, ik leerde zodoende Ernst kennen en wilde iets met hem doen. Voor een festival in Eindhoven nodigde ik hem uit. Daar speelden we als duo. Dat is ongeveer dertig jaar geleden en al die tijd hebben we samengespeeld.”

Mola Sylla: "Tristan zei: ‘Jullie spelen jazz, wij worden via jullie geïnspireerd door jazz. Via jullie hebben wij ons ontwikkeld, maar jullie zijn de wortels'."
Mola Sylla: “Tristan zei: ‘Jullie spelen jazz, wij worden via jullie geïnspireerd door jazz. Via jullie hebben wij ons ontwikkeld, maar jullie zijn de wortels’.”

Met cellist Ernst Reijseger en pianist Harmen Fraanje vormt Mola Sylla al vanaf 2008 een van de opvallendste trio’s binnen de Nederlandse jazz. Cellist en pianist zijn voorgangers als het gaat om beproefde westerse improvisatietechnieken. Mola Sylla plaatst daar zíjn invloeden naast en tegenover. Hij zingt voornamelijk in zijn moedertaal, Wolof, maar ook in die van de griots, Mandinka. Terwijl hij zingt bespeelt hij de kalimba (duimpiano), kongola (Senegalese lamellofoon) en de xalam (Westafrikaans snaarinstrument). Het trio bracht diverse albums uit, We Were There is er zo een dat het beluisteren meer dan waard is. Ieder die denkt dat bepaalde zaken in de muziek niet mogelijk zijn, krijgt zijn ongelijk opgediend met deze bijzondere plaat.

“Toen ik Tristan ontmoette zei hij: ‘Jullie spelen jazz, wij worden via jullie geïnspireerd door jazz. Via jullie hebben wij ons ontwikkeld, maar jullie zijn de wortels. En nu is de muziek weer terug bij jullie’. Ik ben jazz en heb de kracht daarmee verder te werken. Zodoende hoef ik me niet af te vragen of ik wel of geen jazz speel, het gaat om muziek. Ik ben muzikant, ik denk niet in stijlen. Alles wat ik uitdraag is mijn muziek, Afrikaanse muziek. Toen Tristan dat zei, reageerde ik met: oké, ik ben jazz, mijn muziek kan overal naar toe gaan.”

West-Afrikaanse volksmuziek en de vrije-improvisatiegarde in Amsterdam. Hoe heeft die in elkaar kunnen passen? “Ik ben iemand die altijd van alles probeert door mijzelf helemaal te geven”, is het antwoord van Mola Sylla. “Als iemand mij uitnodigt wil ik eerst weten en luisteren welke richting zijn of haar muziek uit gaat. Ik bewaar mijn muzikale eten jarenlang in mijn voorraadkast en dan haal ik daar uit wat we op zeker moment willen eten. Ik heb namelijk altijd in mijn hoofd wat ik wil maken. Als ik zing komt de muziek uit mijn hele lichaam. Als ik dat niet voel, gaat het niet lukken. Daarom ben ik vaak zo blij; de muziek komt uit jou en die geef je aan de mensen. Als je veel liefde geeft, ontvangen de mensen die. Tijdens mijn optredens geef ik alles om het publiek te plezieren. Muziek geeft mij veel levensenergie. Als ik me niet goed voel en ik zing, komt alles snel weer goed.”

Mola Sylla: "We musiceerden met van allerlei zaken, percussie-instrumentjes maakte ik zelf."
Mola Sylla: “We musiceerden met van allerlei zaken, percussie-instrumentjes maakte ik zelf.”

Senegalese zangers als Youssou N’Dour,, Baaba Maal en ook Mola Sylla maken vaak gebruik van hun (hoge) kopstem. Waarom is dat een kenmerk van hun muziek? “Dat heeft met ruimte te maken. Wij gebruiken geen microfoons of andere versterking. Als je optreedt voor veel mensen, moet je veel stemkracht hebben. In West-Afrika is hier een dorp, daar ook een. Met hulp van de wind kun je dat andere dorp bereiken. Daar moet je een hoge stem voor hebben. Toen ik jong was ging ik naar zee om te oefenen om met mijn stem boven het geluid van de golven uit te komen.”

Doordat Mola Sylla alles wat hij aan muziek hoort opslaat in zijn hoofd, beschikt hij over talloze ideeën en invalshoeken. Je zou bijna kunnen zeggen dat elk nieuw stuk dat op zijn repertoire komt, vanzelf in dat hoofd is ontstaan. “Soms vragen mensen mij wel eens iets te componeren. Dan doe ik dat. Ik schrijf voor mezelf, maar niet in noten. Ik neem dan mijn instrument, speel iets en die anderen schrijven dat dan op. Voor mij is dat niet nodig, ik houd die muziek vast in mijn hoofd. Onthouden is zó belangrijk. Bij een eerste noot al weet ik meteen wat ik hoor en moet doen. Zo heb ik het nu eenmaal geleerd.”

Improviseren is daarbij uiterst belangrijk. “Ik wil in elke compositie ruimte om te improviseren. Zo’n ruimte open ik zelf. Mijn inspiratie om te improviseren is niet altijd hetzelfde. Het ligt aan de ruimte waar ik ben. Elk moment en elke sfeer is anders. Elk heeft zijn eigen spirit, ik verbind die met mijn improvisatie. Dat heb ik ook van de griots geleerd. Het gaat immers altijd om het moment.”

Mola Sylla maakt als hij zingt een maximaal gebruik van zijn stem. Kracht is er het kenmerk van, klankkleur eveneens. Ondervindt hij daar problemen mee, nu hij ouder wordt? “Ik heb nu een andere techniek nodig dan vroeger. Ik kan nu niet meer wat ik kon toen ik jong was. Ik probeer hoe het toen was te transporteren naar het nu. Mijn stem leeft met mij, groeit met mij. Als ik een tijdje niet optreed, oefen ik. Je moet altijd proberen dat wat je met je stem wilt, ook te bereiken. De baas blijven over je stem dus.”

Mola Sylla: "Elk moment en elke sfeer is anders. Elk heeft zijn eigen spirit, ik verbind die met mijn improvisatie."
Mola Sylla: “Elk moment en elke sfeer is anders. Elk heeft zijn eigen spirit, ik verbind die met mijn improvisatie.”

Hoe de muziekcultuur in West-Afrika zich ontwikkelt, heeft niet de volle aandacht van Mola Sylla. “Ik volg het wel, maar niet helemaal wat de jonge generatie doet. In mijn ogen zijn ze commercieel bezig. Om snel iets te maken en geld te verdienen en dat is het. Er zijn liedjes van vroeger die nog volop leven. Maar tegenwoordig komen er die meteen voorbij zijn. Het ene volgt snel het andere op, velen doen maar wat, het lijkt op een supermarkt. De generatie van Youssou (N’Dour) werd meer tijd gegund om iets te maken. Ze repeteerden en reisden veel en deden nogal wat onderzoek voordat ze een album lieten uitkomen. Nu wordt er veel geprogrammeerd met de machine; I Love You, snel iets maken en uitbrengen. Vroeger was er meer leven in de muziek, het was het analoge tijdperk en nu in het digitale is het tak-tak. Analoge muziek is veel soepeler, zij leeft, je hoort hoe de muziek loopt. Nu wordt alles samengeperst. Het natuurlijke is uit.”

RINUS VAN DER HEIJDEN
Foto’s GEMMA KESSELS

Previous

Mo van der Does c.s.: vrijgevochten en sprankelend

Next

Fred van Hove: radicaalste Vlaamse jazzpionier

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook