Dit is de derde aflevering van de Maand van… de Klarinet

Klankkleur, klankkleur, klankkleur. Het woord valt tijdens ons gesprek geen drie keer, maar ontelbare malen. Want klankkleur is – vooral – het element, waarmee klarinettist David Kweksilber zijn aandeel in de Nederlandse jazz gestalte wil geven. Dat hij voor zijn omvangrijke verzameling klarinetten een prominente plek in de kelder van zijn huis heeft ingeruimd, heeft daar alles en niets mee te maken. “Als wij blazers het podium opgaan, handelt het niet alleen om de vingers en geest, ook om het bovenlijf.”

David Kweksilber is een musicus die een klarinet even gemakkelijk ter hand neemt als een saxofoon. En niet één klarinet of één saxofoon; hij heeft zowat de ganse families van beide instrumenten in huis. Een kleine opsomming maakt dat duidelijk. David Kweksilber beschikt over elf klarinetten (twee contrabasklarinetten daar tussen zijn niet van hem), elf saxofoons, een windcontroller (elektronisch blaasinstrument dat het uiterlijk van een klarinet heeft), een taragot (houten blaasinstrument met eveneens een klarinetuiterlijk), een dwarsfluit, een accordeon en meer dan honderd vogelfluitjes.

David Kweksilber: “De ene keer kies ik voor iets edels, een andere keer voor die bepaalde korrel in een klankkleur.”

Een verzameling om het hébben van al die instrumenten? Helemaal niet: David Kweksilber heeft ze aangeschaft omdat hij er muzikaal iets mee wil, in het bijzonder om de individuele klankkleur die elk instrument bezit, in te kunnen zetten. Een voorkeur voor een bepaald instrument heeft hij niet: “Nee, helemaal niet”, zegt hij beslist. “Ik wil van elk ervan genieten. Ik verlies me graag in allerlei contexten. Het is ook een beetje ‘the story of my life’: ik kan niet kiezen. De ene keer kies ik voor iets edels, een andere keer voor die bepaalde korrel in een klankkleur. Elke dag richt ik thuis een soundtrack van mijn leven in.”

Klankkleur dus. “Mijn klankkleuren strekken zich uit over het gebied van klarinetten en saxofoons. Daar houd ik het bij. Ik heb wel eens gedacht ook hobo te gaan spelen; zijn toevoeging aan mijn palet van klankkleuren, wat zou dat leuk zijn. Maar ik maak me al gek met al die andere enkelriet instrumenten!”

“Een saxofoon heeft alle boventonen in zijn bereik, een klarinet alleen oneven boventonen. Ik heb nooit voor een van beide instrumenten gekozen. Als je van zoveel verschillende dingen wilt genieten, ga je van de contrabasklarinet naar de baritonsaxofoon.  Ik vind het watertandend lekker om al die timbres in diverse contexten te maken.”

Als kind speelde David Kweksilber piano. Evenals zijn vader. “Maar ik wilde iets anders, ik wilde jazz spelen en improviseren. Op mijn twaalfde begon ik op de altsaxofoon. Ik kreeg les van Jeldrik IJland, die overleed toen ik 17 was. Daarna ging ik lessen volgen bij Leo van Oostrom, die saxofoon doceerde aan het Conservatorium in Den Haag. Ik wilde Brahms en Schumann spelen, maar daar was voor saxofoon geen repertoire voor. Toen ik negentien jaar was ben ik er klarinet bij gaan doen.” En zo is David Kweksilber zowel op saxofoon als klarinet uiterst bedreven geraakt. 

David Kweksilber: “Als wij het podium opgaan gaat het niet alleen om vingers en geest om muziek te maken, ook om het bovenlijf. Dat is zó oer.”

Tussen het bespelen van saxofoons en klarinetten zitten wezenlijke verschillen, zegt David Kweksilber. “Maar ze zijn gelijk binnen het grootste principe dat voor beide geldt: de klank die in de buurt van zingen komt als je richting publiek gaat. Voor een blaasinstrument moet je je hele bovenlijf inzetten voor het communicatieve aspect met je luisteraars. Als wij het podium opgaan gaat het niet alleen om vingers en geest om muziek te maken, ook om het bovenlijf. Dat is zó oer. Je zet dat allemaal in voor de juiste klank. Het is heel mooi om je daaraan over te geven. Alles dient de communicatieve luchtstroom. Er zijn wel klassieke verschillen in technische details. Bijvoorbeeld hoeveel lucht je door je mondstuk en buis laat gaan, de snelheid ervan, de hoeveelheid en natuurlijk de embouchure.”

Is een klarinet een typisch jazzinstrument? “Zeker weten”, is het antwoord. “Ik denk dat elk instrument dat is, elk herbergt zoveel karakter. Als Guus Janssen een soloplaat maakt die hij volspeelt op een klavecimbel, dan is het ook een jazzinstrument. Saxofoons en klarinetten lijken erg op elkaar. Als je tijdens een zomervakantie van vier weken geen instrument hebt aangeraakt, moet je je embouchure en gezichtsspieren weer op gang brengen. Dan is de basis weer gelegd.”

De keuze van mondstukken bij zowel saxofoons als klarinetten is uiterst belangrijk, vindt David Kweksilber. “Misschien is de marge bij saxofoons groter als het over de mogelijkheden tot klankbeïnvloeding gaat. De reikwijdte wat betreft bredere bandbreedte misschien ook, voor mijn gevoel althans. Omdat een klarinet sommige boventonen niet heeft, is de klank van tevoren al meer bepaald. Binnen die iets smallere bandbreedte zijn de nuances nog steeds hetzelfde. Je blijft daar steeds naar zoeken. Ik heb ook een lade vol met mondstukken voor klarinet. Er is altijd een verschil door de combinatie van eigen beleving en de daadwerkelijke klank. En rieten? Bij acht van de tien denk je: wat moet ik hiermee?”

David Kweksilber: “Als ik zelf kan kiezen is dat altijd voor de breedte en dan is het heerlijk om zowel een klarinet als een saxofoon mee te nemen.”

“Ik had even gespeeld op een Berg Larsen Vintage Duckbill Refaced. Aanvankelijk niet om ’t te hebben, maar dit mondstuk klonk als een tierelier. Dus dacht ik: laat ik ’t maar doen, ik koop ‘m. Van mijn echtgenote kreeg ik een Ted Klum mondstuk cadeau. Ik geniet volop van al die klankkleuren. Ik heb inmiddels lades vol voor saxofoonmondstukken. Sommige heb ik gekregen van mijn eerste leraar, Jeldrik IJland. Van zijn weduwe kreeg ik zijn instrumenten en mondstukken te leen. Ik heb er nadien veel van gekocht.”

Omdat David Kweksilber als baritonsaxofonist sinds kort een vaste plaats heeft verworven in het Metropole Orkest – hij volgde Max Boeree op die na dertig jaar de saxofoon/klarinetstoel verliet – houdt hij zich nu vooral bezig met mondstukken voor baritonsaxofoon. Hij wil met zijn gekozen mondstuk vooral bijdragen aan de totaalklank van het orkest. “Je kunt jezelf helemaal gek maken met al die mondstukken”, relativeert hij. “Ik heb er voor het Metropole Orkest en ook voor het Asko|Schönberg.”

En om nog maar eens terug te komen op de klankkleur: kun je op een klarinet even kleurrijk spelen als op een saxofoon, en omgekeerd? “Het gaat er in eerste instantie om welk karakter je het instrument wilt meegeven. Het klankspectrum van een saxofoon is groter dan van een klarinet, maar dat speelt zich echt af in de nuances.” Wanneer kiest David Kweksilber dan specifiek voor de klarinet en wanneer voor een saxofoon? “Dat hangt compleet van de muziek af. Soms kun je kiezen: wil ik per se hier meer klankkleur aanbieden? Kies ik dan voor de klarinet of misschien voor meerdere saxen? Als ik zelf kan kiezen is dat altijd voor de breedte en dan is het heerlijk om zowel een klarinet als een saxofoon mee te nemen. Dit geldt, denk ik, voor elke ‘dubbelaar’ (bespeler van diverse instrumenten, rvdh), je hebt er een breder palet door.”

David Kweksilber: “Guus Janssen heeft eens gezegd dat muziek maken hetzelfde is als leven: soms kun je heel lang nadenken en soms moet je snelle beslissingen maken.”

David Kweksilber beweegt zich zowel op het vlak van gecomponeerde- als geïmproviseerde muziek. Het lijkt erop dat hij tussen beide fenomenen een perfect evenwicht heeft aangebracht. “Dat is zo gegroeid”, lacht hij. “Dat komt door de liefde voor hoe je je kunt manifesteren. Een klarinetsonate van Brahms improviseren, kan ik niet. Voor het specifieke slijpen daarvan heeft de componist zijn tijd genomen. Guus Janssen heeft eens gezegd dat muziek maken hetzelfde is als leven: soms kun je heel lang nadenken en soms moet je snelle beslissingen maken. Daarom is live muziek met improvisaties zo mooi. Kiezen tussen geïmproviseerd en gecomponeerd is nooit mijn opzet geweest: ik wil gewoon niet kiezen.”

Bij een bezige bij als David Kweksilber (50), die elke dag zijn soundtrack van het leven samenstelt, zou je kunnen denken dat hij tot zijn dagelijkse bezigheden ook componeren rekent. Dat is maar voor een gedeelte zo. “Soms doe ik dat in opdracht of voor eigen gebruik, maar nooit voor orkesten of ensembles. Tijdens de pandemie kreeg ik van het Bimhuis een compositieopdracht. Ik had alle tijd om thuis in mijn verbeeldingswereld met ideeën te stoeien. Ik werkte met tapdanser Peter Kuit, hij kwam vaak langs. We kwamen tijdens die voorbereiding uit op een pangolinpak, dat is een pak met schubben. Zo’n pak, dat is toch om je te verkneukelen in een wereld van klanken… Ik heb de opdracht in vijf delen geschreven, voor tien musici en Peter: Pandocheion. Het moest gaan over de isolatie die de pandemie had veroorzaakt en ook over het hier en nu en de ongelijkheid in de wereld. Pandocheion staat nu online, ik ben er trots op.”

Het ontbreken van elektronica in hedendaagse muziek is nauwelijks denkbaar. Ook David Kweksilber maakt er gebruik van. “Ik ben geen bouwer of kenner”, zegt hij hierover. “Maar ik voer met veel plezier effecten in op mijn saxofoons en klarinetten. Als een gitarist dat mag doen, waarom wij dan niet? Ik ben wel meer van de analoge voetpedalen om een ander timbre toe te voegen.”

David Kweksilber: “De big band ligt op zijn gat. Er liggen honderdveertig stukken van allerlei componisten, zo’n rijkdom.”

Pure jazz spelen op een podium doet David Kweksilber niet. “Niet tijdens optredens, maar als ik zelf aan het riedelen ben, ben ik wel actief met jazz bezig. Ik streef jazz niet na, er zijn zoveel mensen die dat goed doen.” Terwijl hij met zijn eigen big band toch vaak de krochten van de jazz indook. “De big band ligt op zijn gat. Ik kan er niks over zeggen of er nog ooit iets mee gaat gebeuren. Er liggen honderdveertig stukken van allerlei componisten. Zo’n rijkdom, is toch prachtig om een stimulans te zoeken om verder te gaan. Maar ik ben niet zo’n beste manager. Ik kan gewoon geen vier maanden bezig zijn met alleen maar voorbereiding. Organiseren is niet mijn grootste talent, als we ooit nog eens beginnen moet ik eerst dat aspect voor elkaar krijgen. Ik weet dus niet of het er ooit nog van komt.”

Organisatietalent komt ook goed van pas als je je wilt bewegen in de wereld van cd’s. “Ook in het uitbrengen van cd’s ben ik niet goed. Ik ben heel blij met YouTube-filmpjes. Ik heb het er wel eens met vrienden over om wel of geen cd’s uit te brengen. Ikzelf zie er zeker het nut van in. Het is toch prachtig om een album in de hand te hebben.”

RINUS VAN DER HEIJDEN
Foto’s GEMMA KESSELS

Pandocheion was een compositieopdracht van het Bimhuis aan David Kweksilber die hij creëerde tijdens de Covid-19 pandemie.

Jazzgereedschap is een rubriek die elk jaar in januari een musicus en zijn of haar instrument belicht. JazzNu publiceerde in januari 2016 de eerste aflevering met een vijfdelige serie over contrabassisten: De Maand van… de Contrabas. De succesvolle reeks is een jaar later voortgezet met vijf verhalen over drummers en werd daarmee De Maand van… het Slagwerk. In januari 2018 volgde de Maand van… de Piano. In 2019 was er geen ‘Maand van…’. De serie kreeg in 2020 een vervolg met De Maand van… de Tenorsaxofoon. In 2021 verviel de serie vanwege Covid-19. In 2022 stond de Stem centraal. En nu, in 2023, plaatst JazzNu de klarinet in al zijn geledingen in de schijnwerper. We startten de serie op 4 februari met Fie Schouten, op 11 februari volgde Michael Moore, David Kweksilber treedt op 18 februari aan en Tobias Klein sluit op 25 februari de serie af. De eerder aangekondigde aflevering met Oğuz Büyükberber komt te vervallen.

Previous

Augusto Pirodda stoeit intens met abstract en jazzy klankbeeld

Next

Paul van Kemenade en Vakbroeders en de brandkast van de eeuwigheid

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook