JazzNu heeft januari uitgeroepen tot de Maand van de Contrabas. Het instrument krijgt volop aandacht in de vorm van vijf interviews met contrabassisten die een bijdrage hebben geleverd aan de ontwikkeling van de jazz- en improvisatiemuziek in Nederland. Op vijf achtereenvolgende zaterdagen, te beginnen op 2 januari, publiceert JazzNu een portret. Doordat het onderwerp Ernst Glerum vervalt, gaan serie en de volgorde ervan er iets anders uitzien: 2-1 Wilbert de Joode, 9-1 Wiro Mahieu, 16-1 MICK PAAUWE, 23-1 Frans van der Hoeven, 30-1 Eric van der Westen.

Foto Gemma van der Heyden/JazzNu.comOm contrabas te spelen heeft Mick Paauwe haar lichaamslengte zeker mee. Toch heeft zij gekozen voor de baby bass, een instrument dat een hoogte heeft van pakweg 1.30 meter. Waarmee niet gezegd is, dat zij de contrabas nooit ter hand neemt. Zeker niet, maar de baby bass is de lieveling van de in Rotterdam wonende musicus. Wat ze doet om haar vingers te onderhouden? “Zo weinig mogelijk afwassen.”

Waarom kiest iemand voor een baby bass? “Dit instrument is ooit gemaakt om het geluid van een conga te benaderen”, legt Mick Paauwe uit. “Je slaat hem aan en ‘bam’, de klank is weg. Een contrabas zingt veel meer. Bovendien mengt een baby bass beter in de totaalklank van de salsa. Daarbij komt dat ik een bas vooral zie als een percussie-instrument. Als ik solo’s speel met een ritmische ondergrond, is een baby bass daar heel geschikt voor.”

Dienstbaar zijn, zo ziet Mick Paauwe haar leven als musicus. “Ik vind mijn functie als bassist zo leuk, omdat ik ritme aan harmonie koppel. Ik speel veel ‘ghost notes’ en ‘slapp’ graag. Als ik met Arend Niks speel, hoor je meer syncopische grooves dan ‘walking bass’, vooral in funkachtige lijnen. Bovendien voel ik mezelf niet zo’n solist, ik heb me daar ook nooit op toegelegd. Als ik begeleid, voel ik me vrijer. Ik ben nooit bezig met opvallen. Het woord bas is synoniem voor basis. Die probeer ik zo goed mogelijk neer te leggen, zodat een medemusicus verder kan in zijn solo. Dat vind ik zó te gek. Een bas is een mooi instrument om te improviseren, vooral sinds de tijd dat de basversterker zijn intrede deed. Een baby bass móet versterkt worden, een contrabas nooit.”

Foto Gemma van der Heyden/JazzNu.comCURAÇAO

Vanaf het begin van haar carrière koos Mick Paauwe voor latinmuziek, hoewel ze jazz nooit versmaadde. De laatste tijd hebben jazz en fusion een plaats ingenomen naast latin. “Ik heb op Curaçao gewoond en in Brazilië. Daar is die muziek onder mijn huid gekropen. Als kind luisterde ik altijd naar de baslijnen van drums en contrabas. Toen ik zelf begon te spelen was dat op basgitaar, toen ik negentien jaar was stapte ik over op contrabas, omdat het geluid ervan me meer aansprak. Op zeker moment zag ik Oscar D’Leon (Venezolaanse zanger, rvdh) op tv. Met een witte baby bass! Dát was het voor mij. Ik twijfelde of ik er jazz op zou gaan spelen of latin. Het werd dat laatste. Toen hoorde ik dat je hier in Rotterdam latin kon gaan studeren, op de wereldmuziekopleiding van Codarts. Ik deed toelatingsexamen en werd aangenomen. Mijn eerste optreden met Bye-Ya! was tijdens mijn eindexamen. Ik richtte samen met Jens Kerkhoff dit latin-jazzkwintet op. Dat zit overigens al zes jaar in de ijskast, omdat trompettist Jarmo Hogendijk niet meer kan spelen. We willen er zeker nog eens mee gaan touren, maar dat zal niet gemakkelijk zijn. Ik ben samen met Jens ook bandleider van Bongomatik, net zoals van Bye-Ya!.”

Een van de muzikale helden van Mick Paauwe is mambomusicus en contrabassist Cachao López. “Hij heeft heel veel betekend voor de Cubaanse jazz”, zegt Mick Paauwe. “De vader van filmacteur Andy Garcia had in Havana de Liceo Social Club, een club voor de upper-class. Daar boekte hij de band Arcano Y su Maravilas, waar Cachao in speelde. Andy Garcia produceerde cd’s van hem en bracht die uit, ver voor de Buena Vista Social Club. Maar Cubanen die vluchten, bestaan niet meer op Cuba. Dat gold ook voor de muziekboekjes van Cachao, waarin zijn duizenden nummers waren genoteerd. Celia Cruz maakte overigens hetzelfde mee. Cachao was de zeventig al gepasseerd, toen hij bekend raakte door de cd’s die Andy Garcia uitbracht. In 2008 overleed hij op 89-jarige leeftijd.”

Een vrouw op contrabas, hoe kijkt de latinwereld daar tegenaan? “In het begin vroegen ze: waar is de bassist? Wie is die witte vrouw? Mij is het daar nooit over gegaan. Je speelt immers met mensen met wie het klikt. Ik zit ook in een salsaband met alleen maar vrouwen, Rumbadama. En ik speelde met Corrie van Binsbergen haar project Dansen op een glazen plafond, vertolkt door uitsluitend dames. Ik weet niet als ik word gevraagd of dat is omdat ik vrouw ben. Interesseert me ook niet.”

Foto Gemma van der Heyden/JazzNu.comSTRIJKEN

De latinachtergrond van Mick Paauwe en haar voorkeur voor ritmisch begeleiden zijn de reden dat de bassiste vooral plukt en nauwelijks strijkt. “Ik studeer veel op de contrabas. Een vriend die ook merkte dat hij wegzakte, heb ik gevraagd mee op les te gaan bij een jonge en goede contrabassist. In je eentje een étude studeren is niet leuk. Op les strijk ik veel Bach. We zijn nu een jaar bezig en doen het met veel plezier. Strijken vereist veel studie. Het is echter heel goed voor je linkerhand en je articulatie. Strijken en plukken zijn voor mij twee heel verschillende werelden. Ze beginnen nu echter een beetje op de rails te komen; het lijkt me heel leuk strijken en plukken te gaan mengen. Bij moderne salsamuziek wordt nooit gestreken. Daardoor begon ik te merken dat mijn techniek en articulatie achteruit gingen.”

Ook de basgitaar behoort tot het instrumentarium van Mick Paauwe. “Ik heb tegenwoordig een fijne Fender-basgitaar, die fantastisch voelt. Daar krijg je een heel ander geluid mee. Deze Fender heeft een mooie sustain, klinkt langer door. Nummers met snelle zestiende noten zijn moeilijk op contrabas. Ik probeer altijd een geluid te vinden dat bij de bezetting past waarin ik speel. Dansen op een glazen plafond van Corrie heb ik twee keer gedaan, eenmaal in Nederland en eenmaal in België. Bij het concert in Nederland zat er in plaats van een drummer een klassieke slagwerkster. Ik speelde alleen op de basgitaar, omdat die lekker zingt. In België koos ik voor de baby bass vanwege zijn nadrukkelijker percussieve geluid. Op basgitaar zijn meer trucjes mogelijk en dat is precies waar ik niet van houd. Ik heb een bas altijd benaderd als een puzzelstukje in het geheel. Er niet mee voorop te staan. Eerder minder noten dan meer noten spelen.”

Om bas te gaan spelen en de gemakkelijkste weg te kiezen, is de basgitaar het geschiktst. “Daar kun je prima mee instappen. Voor de balans met je contrabas speelt je lichaamsbouw mee. Bovendien heb je vanaf het begin dat je erop speelt, techniek nodig omdat het instrument geen fretten kent. Als je alleen op je oren speelt, wordt het wel heel moeilijk. Het leuke aan basspelen is dat als je vier noten beheerst en je gebruikt vier open snaren, dan kun je al snel een bluesje spelen. Maar hoe verder je wilt gaan, hoe langer het duurt om de techniek onder de knie te krijgen. Om in een bandje te functioneren hoef je niet echt ver te zijn. Ikzelf ben al wel twintig jaar bezig. Of ik op een speciale manier mijn vingers onderhoud? Nee, eigenlijk niet. Ik heb er eelt op en soms als ik de snaren doordruk, dan voel ik pijn onder mijn nagels. Maar mijn vingers onderhouden? Nee, zo weinig mogelijk afwassen (lacht). Je moet wel je motoriek onderhouden. Als je even niet hebt gespeeld, dan ben je minder soepel en minder motorisch. Bij een trompet weegt dat allemaal nog veel zwaarder.”

Foto Gemma van der Heyden/JazzNu.comONDERSCHEIDEN

Mick Paauwe wil niet per se anders zijn dan andere bassisten. Dat heeft alles te maken met de begeleidende rol die zij in wil nemen. “Je probeert te vinden wat je wilt en dan gebeurt het gewoon”, zegt zij daarover. “Als ik in Nederland jazz speel, dan onderscheid ik me doordat ik dit op een baby bass doe. Dat is niet de reden dat ik voor dit instrument heb gekozen. Wél vanwege het specifieke geluid, waar ik me zo mee thuis voel. De beste manier om je te onderscheiden is bij jezelf te blijven. Als je iemand naspeelt, ben je al niet onderscheidend meer.”

Mick Paauwe heeft twee baby bassen. Die waar ze het meest trots op is, is een Ampeg. Dan heeft ze nog een Columbiaans exemplaar van het onbekende merk Sendel. “Die is vrij klein en heeft een arm die je kunt uitklappen. Ik heb er een andere kam op laten zetten. Het instrument is vanaf toen zo sterk verbeterd, dat ik er veel concerten mee geef. Mijn contrabas is uit de jaren vijftig, ik kocht ‘m bij Jan Knooren in Schimmert. Ik houd van oude instrumenten, omdat het laag niet is ‘geboosted’. Ik word daar altijd heel moe van, omdat dit alles dichtsmeert.”

Ja, en dan de snaren. Hét dilemma voor bassisten. “Ik speel op stalen snaren. Darmsnaren op een Ampeg zijn moeilijk te stemmen en klinken ook zachter. Op de snaren die ik gebruik zit een soort plastic coating, die het effect geeft van darmsnaren. Darm geeft het mooiste geluid, maar in de praktijk zijn ze nauwelijks te gebruiken. Ik sta op het punt een grotere contrabas te kopen. Ik heb nu een driekwart bas, waarbij ik merk dat ik de bodem mis. Je speelt er op en krijgt het gevoel dat niet het hele instrument meedoet. Daar staat tegenover dat je bij een heel grote contrabas de kans loopt dat hij modderig gaat klinken. Je moet een geluid in je hoofd hebben en daarmee op zoek gaan.”

Componeren doet Mick Paauwe ook, al maakt dat geen prominent deel uit van haar leven. “Voor Bye-Ya! deed ik wat dingen. Voor Bongomatik schreef ik veel meer, voor Cram componeerde ik ook. En nogal wat voor muziektheater, met Arend Niks. Bijvoorbeeld voor de voorstelling Koud Meisje. Op het conservatorium speelde ik ook gitaar, dan schrijf je vanzelf liedjes. Daarbij werd je op zoveel dingen gewezen, dat ik niet eens meer durfde te schrijven. Met Arend werd het weer heel inspirerend: gewoon gaan zitten en schrijven. Inmiddels heb ik in het componeren ook mijn eigen stijl ontwikkeld, zodat ik nu steeds meer en meer durf.”

Foto Gemma van der Heyden/JazzNu.comSON BONBON

Mick Paauwe speelt in nogal wat ensembles. Zoals opgemerkt in Bongomatik en Rumbadama, haar eigen latin-kwartet Son Bonbon, in de Mijke Loeven Band, met Arend Niks in de nieuwe band Time Blinker en met Niks en actrice Roos Drenth in een muziektheatercollectief. Deze zomer staan ze ermee op de Parade. En regelmatig komen er gelegenheidsprojecten voorbij, zoals Cram en Mezcolanza, een latin-jazzband. “Heel leuk al die verschillende dingen te doen”, vindt de bassiste. “Het voedt je ontwikkeling. En ik zing veel in koortjes. Bas spelen en in koortjes zingen is superleuk om te doen!”

RINUS VAN DER HEIJDEN
beeld GEMMA VAN DER HEYDEN

www.bongomatik.com

Previous

Spotify Playlist Fie Schouten

Next

Bij Enzo Pietropaoli is het liefde op het eerste gehoor

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook