JazzNu heeft januari uitgeroepen tot de Maand van de Contrabas. Het instrument krijgt volop aandacht in de vorm van vijf interviews met contrabassisten die een bijdrage hebben geleverd aan de ontwikkeling van de jazz- en improvisatiemuziek in Nederland. Op vijf achtereenvolgende zaterdagen, te beginnen op 2 januari, publiceert JazzNu een portret. De serie ziet er als volgt uit: 2-1 Wilbert de Joode, 9-1 Wiro Mahieu, 16-1 Mick Paauwe, 23-1 Frans van der Hoeven. Vandaag, 30-1 sluit ERIC VAN DER WESTEN de Maand van de Contrabas af.
Eric van der Westen koos niet voor de contrabas om anderen te begeleiden. Liever bepaalt hij zelf de groove en de koers. Waar dat heen gaat, weet hij nog niet, maar wel dat het meedogenloos zal zijn. “Snel, groovy en een vette sound, daar heb ik zin in.”
Als hij geen kinderen had gekregen, had Eric van der Westen misschien nooit ontdekt hoe het is om ’s ochtends vroeg te improviseren. Nu wandelt hij elke dag nadat hij ze naar school heeft geholpen naar zijn studio om de hoek. Soms gaat de contrabas al om halfnegen van zijn standaard. “Ik ben geen ochtendmens. Dus meestal ben ik nog maar half wakker. Studeren wordt daardoor een soort meditatie. Ik begin met improviseren. Ik speel zomaar wat voor de vuist weg, alsof ik een jongen van tien ben die voor het eerst op de gitaar speelt. Hoe minder ik nadenk, hoe beter. Uit intuïtief spelen ontstaat creativiteit. Vaak komen in die momenten de mooiste ideeën.”
Een halfuur en een paar espresso’s later begint Eric van der Westen aan zijn dagelijkse training. Wie hem tijdens concerten rustig en geconcentreerd ziet spelen, krijgt niet de indruk dat het hem fysiek veel moeite kost, maar dat is schijn. Contrabas spelen is fysiek zwaar werk. Sterker nog: “Je beheerst een contrabas nooit helemaal zoals je zou willen, het blijft altijd een gevecht. Daarom train ik mijn uithoudingsvermogen met een aantal stevige oefeningen die ik vanuit de opleiding heb meegekregen. Die doe ik elke dag. Ze vormen een dagelijks ritueel waarmee ik de relatie met mijn instrument onderhoud.” Dat instrument is een bijna tweehonderd jaar oude Père Pillement, bespannen met staalsnaren.
Ruim veertig jaar geleden, de hits Child in Time van Deep Purple en Stairway to Heaven van Led Zeppelin waren net uit, was Eric van der Westen die tienjarige jongen die voor het eerst een gitaar in zijn handen had. “Ik weet nog hoeveel hij kostte: 65 gulden. Op weg naar huis knapte de eerste snaar al. Toch heb ik een jaar op dat ding geploeterd. Ik wilde klinken als Ritchie Blackmore en Jimmy Page.”
Bij een vriend thuis zag hij voor het eerst een contrabas van dichtbij. “Dat was indrukwekkend. Het was zo’n groot instrument, de klank was zo anders dan wat ik kende. Niet dat ik hem aan mocht raken, maar dat deed ik natuurlijk stiekem toch.”
Al snel had Eric van der Westen zijn eigen bandjes. De jongens vertellen wat ze moesten spelen lag hem beter dan naar de pijpen van iemand anders dansen. Toen hij geen bassist kon vinden, besloot hij zelf te gaan bassen. In een paar maanden tijd leerde hij zichzelf basgitaar spelen. Maar hoe fanatiek hij ook was, bezig om professioneel muzikant te worden was hij niet. Dat idee ontstond pas toen zijn studie psychologie mislukte en zijn vader, die zelf niets met muziek had, zei: “Ga dan maar muziek maken”.
Inmiddels was Eric bijna twintig. Zijn poging om toegelaten te worden tot het Rotterdams conservatorium eindigde in ontluistering, toen docent en contrabassist Koos Serierse hem afwees met de woorden: “Jij kunt helemaal niks. Wat kom je hier doen?”
Nee, dan de eerste les bij drummer Steve Clover. “Hij gaf me een tientje en de opdracht om de eerste de beste gave jazzplaat te kopen. Ik deed er een tientje bij en kocht er twee: een van Monk en een van Mingus. Tot dan toe had ik het als een manco beschouwd dat ik van zoveel verschillende soorten muziek hield. Met een brede smaak is het lastig om te focussen. Maar op die platen hoorde ik allemaal verschillende stijlen door elkaar heen. En ik dacht: het mag! Je kunt allerlei muziek door elkaar spelen. Ineens gingen er allemaal deurtjes open. Via Mingus kwam ik terecht bij Coltrane. Die ruigheid en dat onaffe, waardoor er nog iets overblijft voor de fantasie, dat sprak me enorm aan. De freejazz is een belangrijke katalysator geweest voor mijn ontwikkeling.”
SWEELINCKCONSERVATORIUM
Eric van der Westen stapte over op contrabas, kwam terecht in de workshop van altsaxofonist Paul van Kemenade, deed het Sweelinckconservatorium in Amsterdam en speelde vervolgens onder meer bij de Contraband, het Paul van Kemenade Quintet, Jasper van ’t Hof, Bob Malach en Kenny Wheeler. Met Jasper van ’t Hof kwam hij in 1993 voor het eerst in Zuid-Afrika, waar hij onder anderen Habib Koité, Louis Mhlanga, Mineshu & Les Frères Guissé leerde kennen, musici met wie hij ging samenwerken en platen opnam. In de jaren negentig richtte hij ook zijn eigen bands Quadrant en Quadrant Ext. op, waarvoor hij composities schreef, toernees regelde en platen opnam. Ook de veelzijdige componist, pianist en vibrandoneonist Martin Fondse, met wie hij inmiddels vele succesvolle projecten heeft gedaan, leerde hij toen al kennen.
De enorme veelzijdigheid van Eric van der Westen is te horen op albums met muzikanten uit Afrika, Turkije, Brazilië en natuurlijk Nederland. In 2013 richtte hij het prachtige Secret Life Ensemble op, een sterrenformatie met Derya Türkan (kemençe), Jarrod Cagwin (drums), Martin Fondse (vibrandoneon), Mete Erker (rieten) en Bram Stadhouders (gitaar). Met gitarist Aron Raams (Gare du Nord) en trompettist Angelo Verploegen leidt hij het project A Traveller’s Tale, waaruit een nog niet eerder gehoorde voorliefde voor Amerikaanse folk- en countrymuziek spreekt. Binnenkort gaat een Jeroen-Boschproject van start en er zijn vage plannen voor een nieuw project met banjospeler Béla Fleck. Spelen in bands van anderen is er niet meer bij. “Ik kan er niet goed tegen als andere mensen zeggen: speel dit of speel dat. Dat is ook een van de redenen waarom ik ooit bas ben gaan spelen. De bassist bepaalt de koers. Samen met de drummer zorgt hij voor de groove. Ik had het nooit zo lang volgehouden bij Sezen Aksu als ik niet met Jarrod had gespeeld.”
Sezen, haar voornaam is genoeg om in Turkije een miljoenenpubliek op de been te brengen. De zangeres staat al veertig jaar aan de top in Turkije. Eric van der Westen speelt in haar band sinds 2010. “Ze zocht een club mensen om haar muziek te vertalen naar een akoestische bezetting om te toeren in Europa; mensen die pop, rock én Turkse muziek konden spelen. Ik werkte al samen met kemençespeler Derya Türkan, die hoog aangeschreven staat in Turkije. Ze vroegen drummer Jarrod Cagwin en mij, we zeiden ja, en het ging nog door ook. Het eerste concert was in Stockholm voor een publiek van drieduizend man. We hadden een supergaaf intro met hippe onregelmatige Turkse ritmes. Dat bleek iedereen mee te kunnen klappen. Jarrod en ik wisten niet wat we meemaakten. Sezen had nog geen noot gezongen. Toen ze opkwam, was het publiek een muur van zingende, klappende en juichende mensen.” Inmiddels werkt Eric van der Westen bijna zes jaar met Sezen Aksu. Hij spreekt Turks en vliegt regelmatig voor een aantal concerten naar Turkije.
“En nu wil ik weer iets nieuws”, zegt Eric van der Westen. “Wat het precies gaat worden, weet ik nog niet. Maar ik wil toe naar high-energymuziek. Ik begin klein, zonder bladmuziek. Ik heb schetsen in mijn hoofd. Ik geef een lijn en dat gaan we meteen spelen, zodat je meteen hoort wat werkt en wat niet. En dat wil ik uitbouwen tot iets groots, meedogenloos. Snelle stukken, groovy met een vette sound. Een mix vanuit mij, waarin ook Led Zeppelin, Mingus en hiphop weerklinken. Muziek die veel energie kost om te spelen. Zodat je na afloop het gevoel hebt dat je hebt gesport. Daar heb ik waanzinnig veel zin in.”
ANNE-MARIE VERVELDE
beeld GEMMA VAN DER HEYDEN