Ben van den Dungen, saxofonist, organisator, beleidscriticus, man van het grote gebaar. Plus van het grote woord. En dan niet voor die van zonder inhoud, maar grote woorden die misstanden op cultuurgebied aan de kaak stellen en zonder voorbehoud worden geuit om in het bijzonder de sector van jazz en geïmproviseerde muziek van meer reliëf te voorzien. Ben van den Dungen is daarom een uitgelezen kandidaat om deze JAZZ-tafette vorm te geven. Hij doet dat met graagte, praat vijf kwartier in een uur. De tenor- en sopraansaxofonist is naar eigen zeggen een man van de straat. Dáár haalt hij zijn inspiratie en dáár de moed om misstanden te bevechten. “Er is sprake van een eeuwige cyclus van ontwikkeling. Ik snap het steeds beter, maar ik begrijp er steeds minder van.”

"Ik kwam in de horeca terecht en liep daar muzikanten tegen het lijf. Dat is natuurlijk een prachtige ‘escape’ voor een maatschappij waar je je niet in thuis voelt."
“Ik kwam in de horeca terecht en liep daar muzikanten tegen het lijf. Dat is natuurlijk een prachtige ‘escape’ voor een maatschappij waar je je niet in thuis voelt.”

Waar ben je op dit moment mee bezig?
Ik ben voor de vuist weg aan het studeren; alles wat ik moet of had moeten kunnen. Ik ben ook in van die oude gasten gedoken: Coleman Hawkins, Ben Webster, Paul Gonsalves, Lucky Thompson, Don Byas; en grootheden die niet allemaal in de eredivisie meeliepen. Uit fascinatie voor de blues ben ik ongelooflijk geïnteresseerd in Arnett Cobb. En John Coltrane’s gedachtengoed, fysiekheid en spiritualiteit zijn ook zó interessant om in te duiken. Ik wil een soort Legacy of the Blues gaan doen. Maar weet op dit moment nog niet waar dat op uitdraait. Een verbale vertelling van de blues moet je zien te vertalen in een instrumentale. Daar heb je structuur voor nodig, die is heel basaal.

Welke herinneringen aan je carrière zijn je het dierbaarst?
Wat me het meest is bijgebleven zijn de momenten toen ik vroeger thuis zat te studeren en niet wist dat mijn vader veel van muziek wist. Plotseling zei hij dan: ‘Je speelt steeds een Fis, maar je moet een F spelen’. Ik ben met hem gaan praten en toen bleek dat hij voor de oorlog heel fanatiek piano had gestudeerd. Voor mij had die ontdekking zoiets als dat Ajax de wereldcup had gewonnen.

Waarom doe je graag wat je doet?
Ik kan geen betere tijdsbesteding vinden. Toen ik puber was dacht ik: je zit maar op die school, ik wist niet wat ik wilde. Het bleek dat ik geen enkel beroep leuk vond. Ik kwam in de horeca terecht en liep daar muzikanten tegen het lijf. Dat is natuurlijk een prachtige ‘escape’ voor een maatschappij waar je je niet in thuis voelt.

Wanneer is je passie voor jazz ontstaan?
Toen ik naar de muziekschool ging viel ik hier in Den Haag meteen met mijn neus in de boter. Ik hield van hardrock, maar een saxofoon binnen die muziekstijl is moeilijk. Tot ik Miles (Davis) hoorde, hij was voor mij de grote aanjager, een soort Picasso-achtige gast. Zo’n sfeer als hij kon scheppen met muziek!

"Miles Davis was voor mij de grote aanjager, een soort Picasso-achtige gast."
“Miles Davis was voor mij de grote aanjager, een soort Picasso-achtige gast.”

Van welke ontwikkeling in de jazzgeschiedenis had je onderdeel willen zijn?
De jaren dertig van de vorige eeuw. Er werd toen zo ongelooflijk veel gespeeld. Jazz was in die periode onderdeel van het dagelijkse leven. Kunst en entertainment vloeiden zo gemakkelijk samen. Als je bij Duke Ellington speelde kon je achter de wijven aan, een slok nemen en ook nog die waanzinnige muziek maken. Allemaal op één avond, gefinancierd door de maffia, haha.

Wat is het bizarste dat je ooit mee hebt gemaakt tijdens een concert?
Dat de muziek zo’n ontzettende invloed op je kan hebben dat je afdaalt naar een diepe expressie tot aan de ervaring dat je dan in een perfecte samenleving vertoeft. Om goed te spelen dien je de mogelijkheid te hebben om dat samen te doen. Niet te dienstig te zijn, maar verantwoordelijkheid als allerbelangrijkste te zien. Het is het eeuwige gevecht: gaat het om mij of gaat het niet om mij? Dat is wat jazz zo uniek maakt.

Waar vind je inspiratie?
Op straat. In de processen die daar plaats vinden. Ik houd van detaillering, dat zegt alles. Een verhaal ligt op straat, daar heb je geen boek voor nodig.

Wat is het spannendste dat je ooit hebt ondernomen?
Relaties beginnen, maar ze beëindigen is misschien nog wel spannender. En spannend was ook dat toen mijn vriendin vreemd ging met Janus, ik nadien met hem moest gaan spelen.

"Een verhaal ligt op straat, daar heb je geen boek voor nodig."
“Een verhaal ligt op straat, daar heb je geen boek voor nodig.”

Welk muziekstuk of album heeft voor jou een speciale betekenis?
Round Midnight van Miles Davis. Een genadeloos goede plaat. Gespeeld door het beste kwintet dat ooit heeft bestaan.

Wat neem je altijd met je mee?
Mijn gevoel, m’n rusteloosheid. Ik weet niet wat dat is. Ik ben een grote aanjager van een hoop dingen. Dat kan positief en ook heel hinderlijk zijn.

Welke actualiteit heeft je aandacht?
Op mondiaal gebied dat we in deze tijd op een soort keerpunt zouden moeten komen, waarbij ik me afvraag of de mensheid dat wel aankan. Je hebt een andere levensfilosofie nodig dan een boompje planten. Wij denken dat we dit proces kunnen managen. Volgens mij dient er eerst een evolutie voor een ander brein te komen. Nu is er sprake van een soort gemeenschapsdieren zonder gemeenschapszin. We stevenen af op het einde van deze wereld als er niets verandert. Dan vinden er nog meer catastrofes plaats. Inclusies zijn heel belangrijk, maar intussen excluseren we de hele maatschappij. Geld moet je investeren in een goed klimaat. Dat gebeurt door mensen die er zelf voordeel van hebben. Dat is een aristocratische, feodale handelswijze. Schaamteloos halen die lui hun schouders op. Dat is mensonterend!

Wie is je grote voorbeeld buiten de jazz?
Een voorbeeld weet ik niet. Ik noem wel grote inspiratiebronnen, moedige mensen. Het feit dat je als Mohammed Ali iets zegt over de oorlog in Vietnam ten koste van je eigen carrière… Of Pieter Omtzigt die wordt vermorzeld. Dat levert inspirerende verhalen op van mensen die daar verder niet over nadenken en het gewoon doen.

Wat intrigeert je aan je instrument?
De saxofoon om zijn diversiteit. Je beschikt over zó ontzettend veel verschillende klanken die onderling ook nog zo verschillend zijn. Ik ken geen instrument dat zoveel verschillen in zich bergt. David Sanborn en Sidney Bechet zijn ook zo verschillend. Een saxofoon is een ingenieus instrument. Die pijp een beetje lang? Die buigen we wel bij!

"Volgens mij dient er eerst een evolutie voor een ander brein te komen. Nu is er sprake van een soort gemeenschapsdieren zonder gemeenschapszin."
“Volgens mij dient er eerst een evolutie voor een ander brein te komen. Nu is er sprake van een soort gemeenschapsdieren zonder gemeenschapszin.”

Wat heb je geleerd van je muziek?
Alles wat ik nu doe. De omgang met mensen, ook op zakelijk vlak. En het mechanisme dat je zo diep gaat en dat telkens een andere beleving oplevert. Elke laag creëert weer een nieuwe wereld. Er is sprake van een eeuwige cyclus van ontwikkeling. Ik snap het steeds beter, maar ik begrijp er steeds minder van.

Wat wilde je vroeger altijd worden?
Archeoloog, maar ik was ook ongelooflijk geïnteresseerd in geschiedenis. Maar dan wel anders dan met een tandenborstel in Egypte allerlei zand wegschrapen. Ontdekken heb ik altijd in me gehad, net als fantasie en dromen. In muziek heb ik dat nog steeds, dat schatgraven.

Wanneer ervaar je de vrijheid te falen?
Falen ervaar ik als iets moeilijks. Ik wil dat vooral niet in bezigheden die essentieel zijn voor mijn bestaan. Als ik een eigen huis opknap, heb ik niet zo’n moeite met falen. Maar in muziek twijfel ik erg. Ik ben een control freak, kan niet zomaar op een podium gaan staan. Ik heb faalangst, hahaha! Dan stort mijn gebouw helemaal in. Dit maakt me overigens niet voorzichtiger. Ik studeer eigenlijk uit angst.

Welke ontwikkeling in de jazz juich je toe?
Ik vraag me af of er wel ontwikkeling is. Ik geloof niet meer in belangrijke ontwikkelingen in de jazz. Wij komen voort uit een periode dat het maar blééf veranderen. Nu zijn we misschien toe aan een grote verandering, maar die is er helemaal niet. Het moet gaan om verdieping. Maar die wordt ontzettend gehinderd door de opgelegde honger naar innovatie.

"Nu zijn we misschien toe aan een grote verandering, maar die is er helemaal niet. Het moet gaan om verdieping."
“Nu zijn we misschien toe aan een grote verandering, maar die is er helemaal niet. Het moet gaan om verdieping.”

Met wie werk je graag samen?
Met vrienden. Ik heb niets met een omgeving die ik niet ken. Ik vind het wel leuk om nieuwe mensen te ontmoeten, maar ik voel me pas comfortabel als ik tussen vrienden ben.

Welke dromen liggen nog voor je?
Iets wat ik nooit kan verwezenlijken, maar ik droom er wel over. Ik ben een keer gevraagd mee te zeilen met de Kings Legend (een groot zeiljacht, gebouwd in 1975, rvdh). Van Malta om Sicilië heen naar Napels. Er was sprake van windkracht zeven, was heel heftig met drie man op die boot. Ik heb al een leven lang zeillessen, maar ben geen goede zeiler. Ik droom misschien wel om in mijn eentje met een zeiljacht een grote trip te maken. Sinds de Onedin Line (televisieserie, rvdh) ben ik altijd gegrepen door zulke trips.  Zo’n James Onedin (eigenaar van het schip, rvdh) die na een lange reis thuiskomt en dan van zijn zakenpartner krijgt te horen: ‘I have bad and good news: your son is alive, your wife is dead’. Het grappige was dat hij dat na bijna elke aflevering kreeg te horen. Hahaha!

Aan wie geef je het Jazz-tafette stokje door?
Aan Leo van Oostrom. Hij is een karaktervolle, bijzonder kleurrijke gast. Voor mij is hij van grote betekenis geweest. Ik speelde klassiek saxofoon, ik zocht naar een escape om te ontsnappen aan economische slavernij. Kocht een saxofoon in de uitverkoop. Ik kwam op de muziekschool, bij docent Albert Beltman. Ik meldde me aan op het conservatorium in Den Haag voor klassiek en werd aangenomen, samen met Jan Willem van der Ham. Daar kwam ik terecht bij Leo van Oostrom, een heel bijzondere docent van wie veel jazzmensen les hebben gehad. Ruud Brink, Ferdinand Povel, Sandy Moss en Sal Nestico waren vier andere topdocenten. Daarnaast was er altijd Leo. Van hem leerde ik zuiver klassiek. Ik speelde altsaxofoon, maar had er niks mee. Ik moest op die alt klassiek spelen. Want daar was literatuur voor. Ik dacht, ik kap ermee. De eerste paar jaar op het conservatorium deed ik de hoofdvakken klassiek en jazz. Ik koos voor jazz. Leo heeft voor de hele structuur gezorgd die ik zo nodig had. De basis van een creatief spectrum is nieuwsgierigheid. Ik had al een tenorsax en ben daar toen langzaam in gegroeid. Ik had niks met die klassieke tuthola’s, ik ben meer van de straat.

RINUS VAN DER HEIJDEN
Foto’s GEMMA KESSELS

 

WWW . BEN VAN DEN DUNGEN . NL

Previous

Saxofonist AMIT FRIEDMAN EERT ZIJN VADER MET LIEFDE

Next

Jazz à Liege wederom regenboog met vele kleuren

Lees ook