Gideon van Gelder (1983) is pianist, maar kent nog een passie: zijn studie geneeskunde. Binnenkort rondt hij zijn specialisatie ‘psychiatrie’ hierin af. Maar muziek was er eerder. Om allround musicus te worden, vertrok hij na zijn studie aan het Conservatorium van Amsterdam in 2007 voor drie jaar naar New York. Hij studeerde er aan de New School for Jazz and Contemporary Music en werkte er met onder andere José James. Terug in Nederland pakte hij de draad van zijn studie geneeskunde weer op. Hij bracht twee albums uit: ‘Perpetual’ (2010) en ‘Lighthouse’ (2014). Hij werkte veel met Jameszoo, Lars Dietrich en Lilian Vieira en met broer Ben, met wie hij onlangs de Paradis-tournee afrondde. Gideon van Gelder weet precies wat hij wil. Hij legt dit doordacht uit, denkt lang na over antwoorden. En zo kan het gebeuren dat de lengte van deze JAZZ-tafette wat uitgebreider is dan van JazzNu gewend.
Waar ben je op dit moment mee bezig?
Het merendeel van mijn tijd met het afronden van mijn studie psychiatrie. Ik heb zojuist een tournee met het project Paradis van mijn broer Ben beëindigd. Jazz van nu is meer een betiteling voor de invloed die geïmproviseerde muziek heeft op de huidige jazz. Zelf ben ik een muzikale omnivoor. De laatste tijd gaat het bij mij niet alleen om jazz, maar ook om Braziliaanse en elektronische muziek. Ik ben muziek aan het schrijven en tegelijk een duik aan het nemen in elektronische muziek. Daar luister ik nu veel naar, vooral vanwege de breedte van die muzieksoorten. Ze kunnen allerlei klanken bevatten, ze kunnen zelfs op jazz lijken. Ik ben er vertrouwder mee geraakt door mijn samenwerking met Jameszoo. Ik ben een ontwikkelslag aan het maken. Een verdiepingsslag mag je het ook noemen, richting productie van elektronica. Het proces van schrijven, spelen en opnemen van meer elektronica-georiënteerde muziek is anders. Dat betekent minder eenrichtingsverkeer dan ik gewend ben. Muziek die je zelf opneemt kun je op afstand uitwisselen met de mensen met wie je samenwerkt. Dan krijg je een soort kruisbestuiving, wordt het meer een proces van heen en weer. Zo creëer ik ruimte voor een ander soort creativiteit. Ik denk dat die uiteindelijk tot uiting komt in mijn muziek.
Welke herinneringen aan je carrière zijn je het dierbaarst?
Absoluut de opname van mijn tweede album Lighthouse. Ik denk ook meteen aan mijn optreden met Remco Campert en Benjamin Herman, tijdens de albumrelease van Campert. Ook momenten met concerten met Jameszoo zijn mij dierbaar, zoals toen we op het Detroit Festival in Amerika speelden. Heel gaaf in een stad met zoveel geschiedenis. In Japan optreden was ook een groot feest. Met name in Billboard Live op een podium met het publiek achter glas en met uitzicht op Tokio. En voorts herinner ik me graag een concert met José James op het North Sea Jazz Festival. Ben speelde mee en onze ouders waren daar bij. Het mooie was dat zij elkaar daar ooit ontmoetten. Zoiets is toch gedenkwaardig.
Waarom doe je graag wat je doet?
Ik ben er achter gekomen hoe basaal musiceren voor mij is. Als ik een tijdje niets doe en ik begin weer, is het net of ik een oude vriendschap ophaal. Net zoals je vrienden en familie nodig hebt, zo heb ik muziek nodig. Als je je relatie met je instrument een tijdje geen aandacht geeft, verlept hij. Tegelijk merk je dat er weinig voor nodig is om je muziek bij te houden. Er ontstaan mooie dingen, zonder dat er per se inspanning bij komt kijken. Ik wil dagelijks met muziek bezig zijn, als ik niet speel, luister ik. Zelf muziek schrijven en maken is van een andere orde. De enige manier om zo aan mijn creatieve kant te komen is muziek maken. Dan is er nog een andere behoefte, die van arts zijn. Bij beide beroepen geldt dat het om contact maken gaat. Dat geldt voor muziek en ook als je als arts mensen helpt. Een andere gemene deler is communicatie. Muziek is een taal. In de psychiatrie gaat het vaak om verstoring tussen de mens en de buitenwereld. Dit heeft te maken met hoe iemand zich voelt en hoe hij of zij naar buiten treedt. Bij zowel muziek als psychiatrie spelen gevoel, communicatie en taal een grote rol. Ik combineer die elementen niet letterlijk, maar ben er wel van dag tot dag mee bezig. Als ik niet kan dokteren, ben ik ook niet gelukkig. Ik woonde drie jaar in New York met alleen maar muziek en ging toen dat dokteren missen. Ik ben muziek en psychiatrie bewust weer gaan combineren. Zo ben ik een dag minder gaan werken om meer tijd voor de muziek te hebben.
Wanneer is je passie voor jazz ontstaan?
Thuis (vader Sem heeft al decennialang de platenzaak Swingmaster in Groningen, rvdh). Toen ik een jaar of zeven, acht, was, stond ik bij een concert van Kenny Neil, met van die moddervette blues, op de voorste rij en werd ik het podium opgetrokken. Ook weet ik nog dat ik als jongetje van een jaar of tien in de Jan Steenzaal was bij het North Sea Jazz Festival. Ik realiseerde me dat de musici van de band waarvan ik de naam niet meer weet, steeds hetzelfde rondje deden, maar telkens anders. Dat was zó gaaf, ik begon een beetje te begrijpen hoe jazz in elkaar steekt. Vanaf toen werd jazz steeds boeiender voor mij.
Van welke ontwikkeling in de jazzgeschiedenis had je onderdeel willen zijn?
Niet per se van de geschiedenis van de jazz. Ik had graag eind jaren zestig en de jaren zeventig meegemaakt. Toen je Miles kon zien en Jimi Hendrix. Toen werd ook geïmproviseerde muziek breder getrokken, er was soul, fusion en veel van mijn favoriete Braziliaanse muziek stamt ook uit die tijd: Elis Regina, Milton Nascimento kenden toen hoogtepunten. Plus wat er allemaal uit Motown kwam!
Wat is het bizarste dat je ooit mee hebt gemaakt tijdens een concert?
Misschien het grappigste, in plaats van het bizarste. Ik zat een tijd in de band van Hans Teeuwen. Daar werd alles sowieso bizar. Backstage was het zonder uitzondering een en al hilariteit. En Hans kon het niet laten tijdens het optreden mensen op de hak te nemen.
Waar vind je inspiratie?
Als ik componeer helpt het mij zeker als ik beelden oproep. Bijvoorbeeld van bepaalde kunstwerken of principes uit de beeldende kunst. In New York heb ik een mastervak gedaan waarbij Amerikaanse expressionisten als Willem de Kooning en Jackson Pollock voorbij kwamen. Ik denk nog regelmatig terug over hoe kunstenaars als zij tegen kunst aankijken. Ik vertaal dat in muziek, bijvoorbeeld in het denken in technieken, vlakken en kleuren. Ik haal ook inspiratie door veel te luisteren, veelal naar klassieke- en elektronische muziek. Verder probeer ik vaak naar audiovisuele performances te gaan. Beeld en geluid vallen daar geheel samen. Afgelopen zomer ben ik naar het festival Burning Man in de States geweest. De focus ligt daar op kunstinstallaties en elektronische muziek en hoe dit in elkaar overgaat. Het is een andere manier om muziek te ervaren. Geluid komt uit zogeheten ‘art cars’. Daar zitten enorme lichtinstallaties op. Wat dit samen opwekt aan audiovisuele ervaring is uniek. Het voelde zowel avantgardistisch als tegelijk vertrouwd, omdat je deze ervaringen met zoveel publiek deelt. Burning Man heeft me erg geraakt.
Wat is het spannendste dat je ooit hebt ondernomen?
Met afstand bungyjumpen en skydiven. Maar daarnaast noem ik zeker mijn verhuizing naar New York, waardoor mijn loopbaan in de geneeskunde voor onbepaalde tijd ging stoppen. Dat was een ontzettende sprong in het diepe. En dat gold evenzeer toen ik terug kwam en mijn studie weer ging oppakken, daar waar ik hem had gelaten.
Welk muziekstuk of album heeft voor jou een speciale betekenis?
Ik heb net de documentaire Amazing Grace gezien. Gaat over Aretha Franklin en haar gelijknamige album. Ik vond het bijna een transcendente ervaring. Er kwam zoveel samen in anderhalf uur: religie, muziek, gemeenschapszin, geschiedenis, veerkracht. De film ging op een goede manier door merg en been. In A Love Supreme (van John Coltrane, rvdh) gaan op dezelfde wijze muziek en religie ook samen. Ik denk dat muziek om dit soort zaken draait: je kunt er niet omheen.
Wat neem je altijd met je mee?
Mijn sleutels. Die heb ik altijd in mijn zak, ook op het podium. Het voelt zo leeg als ik ze daar niet heb.
Welke actualiteit heeft je aandacht?
Het is onontkoombaar om Trump en het klimaat te noemen. Er groeit om mij heen een bewustwording dat onze leefstijl anders moet, met minder vliegen en minder of geen vlees eten. En natuurlijk of Trump afgezet gaat worden. Of dat doorgaat? Daar ziet het niet erg naar uit.
Wie is je grote voorbeeld buiten de jazz?
Wat me erg raakt is een project van Lucas Dols die over de hele wereld mensen in vluchtelingenkampen opleidt tot muziektherapeut. Hij valt daarmee niet helemaal buiten de jazz, want Lucas is contrabassist. Hij runt de stichting Sounds of Change. Hij is hier gewoon in gedoken, zo knap. Terwijl het zo moeilijk is om iets dergelijks op te zetten en steeds verder uit te bouwen. De stichting raakt daar op een positieve manier zoveel levens mee. Ik vind dit waanzinnig om te zien en vooral ook heel inspirerend.
Wat intrigeert je aan je instrument?
Een piano kan klinken van koel tot een heel orkest. Dit is geheel afhankelijk van wat je er zelf in stopt, je komt jezelf er direct in tegen. In die zin gaat het dan ook niet vanzelf. Ik vind dat dit bij de piano nog meer geldt dan bij andere instrumenten. Een piano is niet heel direct, tussen speler en instrument zit een heel mechaniek. Vroeger wilde ik drummer worden. Omdat het directe van het slagwerk mijn grootste uitdaging vormde. Tegenwoordig streef ik er in mijn spel naar om meer met de orkestratie te spelen dan met hoe de noten tot stand komen.
Wat heb je geleerd van je muziek?
Dat je uit je leven krijgt, wat je erin stopt. En dat veel zaken niet in woorden zijn te vatten.
Wat wilde je vroeger altijd worden?
Drummer en uitvinder.
Wanneer ervaar je de vrijheid te falen?
Enerzijds helpt het om falen te voorkomen als de omstandigheden en je instrument goed zijn en je de mensen vertrouwt met wie je speelt. Maar meer nog dat je met die mensen een gedeelde boodschap mag uitdragen. Kennelijk ga je je daarmee vrijer voelen. Het gaat dan meer om wat je wilt zeggen, minder om hoe je dat doet of dat je je eens ‘verspreekt’. Het helpt als ik me realiseer it’s only music, er vallen geen dooien als er iets misgaat. Muziek gaat pas leven als je risico’s neemt. Als ik dat voor ogen houd vóór mijn optreden, bepaalt dat mijn ‘mindset’ op het podium.
Welke ontwikkeling in de jazz juich je toe?
Alles wat er nu gaande is. Ik zie deze tijd als zeer levendig. Aan de westkust van de Verenigde Staten – Los Angeles – in Engeland en Nederland is er ook sprake van een hele levendige, nieuwe stroming, waarbij jazz als een soort ingrediënt terug komt in allerlei stijlen. Ik denk dan aan een kruisbestuiving van elektronica, pop en geïmproviseerde muziek. Een goed voorbeeld is de band van Louis Coleen en in Nederland bijvoorbeeld Niels Broos met Jamie Peet. Deze scene krijgt inmiddels ook letterlijk een podium, met aparte festivals. Bovendien sluit deze muziek soms aan bij jonge luisteraars. Ik heb altijd gehoopt dat jazz en geïmproviseerde mensen bereiken die nu even jong zijn als ik toen was.
Met wie werk je graag samen?
De musici waarmee ik mijn twee albums heb opgenomen: Becca Stevens, Lucas Pino, Rick Rosato, Lars Dietrich en Jamire Williams. Misschien had ik met hen wel de fijnste samenwerking ooit. Als ik de muziek opneem die ik nu aan het schrijven ben, bestaat er een grote kans dat het weer met die mensen gebeurt. Mijn meest recente samenwerking met mijn broer Ben was ook heel vertrouwd en fijn. Een telkens terugkerende persoon in mijn muzikale leven is Jamie Peet met wie ik steeds in diverse ‘settings’ speel. Én Lilian Vieira, met haar optreden was geweldig. Zowel in haar eigen band als in duo-bezetting. Wij delen dezelfde ervaring als het om Braziliaanse muziek gaat.
Welke dromen liggen nog voor je?
Het lijkt me geweldig om mijn eigen muziek te laten uitvoeren door een symfonieorkest. Een andere droom is een solo-optreden in de grote zaal van het Concertgebouw. En om iets op te nemen met Toninho Horta (Braziliaanse jazzgitarist en componist, rvdh).
Aan wie geef je het Jazz-tafette stokje door?
Aan Lucas Dols. Ik ken hem vanaf mijn conservatoriumtijd, toen ik een jaar of achttien was. Ik heb hem eerst zien groeien als een geweldige contrabassist. Daarnaast ontstond zijn wens om buiten de muziek iets te gaan doen, meer gericht op anderen. Dat is hem op een sublieme manier gelukt. Hij heeft als musicus alle succes gehad, bijvoorbeeld tijdens zijn tijd met Room Eleven. Zoveel positieve dingen meegemaakt en dan toch nog die andere kant van zichzelf opgezocht. Lucas is voor mij eindeloos inspirerend.
RINUS VAN DER HEIJDEN
Foto’s GEMMA KESSELS