Foto Gemma van der Heyden/JazzNu.nuFilosofie en muziek. Of is het muziek en filosofie? Het zijn in elk geval de zaken die het leven beheersen van Joris Roelofs. De klarinettist/altsaxofonist ziet ze niet als afzonderlijke grootheden. Sterker nog, ze lopen immer door elkaar. Neem zijn compositieopdracht voor het voorbije North Sea Jazz Festival. ‘Joris Roelofs Rope Dance, Light-footed music voor all and none’ noemde hij het project. “Bij het creëren van de opdracht dacht ik voor een deel aan de filosoof Nietzsche”, zegt hij. “En daar maakte ik muziek bij.” Ligt het zo eenvoudig dan? Zeker niet. Alleen al een gesprek met de bedachtzame 32-jarige jazzmusicus kost kruim. Soms krijgt een vraag onverwacht een tegenvraag. “Van welke ontwikkeling in de jazzgeschiedenis had je onderdeel willen zijn?” “Dat ligt eraan”, is het antwoord, “als musicus of als luisteraar?”

Waar ben je op dit moment mee bezig?
Ik ben gisteren teruggekeerd van vakantie in Griekenland. Ik heb daar De Toverberg van Thomas Mann uitgelezen. Sinds een paar jaar studeer ik filosofie. Denkers als Nietzsche en Schopenhauer komen in het boek voor. Ik maak aantekeningen in de boeken die ik lees, ook in De Toverberg. Tijdens mijn vakantie kreeg ik daar nieuwe ideeën door. Welke, dat doet nu niet zo ter zake. Zo is uit de compositieopdracht voor het North Sea Jazz Festival ook het idee ontstaan om voor fagot te gaan schrijven. Fagottist Bram van Sambeek en ik vonden dat leuk. Mijn eigenlijke doel is altijd om meer met dingen te gaan doen, ze te gaan combineren. Dit heb ik met Rope Dance dan ook gedaan, reflecteren met het kwintet dat de opdracht uitvoerde.”

Welke herinneringen aan je carrière zijn je het dierbaarst?
… na een lange stilte, er zullen er nog meerdere volgen…. “Lastig… In het algemeen zou je kunnen zeggen dat ik door het leren ontdekte dat ik beter werd. Heel lang geleden studeerde ik saxofoon bij Paul Weiling. Hij motiveerde mij enorm. Om studeren gaf ik niet veel, om saxofoonspelen wel. Voordat ik saxofoon speelde, studeerde ik klarinet. Dat klassieke voelde op zeker moment als een verplichting. Toen ik voor het eerst Charlie Parker hoorde, was dat een verademing. Dat ik als 17-jarige inviel bij het Jazz Orchestra of the Concertgebouw weet ik ook nog als de dag van gisteren. En dat Mathias Rüegg van het Vienna Art Orchestra belde met de vraag of ik auditie in Wenen wilde komen doen; dat was een sprookje. Een prachtige herinnering is ook dat Brad Mehldau mij vroeg om naar New York te komen. Ik kon niet geloven dat dit gebeurde. Het zijn allemaal dingen waar ik trots op ben, evenals dat ik al vrij jong eigen bands wilde leiden.

Foto Gemma van der Heyden/JazzNu.nuWaarom doe je graag wat je doet?
Muziek is een vanzelfsprekendheid geworden. Ik was een jaar of vijf toen ik ergens een trombone hoorde. Sindsdien heb ik geen moment getwijfeld dat ik musicus wilde worden. Muziek is zo’n groot deel van mijn persoonlijkheid geworden. Ik vind het leuk om met anderen samen te spelen, leuk om te creëren. Componeren heeft een nieuwe periode in mijn leven ingeluid. Ik wil mezelf nu de kans geven om me te ontplooien als componist. Laatst heb ik voor het eerst ‘Componist’ op een factuur geschreven. Eerder durfde ik dat niet. Hoe meer je bezig bent met componeren, hoe meer je erachter komt hoe goed het is wat er op dit gebied allemaal al is gebeurd. Componeren is iets anders dan een liedje schrijven van 32 maten met een paar akkoorden erin. Ik ben niet alleen bezig met jazz, maar ook met Prokofiev, Mozart, Debussy. Zo ontdek je dat je je ergens aan moet verbinden. Om een filosofische vergelijking te gebruiken: je bent pas wijs als je weet dat je niet weet; een uitspraak van Socrates. Je bent nooit klaar, ook niet met een persoon te worden.

Wanneer is je passie voor jazz ontstaan?
Een leraar buitenschoolse opvang heeft me op het pad gebracht. Hij had een bandje met muziek van Charlie Parker en Sonny Rollins. Rollins kwam later, maar toen ik Parker op dat bandje hoorde kon ik niet geloven wat ik hoorde. Ik wilde alles beluisteren en weten van hem. Zo kwam ik er achter dat elke Parker-solo een compositie op zich is. Ik kon er niet bij en nu nog steeds niet.

Van welke ontwikkeling in de jazzgeschiedenis had je onderdeel willen zijn?
Dat ligt eraan wat je bedoelt, als musicus of als luisteraar? Als saxofonist leven in de tijd van Parker? Ja! Ik heb echt gedroomd hem te leren kennen en horen. Aan de andere kant: nee! Ik zou geen deel willen uitmaken van de scene van toen, met die vanzelfsprekendheid voor hard drugs. Maar ik denk ook aan de periode van Ornette Coleman. Hoe hij zich afzette tegen de strikte manier van spelen van toen. Er was niemand die Parker zó kende als hij.

Wat is het bizarste dat je ooit mee hebt gemaakt tijdens een concert?
Dat was tijdens een optreden in De Tor in Enschede, toen iemand in het publiek overleed. Dat was verschrikkelijk. Iets minder heftigs maakte ik mee op het Eye Festival. Ik deed er een duoconcert met Juraj Stanik. Er speelde op dat moment iets van voetbal. Op sommige plekken werden tv’s opgehangen. Juraj speelde een eigen stuk, heel fragiel, toen een man op een ladder schreeuwde: ‘Henk, hij past niet’. Zo grof! Ik moest op dat moment ook stil zijn. Maar ik vroeg heel zacht of hij die tv niet later kon ophangen. Waarop de man heel hard reageerde: ‘Dat is geen tv, pik’.

Foto Gemma van der Heyden/JazzNu.nuWaar vind je inspiratie?
In heel veel dingen. Klassieke muziek van Prokofiev, Beethoven, Bach, Mozart, Messiaen, Britten, Debussy. Ik ben van plan daar veel meer mee te gaan doen. Ik download partituren van internet en probeer die op de piano te spelen. Ik ga ook naar concerten en beluister oude platen, om te ontdekken wat daar zo fris aan is. En ik praat veel met vrienden over hoe ze met muziek bezig zijn. Met Reinier Baas en Ben van Gelder bijvoorbeeld. En mijn filosofiestudie houdt mij heel erg bezig.

Wat is het spannendste dat je ooit hebt ondernomen?
Ik denk dat dat vorig jaar het concert was met Brad Mehldau in het Konzerthaus in Wenen. Met de intieme bezetting van basklarinet, klarinet, cello en piano. Dat was heel spannend. Ik kijk enorm op tegen Brad Mehldau. Hij is zo inspirerend geweest voor de ontwikkeling van de jazzmuziek. Het concert in Wenen was kamermuziekachtig en voor mij een grote uitdaging. We begeleidden de stomme film Salvation Hunters van Josef von Sternberg. In maart 2017 spelen we hetzelfde programma tijdens een filmfestival in Luxemburg.

Welk muziekstuk of album heeft voor jou een speciale betekenis?
Out To Lunch
van Eric Dolphy. Dat was een van mijn eerste cd’s. Omdat ik er nog niet zoveel had, draaide ik deze aan één stuk door.

Wat neem je altijd met je mee?
Mijn instrumenten en mijn computer. Om te noteren en ook om zelf te oefenen. En ik heb altijd oordoppen bij me. Aan mijn linkeroor heb ik gehoorbeschadiging opgelopen.

Welke actualiteit heeft je aandacht?
Wat er nu aan de hand is met al die aanslagen. Het is een andere tijd waarin we nu leven, waarin een enorme inperking van vrijheid is ontstaan. Sommige dingen zijn moeilijk te begrijpen, omdat ze erg complex zijn geworden. Het is moeilijk om nog met vingers te wijzen: de combinatie van zwart en wit is zo gecompliceerd geworden.

Foto Gemma van der Heyden/JazzNu.nuWie is je grote voorbeeld buiten de jazz?
Friedrich Nietzsche. Ik denk dat hij nog altijd actueel is, zeker als het gaat om risico’s durven te nemen en je weinig aan te trekken van wat andere mensen denken. Aan die beide aspecten wil ik werken. Aan de ene kant heb je dan moed nodig om de toekomst tegemoet te treden. De andere kant behelst hoe je je met terugwerkende kracht aan het verleden verbindt. Het is het idee van koorddans, hoe je even alle houvast kwijtraakt. Dát past mooi in jazz- en improvisatiemuziek.

Wat intrigeert je aan je instrument?
Omdat ik behalve in het Jazz Orchestra of the Concertgebouw nauwelijks nog altsaxofoon speel, is het vooral de basklarinet die mij trekt; zijn warme en heel andere geluid dan van een bes-klarinet. Je kunt er heel hard en voor mijn part ook heel lelijk op spelen. Dat het instrument zoveel kanten heeft, intrigeert mij.

Wat heb je geleerd van je muziek?
Dat vind ik een heel lastige vraag. Ik leer nog altijd. Laat ik het zo zeggen: je leert eigenlijk dat je steeds meer kunt leren. Zeker nu ik met schrijven ben begonnen.

Wat wilde je vroeger altijd worden?
Fotograaf. Dat was toen ik een jaar of vier, vijf was. Maar toen brachten mijn ouders mij naar het Muziekpakhuis, hier in Amsterdam. Daar konden kinderen instrumenten uitproberen. Ik pakte een saxofoon en was op slag verliefd. Ik wist het zeker: de saxofoon moest het worden! Maar ik was er nog te klein voor en ging dus eerst klarinet spelen.

Wanneer ervaar je de vrijheid te falen?
Voor mij sluit dat aan bij Nietzsche: dat je risico’s durft te nemen. Het afgelopen jaar ben ik daar meer naar op zoek gegaan dan vroeger. Dat je vanuit een idee dat je hebt, toch probeert uit te vliegen. Alle vertrouwdheid op losse schroeven zetten en maar zien wanneer je terugkomt. Dat leer ik ook van de slagwerkers Ted Poor – met wie ik in een trio speel – en Han Bennink. Mensen die alleen maar in termen van muziek denken en een enorme vrijheid hebben. Je moet echter eerst wel kunnen spelen, aan bepaalde parameters voldoen voordat je zaken los kunt laten. Dat je weet hoe je in de maat moet blijven, voordat je dingen vrijlaat.

Foto Gemma van der Heyden/JazzNu.nuWelke ontwikkeling in de jazz juich je toe?
De muziek van Duke Ellington – zeer inspirerend – Charlie Parker, Ornette Coleman, Thelonious Monk en Brad Mehldau, die op zijn eigen manier ook zaken heeft veranderd. En verheugend is de ontwikkeling die er nu is. Je ziet steeds meer andere disciplines aansluiten. Er valt muzikaal bezien nog veel te halen.

Met wie werk je graag samen?
Met heel veel mensen. Wil je namen? Reinier Baas, Harmen Fraanje, Martijn Vink, Clemens van der Feen, Jesse van Ruller, Bram van Sambeek, Ted Poor en Matt Penman.

Welke dromen liggen nog voor je?
Dat ik de zaken waar ik mee bezig ben, zoals de compositieopdracht voor North Sea, nog vaker kan doen. Misschien word ik wel gevraagd om nog eens iets te schrijven. Of voor fagottist Bram van Sambeek iets anders te componeren. Maar ook voor andere instrumentaties, bijvoorbeeld voor symfonieorkest. Dat is zó moeilijk, maar ik wil het graag proberen.

Aan wie geef je het Jazz-tafette stokje door?
Aan Gideon Tazelaar. Hij is een ex-leerling van me, pas 18 jaar, maar nu al een hele goede tenorsaxofonist. En hij is een slimme jongen, die al vrij veel muziekkennis heeft, ook van klassiek.

RINUS VAN DER HEIJDEN
beeld GEMMA VAN DER HEYDEN

www.jorisroelofs.com

 

Previous

‘Checking Out’ getekend door doorleefd vakmanschap

Next

Brielle Blues legt nadruk op vrouwelijke vertolkers

Lees ook