JazzNu nomineerde Rembrandt Frerichs om deze JAZZ-tafette te starten. Want wie kan dat beter dan een creatieve jazzmusicus, die niet alleen geweldige formats kan bedenken (zoals deze) en dan ook nog de pianotoetsen op goddelijke wijze kan beroeren? Hij schittert in zijn eigen Rembrandt Frerichs Trio samen met bassist Tony Overwater en drummer Vinsent Planjer. Daarnaast maakt hij deel uit van Levantasy waarin hij onder andere speelt met de Israëlische hoboïst Yoram Lachish. Dan was hij ook nog artist-in-residence bij de Stadsgehoorzaal in Leiden, krijgt volgend jaar een carte blanche bij Tivoli/Vredenburg voor de invulling van zijn concerten én hij blies zomaar het stof van de fortepiano!
Welke herinneringen aan je carrière zijn je het meest dierbaar?
De momenten die ik totaal niet had verwacht. Als ik word geprogrammeerd op het North Sea Jazz Festival en zie wie er voor of na mij speelt, dan kan ik denken: dit wordt echt geweldig! Maar als ik de provincie in ga om te spelen bij Kunstkring Ommen of het Te gast in Zutphen, dan heb ik als maker geen verwachtingen. Maar juist daar, die concerten, zijn me uiteindelijk het meeste bijgebleven.
Waarom doe je graag wat je doet?
Ik ontwikkel mijzelf continu. Ik word uitgedaagd, wat mijn motor is om nieuwe dingen te blijven maken. Bijvoorbeeld wanneer het Bach Festival mij benadert. Dan geef ik daar, met mijn achtergrond in de jazz, een nieuwe draai aan.
Wanneer is je passie voor jazz ontstaan?
Op mijn zestiende. Toen kreeg ik het Blue-Noteverzamelalbum van Herbie Hancock cadeau van een vriend en dat vond ik echt te gek.
Van welke ontwikkeling in de jazzgeschiedenis had je onderdeel willen zijn?
Ik had graag met John Coltrane willen spelen, in zijn kwartet van 1960 tot 1964. Die man had een grote liefde voor wat wij nu wereldmuziek noemen. Hij vertaalde invloeden uit India en het Midden-Oosten naar zijn eigen achtergrond. Daarnaast heeft hij zich helemaal de tyfus gestudeerd. Het moet een heel leergierige man zijn geweest. In die zin word ik dagelijks door hem geïnspireerd.
Wat is het leukste dat je ooit hebt meegemaakt tijdens een concert?
Geen idee. Er kunnen alarmbellen afgaan, maar ik zal ze niet horen. Ik ben dan echt gefocust op de muziek.
Waar vind je inspiratie?
Ik heb een soort van artistieke antenne aanstaan, die continu werkt. Soms weet ik niet waarom iets me interesseert, maar de ervaring leert dat inspiratie op onverwachte momenten komt. Daarom werk ik ideeën graag op het juiste moment uit, daar neem ik dan ook de tijd voor. Net zoals veel schrijvers reserveer ik een paar uur per dag om mijn intuïtie na te jagen. Je moet je als maker altijd open blijven stellen. Zo had je mij drie jaar geleden niet moeten vertellen dat ik de fortepiano, notabene een klassiek instrument, zou gaan spelen. Ik had je vierkant uitgelachen!
Wat is het spannendste dat je ooit hebt ondernomen?
Op mijn zeventiende reisde ik naar Egypte en leerde daar Arabisch. Ik stapte volledig uit mijn comfortzone en wilde nieuwe culturen leren kennen. Op mijn negentiende ging ik naar Syrië en Jordanië en op mijn twintigste trok ik samen met een Mexicaanse vriend door Mexico, Guatemala en Belize. Toen was ik relatief jong, maar eigenlijk vind ik het nu nog steeds wel spannend om op reis te gaan. We speelden laatst ook in Siberië en Algerije. Nu wil ik heel graag een keer naar Iran.
Welk muziekstuk of album heeft voor jou een speciale betekenis?
De Matthäus Passion van Bach. Niet alleen omdat het supermooie muziek is, maar ook omdat ik me er op spiritueel vlak mee verbonden voel en ik het mijn vrouw (sopraan Klaartje van Veldhoven, red.) heel graag hoor zingen. Daarnaast het album Transition van Coltrane: dat ademt een menselijke energie waarbij ik mij goed kan opladen.
Wat neem je altijd met je mee?
Ideeën over van alles in de kunstwereld. Ik ben geen gewillige sideman.
Welke actualiteit heeft je aandacht?
Alle gebeurtenissen rondom de Islamitische Staat. Het zijn echt een stelletje gestoorde piraten die van de hele regio een puinhoop maken. In de Iraakse stad Mosoel hebben IS-terroristen eind februari Assysrische standbeelden van drieduizend jaar oud vernield. Daarvan bleek een deel van gips te zijn. Toen was ik het eigenlijk voor het eerst met rechtse politici eens: anti-kolonialisme is ook Europese zelfkastijding. Kunstschatten die tijdens koloniale oorlogen zijn meegenomen naar Europa, hadden waarschijnlijk nu niet meer bestaan. Het laat een ander licht schijnen op de functie van Europa en is in die zin een interessante ontwikkeling.
Wie is je grote voorbeeld buiten de jazz?
Dat is altijd anders. Op dit moment is het Piet Mondriaan, vanwege zijn werk en gedachtegoed. Mondriaan begon als figuratief schilder en zijn kunst veranderde naarmate hij meer visie ontwikkelde. Jan Bor schreef het boek Mondriaan filosoof waarin Mondriaans hele ontwikkeling ter sprake komt. Absoluut een aanrader. Ik hoop dat ik mij ook altijd zo zal blijven ontwikkelen.
Wat intrigeert je aan je instrument?
Niets! Het zijn juist andere instrumenten die me interesseren omdat zij wel kunnen glijden, vibrato’s of lange tonen kunnen maken. Denk aan een Perzische knieviool, de kamancheh. De beperking van de piano zorgt wel voor brandstof om mezelf uit te dagen.
Wat heb je geleerd van je muziek?
Dat het een belangrijk kanaal is om mijn creativiteit te uiten. Om mijn creativiteit op te botvieren. Voor mijn zoontje van zes is dat ook de piano en voor anderen is het misschien een avond in de week sporten. Ik ben er ook achter gekomen dat ik creatief ben in het verzinnen van series of formats voor concertreeksen of programma’s. Bijvoorbeeld om een nieuw publiek te bereiken. Daar was ik zonder mijn muziek ook niet achter gekomen.
Wat wilde je vroeger altijd worden?
Het moment dat ik die cd kreeg van Hancock wist ik dat ik jazzmuzikant wilde worden.
Wanneer ervaar je de vrijheid te falen?
Het is een proces. Naarmate je meer zelfvertrouwen ontwikkelt, ontwikkel je ook de kunde om van dat falen iets te maken. Dan kun je steeds dieper gaan.
Welke ontwikkeling in de jazz juich je toe?
Het gebruik van bedreigde maatsoorten die gebaseerd zijn op poëtische ritmes. In mijn compositie Silberschmitt gebruik ik bijvoorbeeld een 23/8 maat. Je hoort een dergelijke maat soms bijna niet!
Met wie werk je graag samen?
Met musici die zelf ook ideeën hebben. Ik wil dat ze schuren tegen de mijne, waardoor we het vooral niet eens zijn. Tony Overwater en Vinsent Planjer, met wie ik mijn trio vorm, zijn zelf ook echte personalities. Niets is vrijblijvend en daarom kunnen we de beste ideeën uitwerken. Met het trio werken we ook graag met Liza Ferschtman en Kayhan Kalhor.
Welke dromen liggen nog voor je?
Abstracte dromen heb ik niet echt meer. Ik zou wel graag nog eens spelen met Brian Blade en Larry Grenadier. Of wat onrealistischer: met Wayne Shorter. Hij is toch wel een van de hogepriesters. Maar die zit natuurlijk totaal niet op mij te wachten. Spelen met hem zou mij ook op een hoger plan tillen. Het kwartet zonder Shorter is ook meteen een stuk minder. Dat is hetzelfde als de muzikanten die met Miles Davis hebben gespeeld. Die hebben allemaal gepiekt toen ze met hem speelden. Dan moet je echt on top of your game zijn.
Aan wie geef je het JAZZ-tafette stokje door?
Ik ben erg benieuwd naar de antwoorden van mondharmonicaspeelster Hermine Deurloo. Zij heeft weer een heel eigen kijk, omdat zij zo’n melodisch instrument speelt waarvan er maar weinig zijn.
Tekst MAUD MENTINK
Foto’s GEMMA KESSELS