Pianist Tony Roe (1979) is de motor van Tin Men and the Telephone. Het trio zette de jazzwereld op zijn kop, door via apps het publiek bij een concert te betrekken. De toehoorders hebben via hun smartphones wezenlijk invloed op het verloop van de muziek. Vrijblijvendheid is daarbij uit den boze. Hij hanteert een techniek die uitdaagt: “Hoogspanning voor je hersens. Ik wil in elk concert zo risicovol mogelijk te werk gaan”, zo vat hij zijn muziek samen. Hij houdt van de jaren zestig, toen de free jazz werd geboren. “Wij maken er een moderne variant van”, is zijn stellige overtuiging. Multimedia, computers, youtube-video’s, apps, het zijn allemaal elementen om eigentijdse muzikale experimenten aan te gaan. Of ze lukken weet hij van tevoren niet. Dat hij daarbij zou kunnen falen, deert hem niet. “Falen doe je alleen als je niet uit de problemen kunt komen”, houdt hij zichzelf voor. Actueel trok hij aandacht toen hij pasgeleden een zelf in elkaar geknutseld filmpje van de Turkse president Recep Erdogan op youtube plaatste. Erdogan is bezig met een toespraak, zijn stem is kinderlijk hoog en de muziek die Tony Roe eronder plaatste, draagt ook al niet bij aan de bedoeling dit alles serieus te nemen. In Turkije werd het filmpje al meer dan 42.000 keer bekeken. “Even maar niet op tournee naar Turkije”, lacht de pianist/componist.

Waar ben je op dit moment mee bezig?
Met het mixen en daarna uitbrengen van de nieuwe cd World Domination van Tin Men and the Telephone. Het wordt een muzikale beschouwing over populistische wereldleiders. Een heel actueel onderwerp dus. Het wordt een trilogie, die dit jaar nog uitkomt. Een futuristische benadering van het onderwerp, die niet belerend wil zijn. We maken muziek op stemfragmenten van mensen als Le Pen, Erdogan en Orban. We doen dat op een manier zoals ook Jacob ter Veldhuis (Nederlandse componist, rvdh) dat doet. We veranderen niets aan die stemmen, maar creëren muziek zoals de stem ons op dat moment dicteert. We doen dit ook tijdens live-concerten, waarbij we muziek maken op basis van de stem van iemand uit het publiek. We gebruiken daarbij een app die het publiek kan inspreken. Het gaat daarbij niet om een trucje of een schokeffect, uitsluitend over de lading. De techniek maakt dit mogelijk en zorgt voor een soort meerwaarde. Het eerste deel van de trilogie is een afspiegeling van wat Tin Men and the Telephone op dit moment doet, het tweede deel is geheel akoestisch en het derde elektronisch, geïnspireerd door bands als Knalpot. Speeches van de wereldleiders staan centraal. Ik heb een achtergrond van hiphop en klassieke muziek. In hiphop is het gebruikelijk een groter verhaal te maken, met veel humor, veel stoerdoenerij maar ook met zelfspot. In het geval van World Domination gaat het om aliens die zeggen: wij gaan jullie populisten verwijderen. Daar gebruiken we onder meer de inauguratierede van Donald Trump voor.

Welke herinneringen aan je carrière zijn je het dierbaarst?
Die zijn heel divers. De recentste is ons optreden met het Metropole Orkest. De manier waarop wij interactieve techniek loslieten op het orkest, daar ben ik heel blij van geworden. Je verzint iets aan de keukentafel en brengt het dan naar zóveel mensen. Ook het project dat ik deed met Asko|Schönberg was heel gaaf. En met Room Eleven, het zijn allemaal mooie dingen, waar je niet zo snel de kans voor krijgt om ze uit te voeren.

Waarom doe je graag wat je doet?
Omdat ik wat ik doe, als noodzaak zie. Ik kom uit de traditie, maar kijk heel erg naar de toekomst van de muziek. Ik heb zelf nieuwe ingangen gevonden en wil deze verder uitdiepen. Tot nu toe was dat heel leuk, maar het werk is nog niet klaar. Ik zie sommige ontwikkelingen niet terug in muziek, daar wil ik op inspringen. Ik denk dan aan technologie. Akoestische en elektronische muziek liggen nog te ver uit elkaar. Op conservatoria spreek ik vaak over dit grensgebied. Met Tin Men and the Telephone ondernemen we vaak samenwerkingen met studenten. Zij kennen niet veel remmingen en daar komen waanzinnige projecten uit voort.

Wanneer is je passie voor jazz ontstaan?
Vrij laat. Pas toen ik de cd Duets with Bill Stewart (1999) vond van Bill Carrothers begon het te borrelen. Daarna ontdekte ik Oscar Petersons Live in Russia met die waanzinnige uitvoering van Green Dolphin Street. Zijn techniek, de manier waarover hij over de piano vloeit, is echt uniek. Mijn belangrijkste interesse ligt nu bij componisten als Prokofiev, Messiaen en Ligeti. Uit hun muziek haal ik veel inspiratie. Mijn hoogste doel daarbij is hun klanken te verwerken in mijn pianospel.

Van welke ontwikkeling in de jazzgeschiedenis had je onderdeel willen zijn?
Ik denk de jaren zestig met hun free jazz. Mijn grote voorbeeld is Jason Moran, die mij wees op Andrew Hill die de free jazz van nabij meemaakte. Die periode interesseert me, bij alles wat ik hoor denk ik: wow! Een andere interessante periode is die van Fats Waller. Toen hoorde je veel meer entertainment, een element dat nu is verdwenen.

Wat is het bizarste dat je ooit mee hebt gemaakt tijdens een concert?
De concerten met Oene van Geel en danser Kenzo Kusuda. Bizar was een concert dat ik solo was begonnen, waarna Kenzo kletsnat van het zweet het podium opkwam. Hij wilde de Steinway-piano induiken. Ik dacht: doe dat nu niet! Maar hij was het wel van plan. Met hem zijn alle concerten fascinerend. Hij is heel gevoelig voor omgevingen, tast bijvoorbeeld muren af en improviseert daar al dansend op. Ik word heel erg blij van zulke vrije geesten als Kenzo en Oene.

Waar vind je inspiratie?
Bij alledaagse dingen. Een spanningsveld dat geen muziek hoeft te zijn, maar wel kan inspireren tot muziek. Dat kan bijvoorbeeld een gesprek zijn in de trein. Ik zie er een bepaalde structuur in en die vertaal ik dan, wel of niet abstract. Ik zag mensen badmintonnen, zag de shuttle vallen en dacht: wat vervelend dat dit steeds gebeurt. Daar heb ik muziek op gemaakt. Telkens als dat ding valt, klinkt er een ander liedje.

Wat is het spannendste dat je ooit hebt ondernomen?
De premières van Tin Men and the Telephone zijn altijd spannend, zeker sinds we met apps werken. Je vraagt participatie van het publiek, terwijl je niet weet of het dat wel wil. Je kunt dat van tevoren niet testen. Wij zijn er zomaar aan begonnen, zonder voorbereidingen. Met het Metropole Orkest hadden we drie kwartier gecomponeerde muziek, maar we moesten wel anderhalf uur spelen. De andere helft was improvisatie op basis van de inbreng van het publiek. Dat kun je niet oefenen en daardoor ontstaat een van de spannendste momenten die je kunt meemaken. Als het dan fout gaat, is dat volledig mijn verantwoordelijkheid.

Welk muziekstuk of album heeft voor jou een speciale betekenis?
Quatuor pour la fin du temps van Olivier Messiaen. Mijn vroegere docent Rian de Waal speelde deze compositie vaak. Ik vind het een van de interessantste stukken uit de muziekgeschiedenis. Ik heb een grote voorliefde voor modern klassieke muziek maar ook hiphop uit de jaren negentig, die heeft veel waarde. Net zoveel als al die hoogtepunten uit de jazz uit de jaren zestig. Er zijn toen dingen gedaan die voortleven in een esthetische visie.

Wat neem je altijd met je mee?
Liefst heel veel, bergen techniek. In elk geval altijd een velletje papier en een pen. Aan de ene kant schrijf ik dan bovenaan het blaadje ‘Ideeën’ en aan de andere kant ‘Doen’ met veel uitroeptekens! Als er gelegenheid voor is neem ik ook altijd een computer en apparatuur mee waarmee ik nieuwe zaken kan ontwikkelen.

Welke actualiteit heeft je aandacht?
De politiek en dan met name het verschijnsel ‘alternative facts’. Dat betekent dus keihard liegen. Ik ben opgegroeid in een tijd waarin kranten probeerden de waarheid te achterhalen. Door Trump en dictatoriale regimes is alles anders geworden. In de wereld van de kunst kun je alles zeggen en doen. Maar wat gebeurt er als je dat omdraait? Hoe eng ook, deze omstandigheid biedt mij inspiratie om me tegen diezelfde mensen te keren. Ik begrijp nu dat de waarheid losser is dan ooit. Dan zijn er ook nog mensen die Trump accepteren. Dat is toch ongelooflijk?!

Wie is je grote voorbeeld buiten de jazz?
Ik heb geen grote voorbeelden. Wel mensen die me inspireerden of nog inspireren: mijn docenten Rian de Waal en Kris Goessens, helaas zijn beiden overleden. Mijn vader was in zekere zin ook een voorbeeld. Hij was professor in de psychologie en kon zodoende alles snel doorzien. Dat deed hij dan ook en hij heeft mij daarmee verder gebracht. Twee dagen voor zijn dood verzon hij voor mij nog een abstract schema voor alles wat ik doe. Een soort metavisie die mij erg heeft geholpen.

Wat intrigeert je aan je instrument?
Piano is het mooiste instrument dat er is. Doorgaans ook het grootste. De piano heeft een rijke geschiedenis, het hoogtepunt is misschien al wel bereikt. Het is echter fascinerend wat er allemaal voor is geschreven. Het instrument staat volledig op zichzelf, een piano heeft verder niemand anders nodig. Je kunt er in alle stijlen op spelen, ze zijn allemaal even waardevol. Tegelijk is het frustrerend dat je niet alles van de piano kunt leren. Het is een goudmijn die je nooit kunt uitputten.

Wat heb je geleerd van je muziek?
Misschien wel dat muziek echt leuk kan zijn. Ik merk dat veel mensen plezier ondervinden van onze concerten. Je ziet verbazing en ontroering. Mijn ervaring is dat wat ik voel in de studio, het publiek dat naderhand ook voelt. Zo niet, dan heb je het niet goed gedaan. Ik ben muziek gaan maken die raar is. Tin Men and the Telephone bestaat nu een paar jaar en onze muziek wordt geaccepteerd. Er wordt een artistieke visie aan gekoppeld. Dat weet je niet als je aan het maken bent. Alles kan, mits je het maar goed uitvoert. Daar ligt voor mij dan ook nog het meeste werk, een lange-termijnplan. Ik vind dat ik nog niet goed genoeg uitvoer.

Wat wilde je vroeger altijd worden?
Gevechtspiloot. Mijn vader heeft me dat uit het hoofd gepraat; ik heb namelijk grote moeite met autoriteit. Ik was als kind zó gefascineerd door vliegtuigen die over de school vlogen. Gevechtspiloot worden was niet realistisch, maar het fascineert me wel.

Wanneer ervaar je de vrijheid te falen?
De laatste tijd altijd. Wij maken een heel risicovolle show. Falen doe je alleen maar als je niet uit de problemen kunt komen. Het is best moeilijk jezelf uit te dagen. Ik heb met mijn groep geprobeerd een techniek te ontwikkelen die uitdaagt. Dat je binnen een seconde moet beslissen wat je doet. Dat betekent hoogspanning voor je hersens. Tegelijk heb ik geleerd niet alleen naar het nu te kijken, naar ook naar wat zich over vijf jaar aandient. John Coltrane was voor mij de inspirator om te zien hoe lang je op een project moet broeden, voordat het ergens naar toe gaat. Ik wil in elk concert zo risicovol mogelijk te werk gaan. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat we ook werken met zaken die al vast staan. Voor mij persoonlijk wil ik dat het publiek iets kan met wat wij brengen. De muziek verspreiden, zodat mensen deze muziek meer gaan ontdekken. Ik hoor steeds vaker van mensen die niet van improvisatiemuziek houden, dat zij ons accepteren. Dat gebeurt, zonder dat wij afbreuk doen aan onze artistieke integriteit. In de free jazz ging dat ook zo, nu hanteren wij een moderne variant.

Welke ontwikkeling in de jazz juich je toe?
De ontwikkeling die ik op dit moment doormaak. De interdisciplinaire, die meer gaat om verbreding en beleving. Dans is de natuurlijkste beweging op het podium. Binnen de jazz zie je weinig visuele ontwikkeling. Met de kruisbestuiving van dans en jazz is veel te halen, daar zet ik zelf ook op in. Deze beleving wil ik intensiveren. Mensen als Reinier Baas hebben ook een houding van: ik doe zelf mijn ding. Los van de opleiding en van wat mensen verwachten is het prachtig wat Reinier nastreeft. Je moet de discussie aangaan en dat zie je nu gelukkig langzaam gebeuren.

Met wie werk je graag samen?
Met mensen die me verbazen: Oene van Geel vanwege zijn natuurlijke frisheid en ook Kenzo Kusuda en Joris Roelofs. En Pat Cleaver, de bassist van Tin Men and the Telephone. Hij is iemand die net zoveel nadenkt als dat hij speelt.

Welke dromen liggen nog voor je?
Een enorm soloconcert geven op de maan. Als er buitenaards leven zou zijn, zou ik daar een concert willen geven. Muziek is ongrijpbaar, daar word je blij van. Misschien levert het daar nog wel meer op.

Aan wie geef je het Jazz-tafette stokje door?
Aan Reinier Baas. Hij maakt op een heel frisse manier en op een heel hoog niveau muziek. Hij verbreedt alsmaar zijn grenzen en hij is een geweldige stimulator. Mede door hem ben ik blij dat ik onderdeel uitmaak van deze scene.

RINUS VAN DER HEIJDEN
beeld GEMMA VAN DER HEYDEN

 

www.tinmenandthetelephone.com

Previous

Misha Mengelberg in vrije vrolijkheid herdacht

Next

Café Hopper grote huiskamer met muzikale historie

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook