Improviserende musici zijn geschapen met een unieke herseninhoud. Tussen de hersenen van improviserende jazzmusici bestaan opzienbarende, tot nu toe onbekende  verschillen vergeleken met de hersenen van klassieke musici. Het in Groningen gevestigde CMI (Center for Medical Imaging) deed er onderzoek naar en kwam in het vakblad Brain and Cognition tot de conclusie dat de rechterhelftdelen van de hersenen bij improviserende jazzmusici op diverse onderdelen aanzienlijk uitvoeriger zijn ontwikkeld.

Bob Hagen is de schrijver van een open brief aan het ministerie van OCW en de Raad voor Cultuur over de abominabele situatie van jazz in Nederland. Foto MDV Fotografie

Een opmerkelijke uitspraak? Jazeker, maar hij laat meteen de vraag oprijzen wat je ermee moet. Bob Hagen, fervent jazzliefhebber en bij velen bekend als de oprichter van de concertserie Jazz Impuls, schermt ermee om de noodsituatie waarin De Jazz in Nederland verkeert, aan de kaak te stellen. Hij stelt dat ‘teloorgang van jazz en improvisatiemuziek zich met name als eerste Europees land in Nederland voordoet’. Bob Hagen vindt dat de Raad voor Cultuur in de afgelopen jaren er niet in is geslaagd het ministerie van OCW hiervan te overtuigen. ‘Hierdoor heerst onwetendheid over de geweldige kwaliteit van de beroepsbeoefenaars, waardoor oplossingen uitblijven’, zo schrijft hij in een open brief aan het ministerie en aan de Raad voor Cultuur.

BEROEP

‘In het belang van circa duizend hieraan overgeleverde improviserende jazzmusici en hun honderdduizenden luisteraars in ons land doe ik een beroep op al diegenen die het met dit grote gemis eens zijn en zich daarvoor op welke manier ook zouden kunnen en willen inzetten. Ik doe een beroep op jullie om de overheid aan te spreken, rechtstreeks of middels de Raad voor Cultuur’, zo luidt hij de noodklok over de alarmerende situatie van jazz in Nederland.

Het Metropole Orkest is het enige jazzgetinte orkest in Nederland dat overheidssubsidie krijgt.

De hersensamenstelling van improviserend musici is niet het enige argument waarmee Bob Hagen de overheid en daarmee samenwerkende beslissende instanties wil overtuigen. Hij legt de overheid zeven prangende vragen voor, waarvan hij zich afvraagt of zij van die vragen op de hoogte is.  Naast zijn stelling dat de teloorgang van jazz zich vooral in Nederland voordoet en de unieke herseninhoud van jazzmusici, wil hij antwoord op de vragen of de overheid weet dat muziekimprovisatie op artistiek niveau wordt gekwalificeerd als de hoogste aller kunsten. Verder dat alle jazzprogramma’s de laatste tien jaar uit de ether zijn verdwenen – inclusief de Jazzzender – en dat het aantal jazzpodia daalde van dertig naar tien. En zou de overheid weten dat jazzimprovisatie de enige kunstvorm is en hoe die ter plekke eenmalig wordt gecreëerd? Plus dat van Nederlandse muziekliefhebbers jazzfans het hoogste opleidingsniveau hebben?

Bob Hagen is met name ongerust over het omvangrijke rapport met adviezen voor de periode 2021-2024 dat de Raad van Cultuur sector muziek, deze maand aan het ministerie van OCW heeft verzonden. ‘Over jazz en geïmproviseerde muziek viel er weinig te lezen’, zo stelt Hagen, ‘behalve dat er één orkest voor pop- en jazzmuziek (het Metropole Orkest, rvdh) langdurig subsidie ontvangt van de overheid en dat ook negen symfonieorkesten daarvoor in aanmerking komen. Hoewel de oorzaak voor de hand ligt, vond de Raad voor Cultuur het typerend dat praktisch alle jazzmusici in diverse ensembles spelen. De Raad maakt ook melding van het feit dat subsidies vooral ten goede komen aan klassieke muziek en in iets mindere mate aan jazz’. ‘Iets’ vindt briefschrijver Hagen een te vage aanduiding, omdat het geen enkel gegeven of aanwijzing bevat over wat daarmee wordt bedoeld. Hij mist de aandacht voor de stelselmatige ‘Oorzaak en Gevolg Situatie’ die hier heerst ten koste van jazz en al jaren een besmettelijke rol speelt.

De Instant Composers Pool is een van de weinige orkesten die zich in het zieltogende improvisatiemilieu van Nederland overeind kon houden.

LEKEN

Het verontrust Bob Hagen dat de Raad voor Cultuur – de raadgevende instantie die het ministerie van OCW adviseert over toe te kennen subsidies – politici en beleidsmakers, vaak gevormd door leken, moet en kan overtuigen van de situatie waarin de jazz in Nederland verkeert. Kan de Raad die kennis dermate doeltreffend overbrengen dat daarvoor niet alleen verbazing en nieuwsgierigheid maar met name doelmatige interesse wordt opgewekt? En vooral hoe en waarmee of er is gewaarschuwd voor de huidige onwaardige misstanden rond jazz- en improvisatiemuziek.

Hagen stelt dat de sluipende aftakeling van de jazz bij de omroepen in Hilversum begon. ‘Anders dan in de ons omringende landen moeten we hier het treurige resultaat vaststellen dat de jazzliefhebbende achterban al jaren tekort wordt gedaan met als gevolg dat deze achterban sterk afneemt. In ons land bestaat er geen enkele zender meer met een etherfrequentie die aan jazz aandacht besteedt. Programma’s als Jazzspectrum, Swingtime en Tros Sesjun zijn verdwenen. In 2016 werd daarna ook nog de enige jazzzender Radio 6 uit de ether gehaald. Terwijl in bijna alle Europese landen jazz een serieuze plaats in de ether heeft, is het onwaardig dat we in Nederland al jaren deze culturele afbraak van jazzmuziek laten plaatsvinden. In ons land bestaat er geen enkele zender meer die aan jazz aandacht besteedt’.

Doordat mensen via de omroepen geen kennis meer konden maken met jazz- en improvisatiemuziek raakten ‘na verloop van tijd in ons land daardoor ook jazzpodia in verval. Van zestig naar dertig naar twintig en nu nog tien. Daardoor is inmiddels voor jazz een volkomen uit de hand gelopen kommer-en-kwelsituatie ontstaan’. Hoe kan het bestaan dat beleidsmakers over de gevolgen daarvan nooit op het matje zijn geroepen? zo vraagt Bob Hagen zich vertwijfeld af. Hij stelt dat klassieke muziek en jazz nog niet zo lang geleden onder de Nederlandse bevolking ongeveer hetzelfde percentage van het totale aantal muziekliefhebbers telden. ‘Draai morgen de kraan dicht van Radio 4 en er gebeurt waarschijnlijk hetzelfde met klassieke muziek’ verzucht hij. ‘Dat heeft niets te maken met leeftijd, maar als je een bevolking jarenlang via de radio en tv onthoudt van informatie of het luisteren naar muziek van een bepaalde smaaksector, dan verdwijnt daarvoor geleidelijk de belangstelling’.

Fay Claassen was een van de muzikale speerpunten van de concertseries van Jazz Impuls.

RAAD VOOR CULTUUR

De omroepen zijn niet de schuldigen van het verval van de jazz, vindt Hagen, maar de overheid. En daarbij speelt de Raad voor Cultuur ook een – grote – rol. ‘Het is de RvC niet gelukt de grote belangen die hiermee samenhangen zodanig aan OCW duidelijk te maken, dat er op het ministerieel niveau begrip kon ontstaan voor de noden die inmiddels bij veel jazzmusici heersen. Het stupide gevolg daarvan is dat die musici met het doen van concessies bij hun optreden, steeds vaker toegeven om onder hun werkelijke artistieke niveau te spelen. Het is absurd dat OCW zo’n intens desastreuze ontwikkeling liet ontstaan. Onvergeeflijk is dat in plaats van ingrijpen door onze lankmoedige overheid – die paraat had moeten staan om erger te voorkomen – deze verschraling nog steeds voortduurt. Anders dan in de ons omringende landen moeten we hier het treurige resultaat vaststellen dat de jazzliefhebbende achterban al jaren tekort wordt gedaan met als gevolg dat die achterban sterk afneemt’.

In plaats van jazzmuziek evenredig te bedelen als bijvoorbeeld popmuziek, dance en het Nederlandstalige lied, gaat naar deze stromingen het geld dat ook aan jazz besteed had kunnen worden. Bob Hagen stelt dat mensen binnen de Raad voor Cultuur ‘geen notie hebben van het culturele belang dat jazz en improvisatiemuziek voor een flink deel van de bevolking heeft. Het is dringend noodzakelijk dat er in de RVC een vertegenwoordiging wordt gekozen van jazzmuziekkenners en jazzliefhebbende personen die de hoge waarden van deze muzieksoort niet alleen onderkennen en begrijpen, maar daar ook pal voor staan en in staat zijn om die waarden steekhoudend te verdedigen. Opdat aan de huidige disproportionele afbraak daarvan een halt wordt toegeroepen’.

Sanne Rambags en Anna Serierse zijn voorbeelden van afgestudeerde conservatoriumstudenten die het wél hebben gemaakt.

‘Immers’, zo vervolgt hij zijn schrijven, ‘hoe valt het te rijmen dat er enerzijds jaarlijks grote aantallen jonge jazzmusici aan gesubsidieerde Nederlandse conservatoria afstuderen en je je anderzijds moet afvragen waar die studenten het aan te danken hebben dat ze vervolgens bijna geen werk vinden, tenzij ze noodgedwongen onder het niveau van hun opleiding en kwaliteiten gaan spelen. In dat geval moet je om te beginnen het moeilijke, maar meest bijzondere en artistiek waardevolle element, zijnde improvisatie los gaan laten. Maar jazz zonder improvisatie is geen jazz meer. Het is klinkklare en onbillijke achterstelling, zowel voor deze opkomende musici als ook voor overige jongeren, omdat zij die daarvoor dat specifieke jazzklankbord bezitten, al vele jaren verstoken blijven van mogelijkheden waarmee, mits via de ether daarmee regelmatig geconfronteerd, een wereld voor hen open zou kunnen gaan’.

VAN HET TONEEL

Bob Hagens conclusie: ‘Als daarin niet snel en adequaat wordt voorzien, moeten we er voor vrezen dat de naam ‘jazz’ in ons land straks volledig van het toneel verdwenen is. Maar niet alleen de naam, ook het groteske feit dat het genre zelf wordt weggespoeld door voorrang aan toenemende oppervlakkigheid en afnemende interesse voor jazz. Dat alles mogelijk gesteund door de Raad voor Cultuur en OCW’. Veroorzaakt derhalve door de onachtzame houding van beide instanties.

In de open brief van Bob Hagen loopt als een rode draad het element ‘improvisatie’, een van de zo kenmerkende elementen van jazzmuziek. Hij meent dat jazz een bijzondere muzieksoort is. ‘Vooral als je regelmatig verneemt dat ook veel klassieke musici hun bewondering daarover uitspreken en met name laten weten hoe bijzonder jazzmusici niet alleen geniaal spelen, maar ook briljant improviseren. Want het al of niet kunnen improviseren maakt daarbij voor veel jazzliefhebbers het cruciale verschil’. Om daaraan toe te voegen: ‘Wat zou het geweldig zijn als er voor jazzimprovisatie op vele gebieden eindelijk gelijkgestemde  beoordelaars met een overeenkomend muzikaal klankbord gaan beslissen op het gebied van radiozenders, podia-ondersteuningen, mediaplanning. Maar vooral zou de uitbanning van miscommunicatie over de waarden van deze musici bij het bepalen van financiële ondersteuning door de overheid een groot goed zijn. Via een nieuwe visie en aanpak zouden daardoor het grote onbesef en onbegrip en allerlei frustraties wellicht eindelijk voorkomen kunnen worden’.

‘Als muziekimprovisatie inderdaad de hoogste vorm aller kunsten is en luisterende jazzliefhebbers van lieverlee niet meer in staat zouden zijn daarvan te genieten omdat in ons land de jazzmuziek in de ban wordt gedaan, dan betekent dat hen een belangrijke bron van levensplezier wordt onthouden’, vindt Bob Hagen. ‘Het begin daarvan is al lang geleden ingezet. Want met de jazz en improvisatiemuziek gaat het niet goed in ons land. Elders wel?’ Op die laatste vraag kan een bevestigend antwoord worden gegeven, want vele jazzmusici die door de politieke ontwikkelingen en de daaruit voortvloeiende consequenties hun heil hebben gezocht in verre buitenlanden, beamen dat. Altsaxofonist Paul van Kemenade, die de laatste jaren vaak optreedt in het oostblok en China, komt telkens laaiend enthousiast van die reizen terug en vertelt dan met glimmende oogjes dat hij volle zalen trekt, vaak met duizenden toehoorders, vooral jongeren.

Paul van Kemenade ervaart telkens weer dat in het buitenland jazz wél leeft.

IMPROVISATIE

De nadruk op improvisatie onderscheidt de brief van Bob Hagen van andere smeekbeden op dit gebied. Hij staaft zijn stellingen hierover met enkele voorbeelden. –De wereldberoemde (klassieke) pianist en dirigent Daniel Barenboim verklaarde  onlangs dat muziekimprovisatie de hoogste vorm aller kunsten is. En de internationaal gelauwerde pianist en platenproducer Robert Glasper: ‘Tijdens mijn live-shows is er altijd ruimte voor improvisatie. Sterker nog het is de reden dat ik scherp en enthousiast blijf en me niet ga vervelen. Alles draait om spontaniteit, energie en flow. Alleen door improvisatie ontstaat pure magie. Die spontane genre-overstijgende wisselwerking is de basis voor alles wat ik maak’.

Michiel Scheen, pianist en componist, schreef in 2017 de nota Naar een beter functionerend Jazzbeleid in Nederland en stelt daarin onder meer: ‘’Bewindspersonen en het ministerie zullen moeten erkennen dat na vele malen “herijken van het beleid”, dit de jazzsector geen enkel voordeel heeft gebracht, maar deze juist dramatisch op achterstand heeft gezet’. Hij doelt daarmee op het stuntelig beleid van bewindslieden als Ronald Plasterk, Medy van der Laan, Aad Nuis, Rick van der Ploeg, de commissie Sutherland, de Raad van Cultuur, Halbe Zijlstra en minister Bussemaker.’

Daarover mijmerend vraagt Bob Hagen zich af of het ‘van het jaar op jaar op elkaar stapelen van allerlei fouten en inconsequenties’ de terugval van jazz en improvisatiemuziek niet in die hoek moet worden gezocht. En dan haalt hij er de bevindingen van Groningse wetenschappers op het gebied van hersenen nog eens bij. ‘De samenstelling van hersenen van improviserende jazzmusici en hun fans noem ik maar even de A- groep. Zij wijken af van de B-groep met hersenen die niet open staan voor jazzimprovisatie. Als dat vast staat, weten we vanaf nu tenminste waarom er tijdens communicatie over appreciatie van jazz tussen A en B zo vaak onbegrip ontstaat. Veel jazzliefhebbers herkennen dergelijke blokkadesituaties’.

‘Dat verschil heeft niets te maken met rang of stand of leeftijd. Geschat neem ik aan, dat het ongeveer zal gaan om een verhouding van groep-A vijf procent en groep-B 95 procent. De conclusie daarvan zou zijn dat het voor A-personen praktisch onmogelijk is om hun artistieke en emotionele waarden aan B-personen duidelijk te maken. A is de zender die bij B niet wordt ontvangen’. Om weinig hoopvol te concluderen dat er waarschijnlijk ook niet van mag worden uitgegaan dat A-zenders in de toekomst van de B-groep ooit in voldoende mate begrip of waardering zullen ontvangen. Jazzmusici contra overheid…

John Dikeman behoort tot de nieuwe generatie improvisatoren.

MAATREGELEN

Bob Hagen verwacht dat als er binnen de wereld van jazz wordt gewacht met adequate maatregelen, na de adviezen van de periode Kunstenperiode 2021-2024 ‘in Nederland een einde komt aan de muzieksoort met die unieke en uitzonderlijkheid van de ‘Eenmalige Creatie’ waarover al zoveel is geschreven. Immers volledig tegenovergesteld aan kunstenaars die jarenlang werken aan een boek, een gedicht of een schilderij en dat werkstuk pas na de zoveelste versie en correcties aan hun bewonderaars presenteren, gaat dat bij jazzartiesten iets anders in z’n werk. Daar gaat het om dat ene, unieke moment. Ter plekke gebeurt er met improvisatie iets uitzonderlijks en vaak nog in het bijzijn van hun bewonderaars. Aan het einde van het concert is het kunstwerk tot stand gekomen waaraan niets meer te veranderen is. Te vrezen valt dat door onbegrip en miskenning daarvan, vooral bij onze gezagsdragers deze uniciteit van jazz hier ten grave wordt gedragen’.

Vele jaren geleden al zag Bob Hagen als een visionair de ontwikkelingen die de jazz van nu teisteren, al aankomen. Om musici speelgelegenheid en daardoor inkomen te bieden, richtte hij zo’n twintig jaar geleden de Stichting Jazz Impuls op. Hij werd daartoe gestimuleerd door een wel heel merkwaardige uitspraak toendertijd van de Raad voor Cultuur aan het ministerie van OCW: ‘Hoe goed het artistiek gezien met de jazz en geïmproviseerde muziek in Nederland ook gaat, met de afname ervan gaat het slechter dan ooit. Het aantal podia en daarmee het aantal speelmogelijkheden is in de afgelopen tien jaar dramatisch gedaald. Vanwege de slechte afnamemogelijkheden acht de Raad een toename van het aantal podia in Nederland een prioriteit’. Geen werk en toch podia in stand houden? Een grotere tegenstelling bestaat bijna niet.

Jazz Impuls ging jazzconcerten organiseren in theaters, dubbelconcerten wel te verstaan. In acht jaar kwamen er meer dan duizend. Er kwamen duizenden belangstellenden op af, maar de belangstelling ging tanen toen er niet meer uitsluitend mainstream werd geprogrammeerd. Na 2012 hield de serie dubbelconcerten op te bestaan. Met als gevolg dat theaters nauwelijks nog jazz in hun programmering opnemen. Met opnieuw wederom minder speelgelegenheid voor jazzmusici. Zijzelf kwamen daartegen in het geweer. Trompettist Jarmo Hoogendijk stelde eind vorig jaar: ’Blijf uit respect voor jezelf je grenzen verkennen en speel datgene wat je wilt spelen, waar je van houdt , kom voor je smaak uit en vecht tegen die massacultuur, blijf het grote avontuur zoeken en doe vooral waar je goed in bent’.

Tenorsaxofonist Ben van den Dungen stelt duidelijk dat jazzmuziek niet meetelt bij de Nederlandse overheid.

NIET MEETELLEN

Tenorsaxofonist Ben van den Dungen ging nog een stapje verder. In Jazz Bulletin van maart dit jaar zei hij: ‘Het gebrek aan appreciatie van jazzmuziek en haar ‘roots’ sijpelt nog steeds door in de Nederlandse cultuurpolitiek, jazz is muziek die niet meetelt en niet mee hoeft te tellen en behoeft geen ondersteuning of althans zo weinig mogelijk.”

De achterstand van jazz in de plek die muziek in haar algemeenheid in Nederland inneemt is gigantisch, volgens Bob Hagen. In het belang van ‘circa duizend hieraan overgeleverde improviserende jazzmusici en hun honderdduizenden luisteraars in ons land doe ik een beroep op al diegenen die het met dit grote gemis eens zijn en zich daarvoor op welke manier ook zouden kunnen en willen inzetten’. Daarbij fijntjes een gevolgtrekking citerend uit een onderzoek dat marktonderzoeker Arno Prins in 2010 aanhaalde: van de Nederlandse muziekliefhebbers hebben jazzfans gemiddeld het hoogste opleidingsniveau. ‘Omdat in kringen van leken soms met een soort dedain over jazzmuziek wordt geoordeeld, kon ik niet nalaten dit feit toch nog even te vermelden’, meldt hij in zijn open brief.

Emoties spelen zeker een rol in het betoog van Bob Hagen. Begrijpelijk, want hij koppelt daaraan een oproep aan eenieder die zijn noodkreet leest: ‘Via dit bericht doe ik ook een beroep op jullie, om samen met mij de overheid hier op aan te spreken, rechtstreeks of middels de Raad van Cultuur. We kunnen als enthousiaste jazzliefhebbers gezamenlijk vast een flink gewicht maken. Mijn vraag aan jullie is, zou je mij zonder enige wederzijdse verdere verplichting voorlopig alleen een korte email willen sturen als jij ook meent dat er werk aan de winkel is en je achter een nieuwe aanpak staat. Het zou geweldig zijn als jullie dit bericht ook aan anderen willen doorsturen waarvan je meent dat die daarin geïnteresseerd zijn’.

Reacties kunnen naar het mailadres onderaan het artikel.

RINUS VAN DER HEIJDEN
Foto’s GEMMA KESSELS

 

Onder aanvoering van zangeres Fay Claassen – een van de leading ladies van de serie Jazz Impulsconcerten – wordt op 22 mei ‘An Evening for Bob Hagen’ georganiseerd in het Bimhuis in Amsterdam. Dit ter gelegenheid van zijn 85everjaardag en uiteraard mede ter ondersteuning van bovenvermelde oproep. Medewerking verlenen onder andere de vocalisten Janne Schra, Wouter Hamel, Maria Markesini en Fay Claassen, de saxofonisten Hermine Deurloo, Toon Roos en Paul Heller, trompettisten Ack van Rooyen, Suzan Verneman en Jan Wessels, trombonist Bart van Lier, pianist Karel Boehlee, contrabassist Frans van der Hoeven en slagwerker John Engels.

 

mailadres Bob Hagen: bob@jazzimpuls.nl

www.jazzimpuls.nl

 

Previous

Pierre Courbois zie je niet achter de geraniums

Next

Zangeres Janne Schra sterk in solowerk en -beelden

2 comments

  1. Een prima stuk. Echter, een nuance is wat mij betreft op zijn plaats: ik heb nooit gezegd dat ik volle zalen trek in het oostblok en China, maar altijd samen met andere groepen en combinaties dus dit is niet enkel mijn verdienste.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook