Foto Tom Beetz

Of het nu in de Preservation Hall is of als je naar een traditionele band luistert elders in New Orleans, je zult altijd een banjo en nooit een gitaar zien als een essentieel onderdeel van het ensemble. In tegenstelling tot de gitaar kon je de banjo goed horen in de tijd dat er nog geen geluidsversterking bestond. De banjo bespeel je door met een plectrum akkoorden te tokkelen door alle snaren krachtig op en neer te bewegen, maar je kunt hem ook melodisch bespelen door een enkele snaar te raken.

De banjo heeft meestal vier (tenorbanjo) of vijf (bluegrassbanjo) snaren en soms zes (gitaarbanjo). De banjo heeft een ‘corny’ reputatie opgebouwd. Dat komt niet door de originele New-Orleansmuziek die je in feite alleen nog in New Orleans kunt horen, maar doordat de meeste oubollige Dixieland-bands standaard een banjo in hun gelederen hebben. Hoewel Dixieland nauwelijks iets met New Orleans te maken heeft en doorgaans een eendimensionale en amateuristische afgeleide is van de jazz die in de jaren twintig van de vorig eeuw in Chicago werd gespeeld, wordt een banjo vaak als zogenaamde ‘authentieke’ noot in de band opgenomen.

De slechte reputatie van de banjo heeft er voor gezorgd dat die zo goed als uitgestorven was in de moderne jazz. De banjo werd weer serieus genomen toen Béla Fleck en basgitarist Victor Wooten de Flecktones oprichtten en in 1991 met hun akoestische en elektronische mengsel van bluegrass, funk en jazz met hun tweede plaat Flight of the Cosmic Hippo bovenaan de hitlijst van de Billboard Top Contemporary Jazz Albums kwamen te staan.

Buiten het New-Orleans- en Dixieland-territorium zijn er echter maar weinigen die regelmatig banjo spelen. Béla Fleck (foto), Don Vappie, Lu Edmonds en Howard Alden behoren tot dat selecte gezelschap.

Previous

Bansuri

Next

Yuri Honing Quartet schept met 'Bluebeard' nieuwe poëzie

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook