De diatonische mondharmonica is een relatief nieuwe ontdekking, net iets eerder uitgevonden dan de saxofoon. In feite is het een trekzak zonder zak, en wordt geluid verkregen door er met de mond lucht in te blazen of uit te zuigen. Dit is de mondharmonica die weinig in de jazz wordt gebruikt omdat een diatonische mondharmonica in tegenstelling tot een chromatische niet zo geschikt is om tussenliggende tonen te maken en maar drie octaven heeft. In de blues wordt echter altijd gespeeld met de diatonische mondharmonica voorzien van tien gaatjes.
Vandaar dat dit type door de bespelers een ‘blues harp’ wordt genoemd. Hij lijkt nogal beperkt maar de betere blues-harpisten hebben een zak vol effecten tot hun beschikking zoals hand- en keelvibrato, warble, bending, tongslag, overblazen en overzuigen. Iedere speler heeft zijn eigen specialiteit zodat blues-harpisten vaak goed te herkennen zijn. Helden van de diatonische mondharmonica zijn Sonny Boy Williamson, ze waren zo goed dat daar een nummer I en nummer II van waren, Junior Wells, Howlin’ Wolf, Muddy Waters en Sonny Terry. Ze zijn bekende harpisten in de wereld van de blues. Tegenwoordig behoort de blues tot de bedreigde muzieksoorten, maar dankzij de rock en pop wordt dit instrument nog even in leven gehouden.
De jazz kent voornamelijk chromatische spelers zoals Toots Thielemans en in ons land Hermine Deurloo. Toch zijn er enkele diatonische mondharmonicaspelers die jazz op hun repertoire hebben. Op dit moment is een van de opvallendste van deze jazz-spelende blues-harpisten Sugar Blue (foto). Sugar Blue maakt gebruik van een batterij mondharmonica’s die allemaal een klein beetje anders klinken en die hij als mitrailleurmunitie bij zich draagt. Hij speelt nog steeds meer blues dan jazz, maar het laatste steeds vaker en dat zeker niet met de minsten. Hij is te vinden op platen met Stan Getz en Mike Zwerin, maar ook Mick Jagger maakt graag gebruik van hem.