Een perfect jazzfestival moet aan voorwaarden voldoen. Het moet goed bereikbaar zijn, liefst met de trein. Het programma moet stipt op tijd worden uitgevoerd. Het programma moet compact zijn, en als het even kan geen dagen duren. Kwalitatief goede muziek is uiteraard ook een voorwaarde. Tenslotte, de prijs van het eten en drinken moet redelijk zijn. Het Transition Festival 2024 voldeed aan vier van deze voorwaarden en was daarmee bijna perfect.
Transition begon in de foyer van TivoliVredenburg. Doorgaans niet de beste plek om luistermuziek te programmeren, maar pianist Philipp Rüttgers had het geluk dat het vroeg in de middag nog rustig was en hij de muziek van zijn nieuwe album Etudes of Shapes and Forms de vorm kon geven die hem voor ogen stond.
Zijn prachtige trio werd voortgestuwd door drummer Sun-mi Hong die als een dieselmotor rustig doorspeelde met felle tikken en rimshots op de snare, en een knallende basdrum. Dat alles met een constant ritme op de hi-hat, waarmee ze Rüttgers en bassist Thomas Pol de ruimte bood om hun eigen verhaal te vertellen.
Het was de opmaat voor hoogtepunten zoals de big band van Marike van Dijk en trompettist Avishai Cohen, en voor andere bijzondere optredens. Trompettist en componist Matthew Halsall was daar een van. Zoals Rüttgers zich door de vormen van muziek laat beïnvloeden, wordt Halsall geïnspireerd door de natuur. Spirituele gevoelens en bezinning spelen een rol, af en toe wordt er met belletjes of triangel gerinkeld, maar zijn muziek is niet soft. Zijn trompet jubelt niet de vreugde van de lente uit, maar zijn open geluid heeft ook geen relatie met naar binnen gerichte jazz. Aangenaam is het, een tikkeltje ongedefinieerd, maar fijn om naar te luisteren.
In deze stoelvrije staanzaal kwamen na hem groepen die daar beter in pasten. Zoals de groep John Ghost, die zich via Edvard Munchs schilderij The Storm ook door de natuur liet inspireren, maar dan anders. De zaal was verduisterd. In eerste instantie vermoedde ik om de geesten niet te verjagen, maar bij latere optredens bleef het podium nog steeds in duister gehuld.
De muziek van de Gentse Jo De Geest was vooral een collectieve ritmische compositie waarin in feite alleen door saxofonist en fluitist Rob Banken werd gesoleerd. Vroeger zou dit tripmuziek worden genoemd. Nu werd je meegevoerd door een koele bries, meer dan door een storm. Het was muziek die onder je huid kroop. Rustig en onontkoombaar. Dat gebeurde gewoon, zelfs als je het niet wilde.
Heel anders dan bij de Zweedse saxofonist Otis Sandsjö die met Y-Otis zijn muziek erin beukte. Niks geen koele bries, maar keihard beuken. Het inmiddels weer zo populaire hakken lijkt er een oase van rust bij. Rauw, punky, grunge. Het zijn termen die een deel van deze muziekervaring beschrijven, maar toch niet helemaal voldoen. Drummer Jamie Peet ramde het ritme tot het kookpunt, synthesizers en basgitaar jankten totdat je er bijna gek van werd, terwijl Sandsjö zijn sax liet gieren op een manier die Adolphe Sax nooit voor ogen heeft gestaan. Het is muziek – om misverstand te voorkomen zeker geen herrie – om met kratten bier in een boerenschuur een topavond te beleven.
Gelukkig voor Nabou was zij niet na, maar vóór Y-Otis geprogrammeerd. Haar muziek met vijf trombonisten was wellicht heftig bedoeld, maar pakte bedaagder uit dan verwacht. Met de klassieke plaat Four Trombones van Charles Mingus in gedachte had ik vuurwerk verwacht, maar dat bleef uit. Deze groep speelde bij vlagen mooi, de unisono’s zelfs meer dan dat, maar wat meer durf zou de muziek goed hebben gedaan. Waar bleven de slachtpartijen tussen de trombones die elkaar uitdaagden tot onvermoeibare solo’s? Nabou zelf speelde het mooist, maar niemand van de anderen wilde of kon haar uitdagen tot meer.
Zoals Nabou het geluk had om niet in het gat te vallen dat Y-Otis had achtergelaten, had het Lux Quartet het nadeel om te moeten spelen na het indrukwekkende optreden van Avishai Cohen. Lux dat zonder Cohen een hoogtepunt van het festival had kunnen zijn, leek nu tammer dan het in werkelijkheid was. In het laatste optreden van een tournee waarin hun album Tomorrow Land werd gepresenteerd lag de nadruk op de leiders Myra Melford en Allison Miller.
Melford ziet eruit zoals haar leeftijd (67 jaar), maar is nog steeds een van de meest explosieve pianisten van dit moment. Haar woeste solo’s woeden als tornado’s door de muziek. Hele handen en armen worden ingezet om duidelijk te maken dat piano spelen niet per se alleen over toucher hoeft te gaan. Allison Miller knalt ook met haar handen op de trommels, en als het harder moet met stokken, om Melford op te jagen. Het is de combinatie van dynamiek en timing die haar als een hedendaagse Buddy Rich geen genoegen laat nemen met een rol als begeleider.
In vergelijking met deze demonstratie van explosiviteit bleven de jonge pianist Christian Sands (34) en de oude pianist Bobo Stenson (79) binnen de grenzen van hun zoektocht naar pure schoonheid. Sands speelde niet-hemelbestormende. vriendelijke jazz waarin weinig gebeurde en niet veel ontwikkeling was. De Zweed Stenson bleef de rust zelve. Zijn zoektocht eindigde bij de perfectie van een pianotrio.
Muziek in de traditie van de sound van ECM albums, die het moet hebben van aandachtig luisteren in een relaxte sfeer, wat best lastig is na een lange dag met zo veel muziek. De intensieve schoonheid van het samenvloeien van piano, bas en drums dwong die aandacht niettemin af.
Trompettist, componist en bandleider Terence Blanchard kwam met een veel te groot orkest voorzien van alle toeters en bellen, inclusief een strijkkwartet. Typisch een band om op de grote festivals indruk mee te maken. Zulke projecten vallen vaak tegen. Aan trompet spelen kwam Blanchard bijvoorbeeld nauwelijks toe. Veel vaker stond hij achter een keyboard aanwijzingen te geven.
Dat minder meer kan zijn, bewees saxofonist en bandleider Marike van Dijk. Het grootste deel van haar 17-koppige Amsterdam Art Orchestra (AmAO) bestaat uit vrouwen. Opvallender is de schitterende sound die zij met dit orkest bereikt, zodat aan het begin van de middag de grootste zaal al vol liep. Haar orkest nestelde zich in de top van hedendaagse big bands die zich baseren op de jazztraditie.
Marike speelde op één uitzondering na, door de eigen bandleden geschreven nummers met uitdagende arrangementen en liet alle bandleden uitgebreid aan het woord. De solo’s waren stuk voor stuk van grote klasse met opvallende solisten als trompettist Ellister van der Molen, die een indrukwekkende sound heeft, en Nabou Claerhout die haar trombone liet scheuren en jubelen, waarmee zij zichzelf ruimschoots overtrof in haar eigen groep die later speelde.
Marike van Dijk bleef bescheiden op de achtergrond, tot het einde toen ze het enige niet eigen stuk, de standard What is this things called love? op altsaxofoon liet horen. Het werd een breekbare versie. Heel mooi, met Lee Konitz in het achterhoofd.
Het AmAO zou hét hoogtepunt van Transition geweest zijn als niet later trompettist Avishai Cohen hetzelfde podium zou hebben betreden en met een sensationeel optreden alles die dag in de schaduw stelde. Na de coronatijd heeft Cohen zichzelf opnieuw uitgevonden en maakte dat eerder duidelijk met indrukwekkende optredens. Maar het kan nog bijzonderder, bleek.
Het is niet voor het eerst dat een musicus een statement aflegt over de politieke situatie van dat moment. Zelden wordt man-en-paard genoemd en altijd wordt opgemerkt dat met muziek meer kan worden gezegd dan met woorden. Ook Cohen zei dat, maar hij gebruikte wel degelijk niet mis te verstane woorden. Hij opende met een ouder stuk Will I Die?, geschreven naar aanleiding van de mosterdgasmoord in Syrië. Daarna hield hij een indringende toespraak over verdriet en droefenis. Als mens en als Israëlisch staatsburger. Hij uitte scherpe kritiek op Israël en op de volgens hem onaanvaardbare bombardementen. Hij eiste een onmiddellijk bestand en het vervangen van het Israëlische leiderschap.
Zijn moedige toespraak werd met een klaterend applaus ontvangen. In november, vlak na het uitbreken van de oorlog, vertelde hij, is hij de studio ingegaan om, wat hij nu een Horror Suite noemde, op te nemen. Later zei hij dat de werktitel Ashes to Gold was en vroeg het publiek wat ze van die titel vonden. Opnieuw klonk er instemmend applaus.
Met zware onweersakkoorden werd de suite ingezet. Ravitz liet een militaire roffel uit zijn drumstel rollen en Cohen liet een angstaanjagend geluid van droefenis horen. Cohen speelde magistraal trompet, met het geluid van engel Gabriël, zoals ik eerder over hem schreef. Af en toe brak de hemel even open als hij de dwarsfluit aan zijn lippen zette. Nooit voor lang, want al snel liet Ravitz bommen vallen en gierende raketten inslaan. Of liet bassist Mori een zwaar brommend geluid van bommenwerpers horen en lieten de kletterende noten van pianist Yonathan Avishai huizen instorten. De suite liet weinig ruimte voor hoop, en de vraag diende zich aan of muziek schitterend kan zijn als die zo duidelijk over destructie gaat.
Het is een kwalificatie die ik zelden gebruik: dit concert van Avishai Cohen was niet alleen historisch, maar ook belangrijk.
Tekst en foto’s TOM BEETZ
TRANSITION JAZZ FESTIVAL
TivoliVredenburg Utrecht, 9 maart 2024
Amsterdam Art Orchestra (AmAO)
Wies van Toledo, Tineke Postma – altsaxofoon
Marike van Dijk – altsaxofoon, dwarsfluit
Jasper Blom – tenorsaxofoon
Jessie Brevé – baritonsaxofoon, basklarinet
Louk Boudesteijn, Vincent Veneman, Nabou Claerhout – trombone
Barend van Gurp – bastrombone
Suzan Veneman, Ellister van der Molen, Alvaro Jimenez, Diederik Rijpstra – trompet
Susana Raya – gitaar
Franz von Chossy – piano
Anna Zavorina– contrabas
Mareike Wiening – drums
Avishai Cohen Quartet
Avishai Cohen -trompet, dwarsfluit
Yonathan Avishai – piano
Barak Mori– contrabas
Ziv Ravitz – drums
Terence Blanchard E-Collective with Turtle Island Quartet
Terence Blanchard – trompet, toetsen
Charles Altura -gitaar
Fabian Almazan -piano
David Ginyard -basgitaar
Oscar Seaton – drums
David Balakrishnan -viool
Gabriel Terracciano -viool
Benjamin von Gutzeit -altviool
Naseem Alatrash -cello
Matthew Halsall – trompet
Matt Cliffe – altsaxofoon, dwarsfluit
Alice Roberts – harp
Jasper Green – piano
Gavin Barras – basgitaar
Alan Taylor – drums
Sam Bell – percussie
John Ghost
Jo De Geest -gitaar
Rob Banken – altsaxofoon, fluit
Wim Segers – vibrafoon
Karel Ceulenaere – toetsen
Lieven Van Pée – basgitaar
Elias Devoldere – drums
Nabou Claerhout Trombone Ensemble
Nabou Claerhout – trombone
Jeroen Verberne – trombone
Rory Ingham – trombone
Peter Delannoye – trombone
Tobias Herzog – bastrombone
Gijs Idema – gitaar
Cyrille Obermüller – contrabas
Daniel Jonkers – drums
Y-Otis
Otis Sandsjö – tenorsaxofoon
Petter Eldh -basgitaar, synthesizer
Dan Nicholls – toetsen
Jamie Peet – drums
Christian Sands – piano
Ryan Sands – drums
Max Light – gitaar
Jonathan Muir-Cotton – contrabas
Lux Quartet
Myra Melford – piano
Allison Miller – drums
Dayna Stephens – tenorsaxofoon
Scott Colley – contrabas
Bobo Stenson Trio
Bobo Stenson – piano
Anders Jormin – contrabas
Jon Fält – drums
Philipp Rüttgers Trio
Philipp Rüttgers – piano
Thomas Pol – contrabas
Sun-mi Hong – drums