JAZZNU HEEFT JANUARI 2017 UITGEROEPEN TOT DE MAAND VAN HET SLAGWERK. NADAT JANUARI 2016 TOT DE MAAND VAN DE CONTRABAS WERD BENOEMD, IS HET NU DE BEURT AAN DE DRUMS. ZIJ WORDEN VAN ALLE KANTEN BELICHT IN VIJF INTERVIEWS, DIE JAZZNU OP DE VIJF ZONDAGEN VAN JANUARI PUBLICEERT. DE REDACTIE MOEST EEN KEUZE MAKEN UIT 66 KANDIDATEN, WAARBIJ IN DE OVERWEGINGEN MEESPEELDE DAT DE VIJF GEKOZENEN IEDER EEN SPECIFIEKE BIJDRAGE HEBBEN GELEVERD AAN DE ONTWIKKELING VAN DE JAZZ- EN IMPROVISATIEMUZIEK IN NEDERLAND. NATUURLIJK ZIJN ER ANDEREN, MAAR DIT ZIJN DE UITVERKORENEN: 1-1 FELIX SCHLARMANN, 8-1 MICHAEL VATCHER, 15-1 MARTIN VAN DUYNHOVEN, 22-1 VINSENT PLANJER, 29-1 JOSHUA SAMSON.

ALS drummer van Bruut! kan hij tekeergaan als een rocker. Als componist lijkt hij het slagwerk soms wel te vergeten in zijn schilderachtige stukken vol melodie en emotie. En dan is Felix Schlarmann ook nog docent, festivalorganisator en leider van zijn eigen band. “Heel verschillende dingen doen zit in mijn natuur.”

Felix Schlarmann (1982) is nog niet gearriveerd in het muziekcafé als het brandalarm afgaat. Onwillig schuifelen bezoekers en muzikanten die hier oefenruimtes huren het gebouw uit, de kou in. Nadat de zes verdiepingen, waar zo’n tachtig opname- en oefenstudio’s zijn gehuisvest, zijn gecontroleerd, mag iedereen terug naar binnen en arriveert ook Felix Schlarmann, onwetend van wat er is gebeurd. Zijn studio in de kelder van het gebouw in Amsterdam blijkt een ondergronds oefenhok van amper tien vierkante meter. Tussen anderhalf drumstel en opgestapelde trommels, koffers, pedalen, stokken en bekkens staat een drumkruk. Die biedt Felix het bezoek aan, terwijl hij zichzelf achter het drumstel wurmt. De fotografe zoekt haar heil elders en installeert haar mobiele fotostudio op een klein oefenpodium verderop in de hal.

“Drummers zijn rommelaars”, verklaart Felix Schlarmann de volgestouwde ruimte. Hij kent zichzelf en zijn collega’s. Hij komt weleens bij ze thuis en ziet overal ongeveer hetzelfde. Of een drummer nou drie hoog achter woont of in een vrijstaand huis, altijd staan er toms gestapeld tegen een muur en slingert het verzamelde slagwerk door het hele huis. Hebben drummers zoveel spullen nodig? Ach. Met een lachje haalt Felix Schlarmann zijn schouders op. Dat is het eigenlijk niet. “Drummers zijn gewoon altijd op zoek naar spullen. Als je naar een rommelmarkt gaat, zie je altijd wel een drummer rondscharrelen. Staat er iemand over een kist met aftandse muziekinstrumenten gebogen, dan is dat meestal een drummer. Ik doe het zelf ook. Als je geluk hebt, kom je een mooi bekken tegen. Iedereen is altijd op zoek naar een oude K of A.”

BEKKENS

Hij tikt op het ridebekken, het boven het drumstel hangende cimbaal waarmee het tempo wordt aangegeven. Waar rockdrummers meestal vrij dikke bekkens gebruiken, om een schel geluid te genereren over het geweld van drums en gitaren heen, kiezen jazzdrummers veelal voor dunnere bekkens, die een zangeriger klank opleveren. Vooral oude Zildjian-bekkens zijn geliefd, zoals deze oude Zildjian A. Een drumstel ziet er indrukwekkend uit met al die trommels – de kleine trom ofwel snaredrum, de bastrommel of bassdrum en de toms van verschillende grootte – maar wat Felix Schlarmann betreft zijn de bekkens het belangrijkste.

Dat hij bij een brand zijn allereerste drumstel verloor, dat hij ooit verkocht maar ook weer teruggekocht had, deed zeer. Die brand was niet in dit gebouw, waar het alarm al afgaat als iemand een sigaret opsteekt, maar in de voormalige staalfabriek waar Felix en vele andere muzikanten oefenruimtes huurden. Toen hij na een halfjaar tussen de verkoolde, verregende en door bluswater vergane instrumenten mocht zoeken of er nog iets over was waar klank in zat, vond hij tot zijn opluchting een paar bekkens terug.

Alsof het om een heilige graal gaat, zijn drummers eeuwig op zoek naar dat ene bekken. Een oude A of K van Zildjian, vernoemd naar de twee bekkenbouwende broers in Istanbul, van wie A. naar Amerika emigreerde en daar Zildjian groot maakte, terwijl K. in Turkije achterbleef. De oude K heeft een welhaast mythische status. De klank zou dieper en warmer zijn dan van welk ander bekken ook. Zelfs de nieuwe K-lijn, door het Amerikaanse Zildjian bedrukt met een kapitale K, kan er niet tegenop. Als Felix collega John Engels tegenkomt, begroet die hem steevast met: “Hé vogel, heb je nog een oude K?”

BRUUT!

Als iemand zegt dat Felix Schlarmann veel doet, is dat eigenlijk een understatement. Het bekendst is hij als drummer van de energieke band Bruut!, maar hij speelt ook in Mechanical Duck, het kwartet met onder andere saxofonist Jasper Blom, in Phil’s Music Lab, het septet van pianist Philipp Rüttgers en in de door Joan Reinders geleide bigband Millennium Jazz Orchestra. In 2014 bracht hij de eerste cd Counterlife uit van zijn eigen kwintet, de Felix Schlarmann Group. Daarnaast is hij programmeur van Jazzfest Amsterdam, maakt hij af en toe een jazzprogramma bij de Concertzender en is hij een van de drie hoofdvakdocenten jazzdrums aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag.

Hoe graag hij ook achter het drumstel zit, het leven is meer dan spelen alleen. En dan bedoelt hij niet alleen zijn privéleven, een wandeling door de duinen, hoe belangrijk en fijn ook, maar echt dingen doen, zegt hij terwijl hij met zijn vingers op de tafel trommelt van het muzikantencafé waar we inmiddels naartoe zijn verhuisd. “Voor mij is het belangrijk dat er nieuwe dingen gebeuren.” Daarom zet hij graag iets op: een festival, een radioprogramma, een leertraject. Zijn uitdaging ligt niet zozeer in het goed en op tijd voor elkaar krijgen van al die verschillende projecten, maar eerder in het zichzelf in toom houden. “Het zit in mijn natuur om veel verschillende dingen te doen. Maar ze mogen niet teveel afleiden van het drummen. Andere dingen in je hoofd kosten energie en tijd.”

Lesgeven is een van die andere dingen die hij graag doet. Inmiddels heeft hij de ervaring, en structuur aanbrengen gaat hem makkelijk af. Bovendien blijkt doceren tweerichtingsverkeer te zijn. “Ik leer er zelf ook veel van – misschien nog wel meer dan de studenten.” Het voorbereiden van lessen, het overbrengen van kennis en ideeën, zien hoe studenten zich dingen eigen maken, “als docent word je je weer heel bewust van dingen.” Dat heeft zo zijn weerslag op zijn eigen studeren. “Of ik nou het gevoel heb dat ik beter word of niet, steeds opnieuw merk ik: het is nooit af. Het kan altijd beter. Niet dat het beter móét. Alles wat moet, gaat zich tegen je keren. Bij moeten verlies je het plezier uit het oog. Ik zeg liever: het kan altijd beter. Dan hou ik plezier.”

OP ZICHZELF

Een drummer is voor een groot deel op zichzelf aangewezen. Waar andere groepsleden uitgeschreven partijen krijgen als er nieuwe stukken gespeeld gaan worden, mag een drummer het aan de hand van de pianopartijen zelf uitzoeken. “Voor ons is het belangrijk te weten wat de maatsoort is; en de vorm die meestal verbonden is aan de melodie. Het tempo staat er vaak niet bij. Soms zegt de componist: kun je niet zoiets doen als–” (hij tapt met zijn voet, tikt op zijn knie) “pa-pa-paraa… Maar ook drummers die gewoon een swingritme spelen in een bepaalde maatsoort, doen dat allemaal op hun eigen manier. De frasering is heel persoonlijk.”

Anders dan studiodrummers die bij elke compositie passende bekkens installeren, hanteert hij als jazzdrummer altijd dezelfde bekkens, vertelt Felix Schlarmann. “Voor mij als jazzmusicus is het belangrijk om een eigen persoonlijkheid te hebben. Die wordt bepaald door de bekkens. Trommels sjouw je lang niet altijd mee, die staan vaak al op het podium en kun je stemmen. Maar elk bekken is anders. En je bekkens bepalen je sound. Ik hou heel erg van een warme klank, dus ik gebruik grotere dunne bekkens. Waar en met wie ik ook speel, ik heb altijd mijn eigen set bij me: mijn hihat en twee of drie bekkens. Daarmee geef ik mijn signature aan de muziek.”

Omdat er vaak geen voorbeelden voorhanden zijn, en misschien ook wel omdat hij zelf zijn meest kritische luisteraar is, maakt Felix opnames tijdens concerten en repetities. Die zijn een grote hulp bij het studeren. “Ik hoef tijdens het spelen alleen maar even mijn telefoon neer te leggen. En dan luister ik dat ene fragment de volgende dag af. Vooral als het gaat om muziek die nog niet eerder door anderen gespeeld is, zoals nieuwe stukken van Joan of Philipp. Door mijn partijen terug te luisteren kan ik me tijdens het studeren verbeteren, zowel technisch als muzikaal.”

BREED GEÏNTERESSEERD

De vraag wie zijn voorbeelden zijn, vindt Felix Schlarmann lastig. “Ik ben te breed geïnteresseerd om een of twee helden te kunnen noemen.” Toch meldt hij er na even nadenken precies twee; allebei drummers: “Martijn Vink was mijn docent op het conservatorium. Hij is nog steeds een groot voorbeeld voor mij. Door Martijn is mijn liefde voor bigbands ontstaan. En Mel Lewis. Naar hem heb ik onderzoek gedaan tijdens mijn masterstudie. Een muzikale koning. Hij heeft veel invloed op mij gehad, vooral wat stijl betreft. Hij heeft eigenlijk als eerste het bebopspel in de bigbandmuziek geïntroduceerd, dat was toen ontzettend hip. Hij had een heel lichte, groovy en nog steeds heel hippe manier van spelen. Als onderdeel van het leerproces speelde ik hem natuurlijk na, en dat heeft mijn spel wel beïnvloed.”

Maar gaandeweg heeft de 34-jarige slagwerker zijn eigen stijl gevonden, hoe divers de muziek die hij maakt ook is, van de dansbare powerjazz bij Bruut! tot de hedendaagse spektakeluitvoering van Schuberts Die schöne Müllerin bij Mechanical Duck en de vrije jazzcomposities bij Phil’s Music Lab. En het spelen bij de verschillende bands, daar gaat het uiteindelijk om. “Het grootste plezier zit in het samen spelen. In mijn eentje heb ik het ook wel naar mijn zin, maar als we samen spelen, als ik voel dat het werkt, de energie die dan ontstaat, daar kan ik extreem blij van worden.”

Drummers zijn meestal begeleiders. Felix Schlarmann is een van de weinigen die zich ook waagt aan het leiden van zijn eigen band en het schrijven van composities. “Dat is eigenlijk allemaal begonnen met de compositieoprachten die we moesten maken op school. Dat wakkerde iets aan in mij. Als drummer moet je achter de piano gaan zitten om te gaan componeren. Ik heb geen absoluut gehoor, dus ik kan niet zomaar wat opschrijven. Dat was daarom best een grote stap. Componeren begint bij mij met nieuwsgierigheid. Je hoort iets, je probeert een paar akkoorden. Vergeleken met een pianist ben ik natuurlijk wel beperkt. Heel veel dingen kan ik helemaal niet, ik heb niet de theoretische kennis om wilde dingen te doen. Dus wat ik schrijf ontstaat veel meer vanuit het luisteren, vanuit mijn gevoel. Het zijn klankideeën in mijn hoofd. Het gaat me dan veel minder om het drummen. Ik wil mooie stukken maken.”

CD OPNEMEN

En als je muziek gaat schrijven, wil je die natuurlijk ook laten horen. “Ja, ik wilde weten hoe het klonk. En toen voelde ik: ik wil het ook opnemen. Dus heb ik een hele plaat geschreven voor mijn eigen band. Dat was wel wat: ik ben drummer en ik ga een cd opnemen. Uiteindelijk hebben we die in het Bimhuis gepresenteerd. Een mijlpaal. Een groot project, dat ook. Ik heb er heel veel van geleerd.”

Hoe belangrijk ook, de bandleider in hem krijgt vooralsnog geen voorrang op de begeleider. “Mijn eigen band wordt zeker geen hoofdmoot. Ik heb het meestal te druk met Bruut! en andere projecten. Pas in 2018 heb ik weer tijd. Maar die neem ik dan ook. Ik wil weer iets maken.”

ANNE-MARIE VERVELDE
beeld GEMMA VAN DER HEYDEN

Previous

Vroege jazzmodernist Jacques Schols (81) overleden

Next

Koekjes van Verkadefabriek verglijden in jazzconcerten

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook