De groep heeft slechts zeven actieve jaren gekend, maar heeft in die periode een onsterfelijke roem vergaard. Want wie over The Diamond Five praat, heeft het over het eerste hardbopkwintet van Nederland. En nog wel een waarin de toenmalige crême de la crême zich had verenigd: tenorsaxofonist Harry Verbeke, trompettist Cees Smal, pianist Cees Slinger, slagwerker John Engels – ja, toen al – en contrabassist Jacques Schols. De laatste, zo eminente jazzmusicus, overleed vrijdag 30 december op 81-jarige leeftijd in zijn woonplaats Epe.
Jacques Schols vormde met Cees Slinger en John Engels een ritmesectie die lange tijd zijn weerga niet kende. Schols, die bij toeval bij The Diamond Five terecht was gekomen, omdat de oorspronkelijke contrabassist Dick van der Capellen in 1959 een ernstig auto-ongeval was overkomen. De groep bestond toen al enkele jaren en zou tot 1964 alleen maar roem vergaren. Jacques Schols ontwikkelde zich binnen het roemruchte kwintet als een gereputeerde begeleider, die samen met John Engels zo’n degelijke ritmesectie vormde, dat zij beiden ook vaak optraden buiten The Diamond Five. Hij had daar later een mooie verklaring voor: “Karakters zijn belangrijk, ze moeten het ritme bij elkaar zien te houden. Die bereidheid moet je hebben en ook moet je elkaar een beetje toegeven. Met pianisten geldt hetzelfde.” Zonder overdrijving mag worden gesteld dat de door Cees Slinger in 1954 opgerichte groep The Diamond Five het eerste moderne-jazzensemble van Nederland was. Dat aan de basis stond van de vernieuwingen die een decennium later Nederland zouden overspoelen. Denk daarbij aan de geboorte van de Instant Composers Pool en later het Willem Breuker Kollektief.
KLASSIEK PIANISTE
Jacques Schols kwam al op zeer jeugdige leeftijd in contact met muziek. Zijn moeder was een klassiek pianiste, van wie de kleine Jacques de liedjes op piano probeerde na te spelen. “Als ik dat één keer had gedaan, dan zaten ze opgeslagen in mijn hoofd”, vertelde hij. “Ik zocht er dan achter de piano zelf basnoten bij. Het was een sport om uit te zoeken wat er wel en niet bij hoorde.” Jacques Schols zegt van zichzelf dat hij altijd gevoel heeft gehad voor ritme. “Maar wel voor ritmes die als het ware konden bewegen, die licht waren. Daarom luisterde ik als kind altijd naar The Ramblers. Hun ritmisch aspect trok mij toen al aan.”
De militaire dienstplicht hield Jacques Schols af van een vioolstudie die hij was gaan volgen. In dienst ontmoette hij pianist Pim Jacobs en de latere componist Boudewijn Leeuwenberg. Omdat zij eigenlijk niet geschikt waren voor actieve militaire activiteiten, waren zij te werk gesteld in een militair hospitaal. “Voordat ik in dienst moest, volgde ik een vioolstudie. Daar had ik een vriend, die een contrabas had, maar geen aspiraties om erop te spelen. Ik nam het instrument over. In het militaire hospitaal troffen we een grammofoonspeler aan, waarvan de motor kapot was. We hadden geen geld voor reparatie, dus bracht Boudewijn met één vinger het draaiplateau in werking om platen te kunnen draaien. Ik ging vervolgens de noten opschrijven. In een verloren hoek stond een bas, waarop ik ging spelen. Ik ontdekte toen dat gevoel meer met muziek doet, dan als je alleen maar wilt zeggen wat goed en niet goed klinkt. En kwam er zo achter dat dit veel leuker is dan alleen maar fantastisch naspelen wat op papier staat. Eenmaal uit dienst bedankte ik mijn vioolleraar en koos voor de contrabas.”
In die begintijd van zijn bascarrière kwam Jacques Schols in het Zaans Rhythm Quartet terecht, waarin onder andere ook trompettist leider/trompettist Han Tromp meespeelde. En slagwerker Han Bennink. “We repeteerden in Koog aan de Zaan, in een houten aanbouw van Hotel De Waakzaamheid. We hadden in een etalage van een muziekwinkel in Haarlem gezien dat je daar een contrabas kon huren. Die sjouwden we dan naar huis om hem vervolgens met de trein mee te zeulen naar Koog aan de Zaan.”
SLAM STEWART
In die jaren vijftig was contrabassist Slam Stewart de grote favoriet van Jacques Schols. “Altijd leuk wat hij deed en hij zong er nog bij ook. Later ging ik vooral naar Ray Brown luisteren. Zijn spel hield eigenlijk in wat ik toen in gedachten had. Zijn tempi en zijn keuze van noten boeiden mij verschrikkelijk. Ik ging zijn muziek uitzoeken, heb zeker ook wel dingetjes overgenomen, maar ik speel ze niet. Je moet nooit iemand naspelen.”
Voor Nederland heeft Jacques Schols de walking-bassmethode doorontwikkeld. “Met zo’n walking bass loop je als het ware ergens naar toe. Naar een bepaald akkoord bijvoorbeeld. Je legt een weg af, die je ook had kunnen aangeven met bijvoorbeeld maar twee noten. Maar door te versieren krijgt je spel veel meer inhoud.”
Het ritmische aspect en de vrijheid om zelf iets doen met muzikaal materiaal hebben Jacques Schols altijd aangetrokken in jazzmuziek. “Ik wilde die vrijheid ook, natuurlijk met voorwaarden die voor deze muziek gelden. Er zijn allerlei uitingen van, maar vrijheid zelf ontdekken en daarmee werken boeide mij.”
De vijf bandleden van The Diamond Five hadden hun speelplek in Sheherazade in Amsterdam. De naam van de band was aanvankelijk The Diamonds, maar die leidde in die tijd nogal eens tot misverstanden vanwege de popgroep The Blue Diamonds. Daarop werd de naam aangepast. “Wij waren eigenaars, van de club, hadden er met zijn vijven wel of geen geleend geld ingestoken. Daardoor konden we spelen wat we wilden, we hoefden ons repertoire niet luchtiger te maken met Weense walsen. Dat werkte positief voor het publiek en natuurlijk ook voor ons. We werden er niet rijk van maar dat gaf niks, wij investeerden namelijk in onszelf. En toen kwamen in de eerste helft van de jaren zestig de gitaarbandjes. In 1962 werd het einde Diamond Five. We hebben nog twee jaar doorgesukkeld. Wij hebben ook de negatieve kant van succes ervaren en dan moet je de ‘road’ op.”
RAMSES SHAFFY
Dat deed Schols dan ook. Hij maakte tot 1974 deel uit van het orkest van Louis van Dijk, speelt samen met de andere Diamond Fiveleden in de big band van Boy Edgar, met het Misha Mengelberg/Piet Noordijk Quartet, Chris Hinze en Pia Beck en ook met Ramses Shaffy en Liesbeth List. “En overal had ik voldoende ruimte om mijn ei kwijt te kunnen. Ik heb nooit veel concessies hoeven doen. Enigszins bij schoolconcerten, maar nooit bij bruiloften. Niveau was er altijd goed genoeg, we konden spelen wat we wilden.” Dat blijkt ook uit de vele platen die Jacques Schols heeft nagelaten.
Een om nooit meer te vergeten ervaring was Jacques Schols’ samenspel met altsaxofonist/fluitist Eric Dolphy in 1964. “We speelden met Dolphy met Misha, Han en ik voor de VARA-radio. Er is een plaat van uitgekomen, met echt mooie stukken. Was echt een hoogtepunt, denk ik wel, ja. Ik had al met veel grote namen gespeeld, zoals Dexter Gordon en Ben Webster. Allemaal godjes. Maar met Dolphy was een ware belevenis, er hing een spanning van enorm geconcentreerd zijn en het klikte goed tussen ons allen. De plaat kreeg de titel Last Date, omdat Eric enkele weken later in Berlijn plotseling overleed. Enorm schrikken natuurlijk, anders had ik nog wel meer dingen met hem gedaan.”
Een belangrijke mijlpaal in het muzikale leven van Jacques Schols was zijn deelname aan The Ramblers, eind jaren zeventig. Het dansorkest dat hij al in zijn jeugd hoorde, werd nu wederom onderdeel van zijn leven. “The Ramblers zijn een monument, dat al bestaat sinds 1926. Het is in zijn genre het oudste nog spelende orkest ter wereld.” In 1997 werd de bassist leider van het orkest, wat hij tot 2015 volhield. Hij gaf het soms al te statische orkest nieuwe impulsen door jarenlang op zondagochtenden concerten te organiseren in Rotterdam. “Daar kon ik meer jazzstukken in het repertoire inbrengen.”
DOORSPELEN
Schols heeft nooit van een pensioen willen horen. Hij bleef gewoon doorspelen. Op een vraag wanneer hij zijn bas aan de wilgen zou hangen, had hij meteen zijn antwoord klaar. “Basspelen doe ik tot ik doodga, of als ik niet meer kan staan. Zoiets.”
Nu is het zo ver.
Voor deze necrologie putte de schrijver uit interviews die hij had met Jacques Schols.
RINUS VAN DER HEIJDEN
beeld CEES VAN DE VEN