Dirk Bruinsma is 54 jaar en al een dikke dertig jaar bezig met muziek op het snijvlak van jazz en experimentele rock. Het bekendst is hij van de groepen Blast en Brown vs Brown. Waarbij het is te hopen dat een van zijn jongste geesteskinderen, het saxofoonkwartet Solaris, verder doorbreekt dan voornoemde twee ensembles. Dirk Bruinsma is multi-instrumentalist. Hij bespeelt sopraan-, alt- en baritonsaxofoon, basgitaar, elektronica, fluit, gitaar, orgel  en hij zingt er ook nog bij. Hoog tijd dus dat hij het JAZZ-tafettestokje dat Mikael Szafirowski hem in handen duwde, even neerlegt voor een mooi verhaal.

foto Gemma van der Heyden/JazzNu.comWaar ben je op dit moment mee bezig?
Met componeren. Onder meer met een project rond laaggestemde instrumenten, waar ik drums en percussie aan wil toevoegen. Ik ben met de Amerikaanse slagwerker Tristan Renfrow en baritongitarist Jeroen Kimman en ikzelf op baritonsaxofoon ideeën aan het uitwerken. De bedoeling is tot speelse groepen te komen die aan te passen zijn van twee tot tien man. Trombone, cello, een synthesizer die laag speelt, maar ook lage saxofoons en een fagot; het is leuk om te onderzoeken wat je ermee kunt. Daarnaast ben ik materiaal aan het schrijven voor mijn reguliere band Pumporgan.

Welke herinneringen aan je carrière zijn je het dierbaarst?
(… na lang nadenken…) Tournees die ik deed met goed geoliede bands, zoals Blast en Brown vs Brown. We hadden goede concerten in Italië en het voormalige Oostblok. De spanning om telkens voor een ander publiek te staan, spreekt me nogal aan.

Waarom doe je graag wat je doet?
Ik houd van de vrijheid die hoort bij het streven om kunstenaar te zijn en de dingen te uiten waar je mee bezig bent. Het sociale onderdeel daarvan is heel belangrijk; de organisatie van je muziek en hoe je erover nadenkt heeft een sociaal-politiek aspect. Kunst heeft een grote invloed op de maatschappij, waarbij het er niet om gaat hoe je mensen vermaakt, maar hoe je kunt reflecteren op de maatschappij waarin we leven.

Wanneer is je passie voor jazz ontstaan?
Ik heb daarin geen vast beginpunt. De belangstelling is heel geleidelijk gekomen. Ik had aanvankelijk een vreemde verhouding tot jazz. Vanuit een klassieke-pianostudie kwam ik bij experimentele rock. Daar begon ik met improviseren en had daar meer raakvlakken dan bij moderne jazz. Het gaat mij niet om de stijl waarvoor je kiest, maar om de intentie waarmee je muziek maakt. Ik heb moeite om vanuit de categorie jazz te denken. Als je teruggaat naar Afrikaanse muziek zie je dat het er daar om gaat hoe mensen met elkaar omgaan. In het westen ben je ingepakt in regels en een vastomlijnd profiel. Ik denk dat jazz in alle muziekstijlen zou kunnen leven. Dat zie je al bij rock, etnische- en modern gecomponeerde muziek. Het is een attitude hoe mensen er in willen staan. Maar om op de vraag terug te komen: heel concreet denk ik dat mijn passie voor jazz is ontstaan uit de Engelse scene met onder andere Keith Tippett en Robert Wyatt.

foto Gemma van der Heyden/JazzNu.comVan welke ontwikkeling in de jazzgeschiedenis had je onderdeel willen zijn?
Waarschijnlijk van dat laatstgenoemde milieu. Europese jazz is moeilijk los te zien van Amerikaanse, maar wat in Engeland gebeurde in de jaren zeventig is heel bijzonder. Muzikanten namen daar het heft in eigen handen, onder meer met eigen platenmaatschappijen en festivals.

Wat is het bizarste dat je ooit mee hebt gemaakt tijdens een concert?
Heel veel, vanwege de rare plekken waar ik speelde, zoals kraakpanden. We stonden eens in een park in het zuidelijk deel van de stad Pécs in Hongarije. Er was geen publiek. Tegenover ons hing een groep hardrock-jongeren rond. Een van hen klom op het podium en begon onze partijen te verscheuren. Dat was van een triestheid… Iets anders mafs beleefde ik in Italië, waar ik speelde met recht voor me een enorm videoscherm waarop  autoraces werden geprojecteerd. Weliswaar zonder geluid, maar ik kon mijn ogen er niet van af houden.

Waar vind je inspiratie?
In alle kunstvormen. Ik ben een fanatiek lezer, filmkijker en bezoeker van beeldende kunstuitingen. Ik houd van alles waarvan ik kan zien hoe de eigen binnenwereld naar buiten komt. Ik ben er ook altijd gebrand op geweest om die zaken levend te houden. Niet alleen met muziek, maar met alles. Dát blijft me inspireren.

Wat is het spannendste dat je ooit hebt ondernomen?
Dat zou ik zo niet weten. Ik vind het wel heel spannend om met uitvoerders van modern-klassieke muziek te werken. Dat is spannend en tegelijk beangstigend, omdat je bijna in je nakie staat als je hen je ideeën voorlegt.

Welk muziekstuk of album heeft voor jou een speciale betekenis?
Waarschijnlijk Rock Bottom van Robert Wyatt. Ik was geloof ik een jaar of elf, twaalf toen mijn broer die plaat cadeau kreeg en hem opzette. Het mooie was – dat had ik ook met boeken – dat ik er geen snars van begreep, maar dat dát het juist aantrekkelijk maakte. Ik maak trouwens elk jaar wel mee dat ik muziek beluister die mij van mijn sokken blaast.

foto Gemma van der Heyden/JazzNu.comWat neem je altijd met je mee?
Muziek, die zit vast in me. Ik loop altijd te neuriën en te trommelen. Zelfs zonder dat ik me er bewust van ben, komt er muziek naar boven borrelen. Muziek zit er altijd in.

Welke actualiteit heeft je aandacht?
Moeilijk te beantwoorden, omdat bij mij zaken altijd parallel lopen. Als ik met politiek bezig ben, gaat dat gepaard met langzame veranderingen in mijn binnenste. Bijvoorbeeld hoe het Westen een verschrikkelijke hiërarchie heeft opgezet die mensen in hokjes stopt. Parallel met kunst zie je hoe die zich beweegt. Hoe kunst zijn functie verliest. Kunst heeft een sociale vorm, maar de laatste jaren zie je alleen maar hoe monumenten als bijvoorbeeld Vincent van Gogh worden geschapen tot een soort van goden.

Wie is je grote voorbeeld buiten de jazz?
(… weer neemt Dirk Bruinsma ruim de tijd om na te denken…) Filmmaker Pasolini vind ik een fantastische persoon. Hij was politiek geëngageerd en op zoveel fronten bezig geweest. Datzelfde geldt voor John Cage. En Alfred Jarry vanwege zijn volstrekte gekte en genialiteit in één persoon. Door hem zijn later enorm veel mensen geïnspireerd.

Wat intrigeert je aan je instrument?
Ik speel meerdere instrumenten. Dat is iets dat stamt uit mijn kindertijd en nooit is weg gegaan. Als kind speelde ik piano, maar ik was tegelijkertijd jaloers op mijn broers gitaar. Zo kwam er bij mij de klassieke gitaar bij. En toen ik mezelf durfde toe te geven dat ik nooit een grote zou worden op de gitaar ging ik van alles spelen: vibrafoon, synthesizer en zelfgebouwde instrumenten. Een instrument is voor mij altijd een middel geweest, niet het object dat mij inspireerde. Ik heb de saxofoon als hoofdinstrument gekozen, maar ik zie die sopraan-, alt- en baritonsaxen niet als typische jazzinstrumenten. De basgitaar had ik na Blast een tijd lang neergelegd, maar het begon weer te jeuken en met Pumporgan heb ik het spelen weer opgepakt. De basgitaar is zeker wel mijn tweede instrument te noemen en dat heeft ook te maken met het feit dat de rockmuziek telkens weer opduikt in mijn werk.

Wat heb je geleerd van je muziek?
De spanningsboog tussen vrijheid en discipline. Als je ergens wilt komen, moet je echt gedisciplineerd werken. Maar als je je vrijheid verliest, wordt muziek vrij snel een dode aangelegenheid. Ik probeer die twee polen levend te houden. Ik ben niet van de school dat vrije improvisatie het hoogste doel is. Ik wil altijd binnen het veld van structuur én vrijheid muziekmaken. Ik ben een anti-puritein in alles wat ik doe.

foto Gemma van der Heyden/JazzNu.comWat wilde je vroeger altijd worden?
Ik geloof dat er ooit iets van biologie in mijn hoofd speelde. Maar toen kwam al heel snel de muziek.

Wanneer ervaar je de vrijheid te falen?
De vrijheid om te falen, tja… Die ligt eerder in geïmproviseerde muziek dan in geschreven. Bij improvisaties accepteer je die vrijheid, in gecomponeerde muziek niet. Want daar moet je heel duidelijk kiezen wat je wilt dat gaat werken. In geïmproviseerde muziek moet je veel meer heel ver durven te gaan, zelfs zo ver dat je de mist in gaat. Falen is in dit geval dan ook een moeilijk woord. Eigenlijk faal je als je muziek niet waarachtig is en je doet wat anderen willen.

Welke ontwikkeling in de jazz juich je toe?
Het was nogal een punt toen musici als Anthony Braxton en het Art Ensemble of Chicago probeerden jazz breed te maken, zonder het karakter hoe je als jazzmusicus speelt, te verliezen. Jammer dat deze ontwikkeling niet echt zijn weerslag heeft gekregen in de jazz. Op dit moment is het goed dat er weer mensen zijn die met andere, nieuwe ideeën de jazz wakker schudden. Dat hoeft trouwens niet altijd op een experimentele wijze te gebeuren. Je kunt ook de dansbaarheid op een originele manier teruggeven aan de muziek. Polar Bear en Sons of Kemet zijn groepen die teruggaan naar de bevlogenheid en beweeglijkheid van bijvoorbeeld Afrikanen.

Met wie werk je graag samen?
Pumporgan is op dit moment in topvorm en geeft ontzettend veel speelplezier. En ik werk op dit moment met het componistencollectief Monotak. Het gaat nu zijn vierde jaar in. De mensen ervan hebben allen een verschillende achtergrond, wat inspirerend werkt. Op één na zijn het allemaal musici die in Amsterdam wonen. De inspiratie bestaat er uit dat je verschillende methodes zoekt om tot muziek te komen en ook dat je die methodes combineert. We zijn nu bezig om te bedenken hoe je een evenement kunt organiseren met één compositie waar al die componisten aan hebben meegewerkt. De meesten zijn trouwens ook uitvoerder.

Welke dromen liggen nog voor je?
Een grote droom is in elk geval dit project met Monotak. Een soort muziektheater te maken dat je tot theater kunt rekenen. We zijn nu bezig ideeën op te zetten over hoe je binnen en buiten de muziek samen kunt werken en alles zelf kunt doen. Een andere is om met Pumporgan ook een rockpubliek te bespelen, want het is echt een wilde band en heeft interactie met het publiek nodig.

foto Gemma van der Heyden/JazzNu.comAan wie geef je het JAZZ-tafette stokje door?
Aan Natalio Sued. Natalio is één van de top-tenorsaxofonisten in Nederland, maar daarnaast ook innovatief bezig als componist en initiator van verschillende groepen. Hij is een muzikant die altijd open staat voor uitdagende muziek, of het nou vrije improvisatie of geschreven werk betreft. Hij moet naar mijn mening meer aandacht verdienen in Nederland.

RINUS VAN DER HEIJDEN
beeld GEMMA VAN DER HEYDEN

Previous

Daisy Correia onttrekt zich aan Amália Rodrigues

Next

De gouden noten van de koning die VLEK heet

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook