Egbert van Gruythuyzen. Hij loopt al heel wat jaren mee in het milieu van jazz- en popmuziek. En voeg daar lichte muziek ook nog maar aan toe. De drummer kreeg als puber heel even les van Theo Kieft, drummer van de toendertijd bekende popgroep The Shuffles uit Den Bosch. Nadien ging Egbert van Gruythuyzen naar het Brabants Conservatorium in Tilburg, waar hij klassiek en – incidenteel – lichte muziek studeerde. Na anderhalf jaar verzette hij de koers naar het Sweelinck Conservatorium in Amsterdam. Daar bekeerde hij zich definitief tot de jazz nadat hij al in dansorkesten met Ben Cramer en Conny Vink had gedrumd. Hij kwam in contact met Ellen Helmus, René van Helsdingen en Peter Guidi en toerde regelmatig met hen. Hij speelde ook met Louis van Dijk, Wiro Mahieu, Hans Kwakkernaat, Rob van Bavel, Stefan Lievestro, Ferdinand Povel, Louk Boudesteijn, Ilja Reijngoud, Liesbeth List, fusiongezelschap Brei en de groep Riv Moryz. Tegenwoordig heeft hij ook een eigen drumschool: Ikdrum.nl.
Waar ben je op dit moment mee bezig?
Met mijn trio met Maurice Smit, die tenorsaxofoon en basgitaar speelt en toetsenist Ton Scheepers. Met Ton heb ik vijf jaar bij het Van der Valkconcern en in een popband gespeeld. Met het trio spelen we jazz, pop en vrije muziek. In deze coronatijd repeteren we steeds met tweeën en met voldoende afstand natuurlijk. Ik hoop dat snel weer met drieën te kunnen doen en zie er erg naar uit om weer op te treden. Ik ben ook bezig met zanger Anton Verhagen om liedjes die hij maakt, in te drummen. En lesgeven, daar leef ik van. En ben daar heel blij om.
Welke herinneringen aan je carrière zijn je het dierbaarst?
Ik speelde met Louis van Dijk toen ik werd gebeld door een zekere Pim Jacobs. Of ik even wilde invallen die avond. Dat ging zonder repetitie, maar het swingde! En twee dagen later speelde ik met Pim en Ruud Jacobs en Louis van Dijk in een Volkswagengarage in Amersfoort. Ook herinner ik me een optreden op Texel met Wiro Mahieu, Peter Guidi en René van Helsdingen. We speelden maar en speelden maar en het werd drie uur ’s nachts. We moesten daar blijven slapen, maar door de adrenaline kwam daar bij mij niets van terecht.
Waarom doe je graag wat je doet?
Ik voelde altijd al de behoefte iets met muziek te gaan doen. Bij een vriendje drumde ik op allerlei voorwerpen, op potten en pannen en eigen gemaakte drums. Tot mijn vader dat op zeker moment zag en zei: ‘Jij krijgt een drumstel’. Ik was toen dertien jaar. In het begin speelde ik pop, later maakte ik kennis met de muziek van Dave Brubeck en Miles Davis. In eerste instantie had ik niet door hoe zij over hun muziek dachten. Toen ik daar achter kwam, werd het pas echt interessant.
Wanneer is je passie voor jazz ontstaan?
Toen ik een jaar of 17, 18 was. Kan ik niet zo goed meer traceren. Wat mij intrigeerde was dat iedere drummer zijn eigen ‘feel’ heeft. Je wist niet wat er komen ging, maar hij hield zich wel aan bepaalde regels. Ik kwam erachter dat dit het belangrijkste is. Dan heb je immers een goed houvast.
Van welke ontwikkeling in de jazzgeschiedenis had je onderdeel willen zijn?
De periode dat de plaat Rich Versus Roach uitkwam (1959). Buddy Rich en Max Roach samen, geweldig! Die timing en swing van Buddy Rich. Toen ik die muziek hoorde, wist ik zeker: dit wordt het.
Wat is het bizarste dat je ooit mee hebt gemaakt tijdens een concert?
Als jonge jongen zou ik twee maanden spelen in het Spaanse Rosas, met fluitiste Ellen Helmus, pianist Robert Jan Vermeulen en contrabassist Adrie Braat. Na een week viel ik van een trap en brak een enkel. Maar ik wilde blijven optreden en speelde mijn hi-hat met de hand. Toen we in Figueres speelden, hoorde (pianist) Tete Montoliu ons. Hij wilde dat onze bassist en drummer – ik dus – met hem meespeelden. Bizar toch dat ik daar gewoon heb doorgewerkt.
Waar vind je inspiratie?
Soms bij de metalband Haken, maar ook bij architectuur zoals die van Gaudi in Barcelona. Evenals bij andere muzikanten, boeken, en het trio van Chick Corea met Marcus Gilmore en Carlitos del Puerto. Zij zitten zó met z’n drieën in hun muziek.
Wat is het spannendste dat je ooit hebt ondernomen?
Toen ik speelde met Louis van Dijk en bassist Jan Hollestelle: alleen maar aftellen en beginnen! Dat was in Zeist in het kasteel. Volgens Louis was dit gewoon een test, daarna begon het echte concert.
Welk muziekstuk of album heeft voor jou een speciale betekenis?
Time Warp van Chick Corea. Onder alle omstandigheden is dat voor mij de belangrijkste muziek. Er zit iets klassieks in. Het stuk New Life springt boven alles uit.
Wat neem je altijd met je mee?
Mijn bekkens en mijn bass-drumpedalen.
Welke actualiteit heeft je aandacht?
Dat de politiek slecht omgaat met kunstenaars. Dat raakt me zo dat ik er verdrietig van word. Kunst wordt door de politiek gezien als een soort hobby, maar als je niet oplet kan het zomaar je beroep kosten.
Wie is je grote voorbeeld buiten de jazz?
Mijn vader. Vooral de laatste 25 jaar van zijn leven waren belangrijk voor mij. Hij overleed in april 2020. Ik had een ontzettend goed contact met hem, ik kon van alles met hem delen en hij respecteerde wat ik deed.
Wat intrigeert je aan je instrument?
De dynamische levels. Je kunt super zacht en ook verschrikkelijk hard uitpakken. Om dat allemaal te beheersen heb je aan één leven te weinig. Met een drumstel kun je ook zoveel verschillende stijlen en feelings uitdrukken. Met slagwerk kun je die ongelooflijk kleuren. Je kunt een melodie suggereren, door als blazer te denken.
Wat heb je geleerd van je muziek?
Dat je je vooral vanuit jezelf kunt blijven ontwikkelen. Je kunt telkens proberen in je moment te zijn. En dan niet alleen door binnen een stijl te blijven, maar ook de breedte te zien. Ik probeer het allemaal uit, het houdt je muzikaal ook scherp.
Wat wilde je vroeger altijd worden?
Heel even automonteur en huisschilder. Maar al vrij snel drummer.
Wanneer ervaar je de vrijheid te falen?
Als ik fijne collega’s om me heen heb en ik heb er een goede klik mee, voel ik de vrijheid zaken uit te proberen. Niets moet dan, alles mag. Dan heb je die vrijheid om te falen.
Welke ontwikkeling in de jazz juich je toe?
In elk geval dat tegenwoordig veel jonge mensen de jazz vertegenwoordigen. Ze willen dingen uitproberen. Alles is al gemaakt, van daaruit proberen ze nieuwe stijlen te ontwikkelen. Het is overigens belangrijk om van de traditie gebruik te maken, maar ook om allerlei combinaties te bundelen of op te gaan zoeken.
Met wie werk je graag samen?
Met mijn trio en ook met jonge muzikanten. Met mensen die open-minded zijn en ernaar streven iets leuks te maken, bijvoorbeeld door een bepaalde spelvrijheid.
Welke dromen liggen nog voor je?
Met een project met mijn trio binnen nu en niet al te lange tijd weer de podia op te gaan. Zelf hoop ik zo snel door te groeien dat ik stijlen waarvan ik hou, zo goed kan spelen dat ik in een handomdraai kan switchen. En ze zodoende te koppelen.
Aan wie geef je het Jazz-tafette stokje door?
Aan pianist/toetsenist Ton Scheepers. Ook hij is heel divers, speelt bebop, fusion, latin jazz. Ik ben benieuwd hoe het met hem gaat, nu hij veel met computers werkt.
RINUS VAN DER HEIJDEN
Foto’s GEMMA KESSELS