Ze racet vanuit het repetitielokaal zo het interview in. Rent een rondje, poseert en gaat weer door! Deze componiste, trompettiste, zangeres én docente vraagt even uw aandacht!
Waar ben je op dit moment mee bezig?
Ik ben net terug van een tour door Berlijn, Krakow en Praag met de band Naked Wolf. Samen met bassist Luc Ex, gitarist Mikael Szafirowski, drummer Gerri Jager en saxofonist Yedo Gibson richt ik me op experimentele rock en improvisatie met jazzinvloeden. Wat ik heel leuk vind is, dat ik hier mijn trompetspel met zang combineer. Daarnaast repeteer ik op dit moment veel met het kwartet van baritonsaxofonist Jan Willem van der Ham. We spelen stukken van Chet Baker, Gerry Mulligan en Jan Willem zelf. Er ontstaat een free jazz die alle kanten op gaat. We repeteren nu veel en richten ons daarbij vooral op het opbouwen van een repertoire. Daarnaast speel ik ook met de big band van David Kweksilber.
Welke herinneringen aan je carrière zijn je het dierbaarst?
Het spel met de Astronoten, een groep van trombonist Joost Buis, startte met composities van Sun Ra. We gingen langzaam over op het spelen van composities van Joost Buis zelf, met natuurlijk daarin veel ruimte om te improviseren. We waren met een grote groep van tien man, met onder andere Wilbert de Joode, Tobias Delius en Achim Kaufmann, allemaal inspirerende improvisatoren. De combinaties die we met die groep konden maken waren heel spannend. Joost Buis wist daar ook op een onophoudelijke manier uit te putten; de harmonieën die hij maakte, het samenspel met de andere blazers… Ik mis het.
Met de David Kweksilber Big Band vind ik de samenkomst van klassieke musici en improvisatoren heel interessant. Omdat we stukken van verschillende componisten spelen, weet je nooit wat er uit komt! Ook hier zijn we met een grote groep, 26 man, waardoor we ongelofelijke klankcombinaties kunnen maken. Het werken met andere disciplines vind ik ook erg interessant en de interactie met je publiek, zoals met het project Home Small as the World, wat ik een paar jaar geleden deed in Schotland.
Ook mag ik graag met dansers werken. Ik heb er altijd van gehouden, van dans, en heb het zelf als kind gedaan. Wanneer ik nu samen met een danser zoals Lily Kiara improviseer, ontstaat er een hele nieuwe vorm van communicatie. Mijn spel wordt meer fysiek, ik beweeg meer en voel me veel vrijer in de ruimte. Dat ervaar ik ook wanneer ik een kindervoorstelling geef en op mijn rug op de vloer lig en trompet speel. Het geluid krijgt dan een andere dimensie.
Waarom doe je graag wat je doet?
Mijn ouders waren muziekdocenten en beiden klassiek geschoold. Ik startte dus al op mijn vijfde met het spelen op de piano. Op mijn basisschool vormde de wiskundeleraar, die traditioneel jazztrombonist was, een band en stimuleerde iedereen om muziek te maken. We hebben veel ritmes gezongen en ook al kon je maar één noot spelen, hij schreef voor jou een partituur. Misschien had ik, als ik dat niet had meegemaakt, nu niet de urgentie gevoeld om jazz te spelen en te improviseren.
Wanneer is je passie voor jazz ontstaan?
In Melbourne, Australië, groeide ik op. Mijn vader was niet alleen fan van Oscar Peterson. Er was in die tijd en nu nog, een levendige jazzscene in Melbourne. Mijn vader nam me wel eens mee onder schooltijd, dan liet hij me spijbelen en gingen we stiekem naar een lunchconcert.
Van welke ontwikkeling in de jazzgeschiedenis had je onderdeel willen zijn?
Ik had Miles Davis wel mee willen maken. En Sonny Rollins, Don Cherry en Ornette Coleman in de jaren vijftg en zestig. Het moment dat grenzen worden verlegd en de gebaande paden worden opengebroken is natuurlijk van alle tijden, maar die energie intrigeert me. De swingband van Duke Ellington had ik ook wel mee willen maken. Wat een energie die muziek teweeg moet hebben gebracht!
Wat is het indrukwekkendste dat je ooit hebt meegemaakt tijdens een concert?
Begin jaren negentig speelde ik in een vluchtelingencentrum waar destijds veel Somalische vluchtelingen zaten. Ik speelde er trompet en zong. Uit ervaring weet ik dat de meeste luisteraars vooral kijken, maar de vluchtelingen begonnen te klappen en te joelen wanneer ik bijvoorbeeld een hoogtepunt bereikte in mijn solo. Het maakte me bewuster van de verschillende culturen en tradities waarmee we zijn opgegroeid en hoe interactie betekenis geeft aan muziek.
Waar vind je inspiratie?
In van alles. Een wandeling, een goed gesprek, een verhaal, een schilderij, een kunstwerk en verschillende stijlen muziek. Zoals klassieke muziek en karnatic-muziek uit Zuid India of romans van bijvoorbeeld Roald Dahl, James Joyce en Peter Carey.
Wat is het spannendste dat je ooit hebt ondernomen?
Weggaan uit Australië. Ik was het meisje met de trompet en ik wist niet zeker of ik dat wel wilde zijn. Ik was nieuwsgierig naar Europa, dus op mijn 24e, na het afronden van mijn studie aan het Victorian College of the Arts en een paar jaar werken als musicus, vertrok ik. Zes maanden raakte ik mijn trompet niet aan. Eenmaal in Londen was ik zo blut dat ik in een hotel moest gaan werken en later als nanny. Bij toeval was een vriendin, bassist Belinda Moody, in Amsterdam neergestreken en vroeg of ik daarheen kwam voor de zomer. Er was hier destijds veel ruimte voor improviserende musici en zo rolde ik in dit circuit. Ik ging nooit meer weg.
Welk muziekstuk of album heeft voor jou een speciale betekenis?
Toen ik startte met mijn conservatoriumopleiding sprak iemand me aan met de woorden ‘Ah trompet! Je zult wel een groot Miles Davisfan zijn’. Maar ik had nog nooit van deze Davis gehoord. Ik dacht: shit! En ben meteen naar de bibliotheek gegaan om te luisteren naar zijn muziek, het album Kind of Blue. Toen begreep ik wat ik had gemist.
Wat neem je altijd met je mee?
Een openheid. Ben onderdeel van wat je op dit moment onderneemt en heb geen verwachtingen. Je moet in het moment zijn, de rest loslaten, ontspannen en ervaren wat er op dat moment op je af komt. Improvisatie heeft me dat geleerd.
Welke actualiteit heeft je aandacht?
Er gebeurt zoveel op dit moment. Toch wil ik stilstaan bij de natuur. Die is me dierbaar. Het is zo belangrijk dat we deze respecteren en goed onderhouden. Zowel lokaal als op wereldniveau.
Wat intrigeert je aan je instrument?
Het geluid van de trompet en dat van mijn zang. Het geeft me een scala aan mogelijkheden om mezelf uit te drukken.
Wat heb je geleerd van je muziek?
Ach zoveel! De kracht van muziek is dat je dicht bij jezelf blijft en dat het je tegelijkertijd de mogelijkheid geeft om ook dicht bij de ander te komen. Je deelt iets op een niveau wat moeilijk in woorden valt uit te leggen en daardoor magisch is. Daarnaast is muziek communicatie in de meest simpele vorm, het kan je completeren en een gevoel van voldoening geven.
Wat wilde je vroeger altijd worden?
Muzikant. En anders had ik wel in een Australisch nationaal park willen werken of in elk geval ergens buiten.
Wanneer ervaar je de vrijheid te falen?
Jeetje, wat een lastige vraag! Ik heb momenten ervaren waar ik, improviserend, me geheel verbonden voelde met de andere musici. Waar niets hoeft en alles mag. Wanneer ik dat ervaar is er meestal een hele goede improvisatie…
Welke ontwikkeling in de jazz juich je toe?
Er is een jonge generatie improvisatoren in Amsterdam die nieuwe initiatieven, combinaties en speelplekken organiseert. Daarnaast wordt er tegenwoordig veel gereisd, waardoor weer vele interessante internationale samenwerkingen ontstaan.
Welke dromen liggen nog voor je?
Ik wil mijn trompetspel en zang gaan combineren tot één instrument. Ik wil dat het meer samenkomt. Daarnaast ben ik druk bezig met het componeren voor een kwintet met Michael Vatcher op drums, Harold Austbø op cello, Ada Rave op tenorsaxofoon en zanger Han Buhrs. Daarnaast ben ik bezig met een nieuw kwartet met trompet, trombone en twee drums. Ik wil de opties open gooien en zien hoe dat spel alle kanten op kan gaan. Dus veel plannen! Ik ben blij dat er weer meer ruimte voor is, ik heb twee kinderen die nu onafhankelijker worden, dus langzaamaan kan ik me weer verder verdiepen in muziek en mooie reizen plannen.
Aan wie geef je het Jazz-tafettestokje door?
Eens kijken. Je wilt een echte jazzmusicus? Dan kies ik Anton Goudsmit. Hij heeft een geweldige vrije geest en is niet alleen technisch ontzettend goed, ook zijn improvisaties hebben een fantastische energie.
MAUD MENTINK
beeld GEMMA VAN DER HEYDEN
Jeetje, als ik deze jazz-tafettes zo lees, ga je bijna denken dat alle muzikanten in Amsterdam wonen. Misschien eens verder denken dan je eigen ‘stokje’
Mooie site!