Het is maar goed dat hij vroeger geen boomchirurg is geworden. Want dan was het jazzmilieu in Nederland een topmusicus mis gelopen. Er mag immers zonder overdrijving worden gesteld dat Joost Buis een autoriteit is op trombone. Daarnaast beroert hij ook nog de lap steel guitar. “En ik schrijf graag”, zegt hij tijdens de ontmoeting. Voor de duidelijkheid: geen brieven, wel muziek. De droom van Joost Buis is stukken te componeren die een goede balans vinden tussen de juiste noten en improvisatie. Hij kreeg het estafettestokje door van Natalio Sued. Die stak al de loftrompet over de compositorische gaven van de trombonist. “Hij heeft een delicaat potlood om te componeren en te arrangeren”, zei hij daarover. Dus begon JazzNu met zonnig gemoed aan de vaste vragen van de nieuwe JAZZtafette. 

Foto Gemma van der Heyden/JazzNu.comWaar ben je op dit moment mee bezig?
Met allerlei projecten. Ik doe veel met Corrie van Binsbergen, heb een duo met Ab Baars, speel in All Ellington en de David Kweksilber Bigband en ik heb wat eigen dingen. Die verkeren overigens allemaal nog in een pril stadium. Ik werk eraan met Wilbert de Joode en Michael Vatcher. Met Natalio Sued bereid ik een groot ensemble voor om tot het spelen van eigen stukken te komen. We hebben pas één repetitie gehad; er moet  nog veel gebeuren. Maar ik merk dat ik in mijn hoofd vooral op dit soort zaken focus.

Welke herinneringen aan je carrière zijn je het dierbaarst?
Oh, zoveel. Ik ben vanaf mijn zevende met muziek bezig en vanaf mijn veertiende met jazz en improvisatie. Bijna vijfendertig jaar nu. Het dierbaarst zijn de eigen initiatieven die ik in de muziek ondernam, zoals mijn eigen groep Astronotes. Maar ook de opera’s met Guus Janssen. En mooie tournees zoals met Ab Baars in de Verenigde Staten, met The Ex in Ethiopië en met Spinifex in India. En niet te vergeten de lessen die ik volgde bij Roswell Rudd. Muziek en de ervaringen die ik ermee opdeed, dat zijn vooral de zaken die ik me herinner.

Waarom doe je graag wat je doet?
Wat is dat nou voor een vraag?! Ik heb daar nooit zo over nagedacht. Het is allemaal vanzelf gekomen. Ik zat al jong bij de Postfanfare in Apeldoorn. Ook bij de muziekschool daar en de impro-workshops meldde ik me al vroeg. Bij die Postfanfare  deden we aubades bij bijvoorbeeld postbodes die vijftig jaar in dienst waren. Dat vond ik geweldig. Ik wilde meteen al trombone spelen, maar daarvoor waren mijn armen te kort. Daarom werd het een euphonium. Die heeft in een fanfare overigens een leukere rol, een beetje als de cello in een orkest.

Foto Gemma van der Heyden/JazzNu.comWanneer is je passie voor jazz ontstaan?
In de workshop Apeldoorn Improviseert! Met een uitroepteken, ja. Ik was toen 14 jaar. Het concept was ontzettend goed bedacht. Elke drie maanden wisselde de leider. Sean Bergin, Vera Vingerhoeds, Nico Bunink, Martin van Duynhoven, allemaal heb ik ze voorbij zien komen. Je speelde telkens twaalf keer en dan kwam er iemand anders, waardoor je nieuwe ‘input’ kreeg. In die workshop zat ook een saxofonist, Paulus Egers. Hij was een volkomen jazzfanaat, had twintigduizend elpees. Als ik zei: ‘Ik hoorde laatst iets van Dexter Gordon’, dan bracht hij de week daarop cassettebandjes mee met muziek van Dexter, met de opmerking: ‘Deze moet je kennen’. Het was in die tijd zonder internet super belangrijk zo iemand tegen te komen. Hij heeft mij leren luisteren.

Van welke ontwikkeling in de jazzgeschiedenis had je onderdeel willen zijn?
Heel graag van de beginperiode van de Duke Ellington Band, de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw. Later trouwens ook, elke periode was goed geweest. Een gemiste kans, hahaha.

Wat is het bizarste dat je ooit mee hebt gemaakt tijdens een concert?
Met I Compani speelde ik voor het eerst in een Kerstcircus. Ik heb die dag aan den lijve ondervonden waarom circusorkesten altijd boven de piste zitten. Wij zaten gewoon onderin. Als de paarden voorbij kwamen, wierpen ze enorme wolken zaagsel op. De schuif van mijn trombone liep daarbij telkens vast. Een bak water moest uitkomst bieden. Een jaar later zaten wij ook hoog boven de piste.

Waar vind je inspiratie?
In mezelf, in het dagelijks leven, in alles wat je meemaakt. En veel in wat je leest en hoort.

Wat is het spannendste dat je ooit hebt ondernomen?
De eerste keer dat ik met de Astronotes op tournee ging naar Canada. Je bent eindverantwoordelijke als je met tien man in het vliegtuig stapt. Het is allemaal prachtig verlopen, maar ik ben er wel een paar nachtjes wakker van geweest.

Welk muziekstuk of album heeft voor jou een speciale betekenis?
Dat zijn er zoveel. Je belangstelling voor bepaalde platen gaat in periodes. Je luistert een tijdje naar deze, dan naar die. Zo heb ik wel eens een jaar lang naar pianosonates van Mozart geluisterd. Maar de eerste keer dat ik werd gegrepen door een plaat was toen ik de lp Mingus At Monterey hoorde. Met Charles McPherson op altsaxofoon in Orange Was The Color Of Her Dress, Then Blue Silk. Die altsax… Het kwam ook wel een beetje door de opname: live, broeierig. De laatste keer dat ik werd gegrepen was vorig jaar toen ik het Concertgebouworkest de Vierde Symfonie van Charles Ives hoorde spelen. Een stuk met twee dirigenten, zo fantastisch!

Foto Gemma van der Heyden/JazzNu.comWat neem je altijd met je mee?
Niks, alleen mezelf.

Welke actualiteit heeft je aandacht?
Op dit moment afwachten wat Engeland gaat doen met alles rond Brexit. Een paar jaar geleden las ik een interview met Max Kohnstamm (historicus en diplomaat, rvdh). Hij was betrokken bij de oprichting van de Europese Unie. Na de Tweede Wereldoorlog werd die opgericht met het idee dat er dan nooit meer oorlog zou komen. Daar zat zoveel power in, in dat mooie basisidee. Nu gaat het daar niet meer over, het idealisme is weg. Het gaat nog slechts over vluchtelingen en de economie.

Wie is je grote voorbeeld buiten de jazz?
Jacques Tati en Alfred Hitchcock. Zij zijn mijn favorieten en inspiratiebronnen. Er zijn heel veel connecties tussen muziek en deze twee: hun timing, focus en manipulatie, in hun geval van de kijker. Het heeft allemaal met vervorming te maken. Bij Hitchcock gaat het om een onbewust gebied, waarin hij de kijker manipuleert met kleine dingen. Bij Tati gaat het vaak om de soundtrack van de film: je ziet niet wat je hoort. Beiden doen aan vervorming van de werkelijkheid, daar ontleen ik veel inspiratie aan.

Wat intrigeert je aan je instrument?
Wat iedereen met zijn instrument heeft, de klank. Die van de trombone vind ik de mooiste die er is. Tijdens een open dag van de muziekschool in Apeldoorn kwam ik bij het koper en wist meteen toen ik de trombone zag: dat is ‘m. Dat is de basis waarop je een instrument kiest. Of het instrument jou. Maar wat me ook intrigeert is dat het zo’n ontzettend onhandig apparaat is. Kijk alleen eens naar het mondstuk. Heb je het goed aan je mond, begint die trombone te schuiven en dan gaat alles bewegen. De weinige ruimte die je nogal eens hebt op een podium om te schuiven, is ook al zoiets.

Wat heb je geleerd van je muziek?
Da’s ’n fijne… Tja, wat geleerd? Alles en niks. Je leert nog altijd. Ik heb leren leren van de muziek. Ook om nieuwsgierig te blijven. En altijd energie te blijven zoeken.

Wat wilde je vroeger altijd worden?
Boomchirurg. Ik weet ook niet waarom. Ik ontdekte dat het bestond, dat is alles. We waren in Apeldoorn vaak in het bos, zag je veel bomen, zoiets.

Foto Gemma van der Heyden/JazzNu.comWanneer ervaar je de vrijheid te falen?
Ik streef ernaar die vrijheid altijd te voelen. Als je die niet voelt, kun je ook niet slagen. Je moet risico’s durven te nemen als je iets betekenisvols wilt spelen.

Welke ontwikkeling in de jazz juich je toe?
Ik zie veel muzikanten van het conservatorium komen die muziek maken met een brede horizon. Ze zijn niet meer gefocust op slechts één periode van de jazzgeschiedenis. Ze zijn ook geïnteresseerd in pop en oude muziek, bijvoorbeeld uit de Renaissance. Ik zie veel mensen die snel breder gaan kijken dan wat ze op het conservatorium leren. Ze moeten ook wel met zoveel informatie rond hen heen. Ze kunnen niet anders.

Met wie werk je graag samen?
Met Ab Baars, Wilbert de Joode, Michael Moore. En met Corrie van Binsbergen natuurlijk, daar heb ik een vruchtbare samenwerking mee. Die blazerssectie van haar Playstation is heel bijzonder. We traden voor het eerst op tijdens een Brokkenbal met Tommy Wieringa. Het was meteen goed, de stemming, dezelfde gedachten van de musici, het goed luisteren naar elkaar.

Welke dromen liggen nog voor je?
Ik droom ervan om stukken te schrijven die een goede balans vinden tussen de juiste noten en improvisatie. Er komen wel eens composities langs die moeilijk zijn te verwezenlijken. Zulke stukken zijn wel mijn dromen. Ik schrijf graag muziek, elke compositie is een droom die werkelijkheid wordt.

Aan wie geef je het Jazz-tafette stokje door?
Aan Joris Roelofs. Hij is een van de interessantste nieuwe musici. Joris is heel integer, gefocust op zijn eigen ding. Bovendien is hij een bijzondere speler. Ik ken hem al van toen hij op 14-jarige leeftijd deelnam aan sessies bij Sean Bergin. Toen was al duidelijk dat we meer van hem zouden gaan horen!

RINUS VAN DER HEIJDEN
beeld GEMMA VAN DER HEYDEN

www.plutones.com

Previous

Nicola Conte zorgt voor topconcert met hindernissen

Next

Afrika Festival Hertme, met dank aan de pastoor van toen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook