Suzan Veneman is niet alleen een vaardige trompettist, ze trekt ook aandacht door haar werk als componist en arrangeur. Na haar studie in de Verenigde Staten keerde ze terug naar Nederland, waar ze onmiddellijk aan de slag kon. Ook in het buitenland heeft de naam van Suzan Venema inmiddels een vertrouwde klank. Ze maakt deel uit van elf groepen, waaronder twee van haarzelf; haar gelijknamige sextet en de groep Zinder. Van die laatste is onlangs decd ‘Zinder’ uitgekomen met een wel heel afwijkende bezetting: vier trompetten, contrabas en slagwerk. De trompet maakt een naadloos deel uit van haar wezen: omdat ze een zachte spreekstem heeft, geeft de trompet haar de juiste stem om zich goed uit te kunnen drukken. Binnenkort maakt ze deel uit van een project van het Jazz Orchestra of the Concertgebouw dat muziek van Duke Ellington op het repertoire neemt. En verder? Als ze tijd heeft droomt Suzan Veneman van tournees naar Azië en de Verenigde Staten. Plus over het uitbrengen van een plaat met soulmuziek. Twintig vragen voor een musicus die weliswaar geworteld is in de jazz.
Waar ben je op dit moment mee bezig?
Met de voorbereiding van een project over Duke Ellington. Met het Jazz Orchestra of the Concertgebouw met Anna Serierse en het Phion, Orkest van Gelderland en Overijssel. Ik deel de trompetstoel daar met Ellister van der Molen.
Welke herinneringen aan je carrière zijn je het dierbaarst?
Het optreden in 2022 op het North Sea Jazz Festival met mijn eigen sextet. Ik had net mijn eerste plaat uit, was heel spannend. Ik had niet gedacht daar ooit terecht te komen.
Waarom doe je graag wat je doet?
Muziek zit heel erg in mij. En die wil er uit. De roeping om muziek te maken leeft heel sterk bij mij. Dat heeft zich gaandeweg ontvouwd vanuit mijzelf voor en met anderen. Muziek is een verbindende factor, zij is alles omvattend en als dat universeel gebeurt, landt het nog dieper.
Wanneer is je passie voor jazz ontstaan?
Pas wat later. Ik was 19 of 20, tijdens mijn conservatoriumtijd. Aanvankelijk was er alleen de passie, de liefde is gaandeweg gegroeid. Ik had daarvoor al wel interesse in fusionmuziek.
Van welke ontwikkeling in de jazzgeschiedenis had je onderdeel willen zijn?
De overgang van de jaren zestig naar de jaren zeventig. De muziek werd toen steeds vrijer, disco ging vanwege de elektronica ook richting jazz. De tijd van Herbie Hancock en Joe Henderson, al die nieuwe instrumenten die werden uitgeprobeerd.
Wat is het bizarste dat je ooit mee hebt gemaakt tijdens een concert?
Dat gebeurde tijdens mijn studietijd in Amerika. We hadden een optreden van de big band van de school. De dirigent wilde de laatste noot aangeven, toen de lead trompettist naast mij voor de laatste hoge noot een hele hoop adem binnenhaalde. Hij viel flauw, achterover van zijn stoel. Waarop de dirigent naar mij opmerkte: ‘Had je hem niet kunnen opvangen?’
Waar vind je inspiratie?
Bij live concerten, in de natuur, in de schilderkunst, in het leven zelf. In dingen die je meemaakt en wilt omzetten in muziek. Aangrijpende zaken inspireren mij om er muziek aan te wijden. Bepaalde situaties op straat die een beetje gek zijn horen daar ook bij. Een kind bijvoorbeeld dat in de regen met laarzen aan en haar rokje omhoog in een plas loopt te stampen. Dat zou ik ook wel willen doen.
Wat is het spannendste dat je ooit hebt ondernomen?
Een lumbaalpunctie ondergaan. Ik zat vanwege mijn gezondheid in een traject om te onderzoeken of ik aan MS leed. Het was zó spannend, zo’n naald in je ruggenmerg. Het ging helemaal mis. Ik wilde diezelfde dag nog spelen en daardoor kwam er te veel druk. De wond ging open en ik moest twee, drie nachten in het ziekenhuis blijven. Ik kon niet meer eten en lopen. Nadien moest ik thuis opknappen. Vond ik wel heel spannend, ja.
Welk muziekstuk of album heeft voor jou een speciale betekenis?
Esperança van Vince Mendoza met het Metropole Orkest. Ik ken die plaat al heel lang, al vanaf mijn tienertijd. Vince heeft dat album ook opgenomen met Michael Brecker. Het is ook zo’n mooie titel, Esperança – Hoop. Deze muziek raakt me telkens als ik ernaar luister.
Wat neem je altijd met je mee?
Mezelf.
Welke actualiteit heeft je aandacht?
Het Palestinaverhaal heeft zeker mijn aandacht. Ik kijk niet naar het Journaal. Ik vind het heel moeilijk om te zien hoe mensen elkaar zo kunnen behandelen. Er moet zoveel pijn zitten. Ik word er heel verdrietig van. Ik probeer die ellende wel toe te laten, maar alleen als ik er ruimte voor heb. Ik vind het overweldigend, kan er weinig aan doen, wél het beschouwen als een motiverende factor. Je kunt het leed van de wereld niet dragen. Ik denk echter dat het heel belangrijk is hoe je met jouw kwaliteiten iets van licht kunt uitdragen. De verbindende factor kan daarbij muziek zijn.
Wie is je grote voorbeeld buiten de jazz?
Ik lees nu een boek over Nelson Mandela. Prachtig hoe mensen met zoveel liefde in hun hart zoveel kunnen doen.
Wat intrigeert je aan je instrument?
Elk instrument is zeker uitdagend. De trompet brengt meerdere uitdagingen, zoals een mooie toon en goed kunnen horen wat je speelt. Je zou kunnen zeggen dat de trompet elke dag hetzelfde klinkt, maar dat vind ik niet. Als ik spanning voel, reageert mijn trompet daarop. Ik heb een tamelijk zachte spreekstem, het geluid van de trompet geeft me een stem om me goed uit te drukken, meer de felheid op te zoeken.
Wat heb je geleerd van je muziek?
Wat ik componeer, is lastig om te spelen. Ik schrijf achter de piano, moet daarna transponeren naar de trompet. Je moet in je eigen creatie duiken, want wat je wilt spelen komt ergens vandaan. Je moet daarbij niet bang zijn iets weg te gooien, het iets anders te gaan zien. Dat is een mooi ontwikkelingsproces.
Wat wilde je vroeger altijd worden?
Toen ik een jaar of acht was, dierenarts. Ieder lid van ons gezin speelde muziek. Mijn broer ging jazztrombone studeren. Hij heeft mij in de muziek gestuurd, ik vond daardoor big bands leuk. Ik wilde lichte muziek gaan doen, dan ben je vrijer. Vanaf mijn vijftiende was ik zeker dat ik naar het conservatorium wilde.
Wanneer ervaar je de vrijheid te falen?
Falen heb ik pas recentelijk toegelaten. Falen is jezelf toegeven dat het ook mis kan gaan. Ik heb me heel lang die vrijheid niet toegestaan en dat is heel frustrerend. Nu ik dat wel doe is het allemaal niet meer zo belangrijk. Als je hiervan wilt leren, kun je er veel uithalen.
Welke ontwikkeling in de jazz juich je toe?
Om te zien hoe mensen hun eigen stem vinden. Hun eigen muziek uitbrengen. Ik juich de diversiteit toe, zoals hoe mensen hun weg vinden en die gewoon gaan.
Met wie werk je graag samen?
Met de mensen van mijn sextet en van Zinder. Er is heel veel ruimte voor mijzelf en ook voor ieders eigen expressie. Ik voel me met hen op mijn gemak en daardoor komt het beste van mij naar voren.
Welke dromen liggen nog voor je?
Ik zou heel graag op tour willen naar andere landen, zoals Azië of de Verenigde Staten. Ook zou ik het mooi vinden een soulplaat uit te brengen. Een andere droom is om te bekijken hoe muziek in een verbindende setting kan worden ondergebracht, iets in therapeutische zin. Ik bedoel daarmee dat als je muziek gebruikt bij meditatie, je daarin sessies kunt doen. Dat is voor mij nog niet echt concreet, maar ik wil er wel iets mee doen.
Aan wie geef je het Jazz-tafette stokje door?
Aan Gidon Nunes Vaz. Hij is een beetje een underdog en verdient echt aandacht. Hij speelt in de stijl van Kenny Dorham en maakt ook deel uit van mijn groep Zinder. Wij oefenen vaak samen.
RINUS VAN DER HEIJDEN
Foto’s GEMMA KESSELS