Zoef, zo heet de poes. Pas drie maanden oud, maar nu al een echte jazz cat, zoals haar baasje Wiro Mahieu trots zegt. Want Zoef brengt lange tijd door in zijn nek als hij zijn contrabas bespeelt. En als ze het daar beu is, wil ze ook best op de bovenkant van de klankkast van nabij meemaken hoe zo’n reus van een instrument wordt bespeeld. Een echte jazz cat dus, daar kun je niet omheen. Maar is Wiro Mahieu dat zelf ook niet? Je zou het wel zeggen, want zijn beweeglijkheid is enorm: hij snelt tijdens ons gesprek van het ene visuele element op zijn laptop naar het andere, allemaal om zijn woorden die in een onafgebroken stroom de antwoorden zijn op de twintig vragen van deze rubriek, te ondersteunen. Wiro Mahieu, 57 jaar oud en al veertig jaar jaar staand of zittend achter die kolossale contrabas, werkzaam als professioneel jazzmusicus. En, zoals Pierre Courbois in de vorige aflevering van JAZZ-tafette zei: “Een volstrekt onderschat musicus en persoon. Wiro is virtuoos.”
Waar ben je op dit moment mee bezig?
Ik geef al vrij lang muziekles. Begin 2019 ben ik voor mezelf begonnen. Dat loopt erg goed. Ik heb nu ruim dertig leerlingen, die hier bij mij thuis of online les krijgen. Daarmee kan ik deze crisiszooi aan. Ik heb er zelfs profijt van, want omdat de mensen door de lockdowns thuis moeten blijven, willen ze iets gaan ondernemen. Ik geef zowel les op de basgitaar als contrabas, de verhouding is ongeveer fifty-fifty. Verder speel ik als de maatregelen het toelaten met Paul van Kemenade, René van Helsdingen, met Pierre Courbois en met het eigen trio Low Motion, daar wil ik volgend jaar mee verder in de zin dat ik de contrabas wat centraler wil stellen. Ik bedoel daarmee dat ik dan zowel melodie als ritme wil spelen, een uitdaging om liedjes te gaan doen, bijvoorbeeld van (de in 2012 overleden pianist) Rob van den Broeck. En nu, in coronatijd oefen ik veel en ga ik ook wel bij andere musici op bezoek om te oefenen.
Welke herinneringen aan je carrière zijn je het dierbaarst?
Een ontmoeting met Ray Brown aan het begin van de jaren negentig. Hij speelde toen in Nick Vollebregt’s Jazzcafé met pianist Gene Harris en drummer Mickey Roker. Ik zat in de zaal, samen met Jan Voogd, ook contrabassist. Na afloop van het concert gingen we heel brutaal naar de kleedkamer. We spraken met Ray en mochten zelfs op zijn enorm mooie contrabas spelen. Hij had zijn snaren heel hoog staan. Ray was een ontzettend aardige man. Wat me ook dierbaar is, is een ontmoeting met Eddie Gomez. Voor een optreden op het North Sea Jazz Festival speelde hij op mijn bas. Ik mocht erbij zijn toen hij aan het inspelen was.
Waarom doe je graag wat je doet?
Lesgeven vind ik leuk; het is een intense manier om je geld te verdienen, maar het is ook geweldig om mensen dingen te leren.
Wanneer is je passie voor jazz ontstaan?
Toen ik op 16-jarige leeftijd naar het conservatorium wilde. In die tijd was er geen opleiding voor basgitaar. Ik moest daarom contrabas gaan spelen. Het duurde even voordat ik dat daadwerkelijk ging doen. Ik kwam in een jazzgroepje terecht, toen op zeker moment de pianist mij een bandje gaf met muziek van Bill Evans. Ik hoorde muziek van Eddie Gomez, Scott LaFaro, Wayne Shorter. Maar ik hield ook van Queen en soulmuziek. Queen speelt vaak jazztoonsoorten. Het begin van Bohemian Rhapsody is een pure jazzstandard.
Van welke ontwikkeling in de jazzgeschiedenis had je onderdeel willen zijn?
De ontwikkelingsperiode van het pianotrio in de jaren vijftig en zestig. Toen bassisten wat meer ruimte kregen, voorheen was de contrabas een dienstbaar instrument. Tijdens de ontwikkeling van het pianotrio droeg de bas meer bij aan de expressie van de band. Ik denk dan aan de trio’s van Bill Evans en Keith Jarrett en tegenwoordig aan dat van Brad Mehldau met bassist Larry Grenadier.
Wat is het bizarste dat je ooit mee hebt gemaakt tijdens een concert?
Dat was na het optreden van de Max Roach Big Band in 1997 in Lugano. Achter het podium stond de stage bus (verbouwde touringcar, die opengeklapt een podium vormde, rvdh) van René van Helsdingen, ik maakte deel uit van zijn band. Komt ineens Max Roach de bus binnen, een enorm grote vent met handen die met gemak je onderarm konden omklemmen. Vond-ie geweldig, die bus van ons. We hebben er een paar dagen mee gestaan. Kort daarop zag ik Dave Holland daar in Lugano op een terrasje zitten. Ik vroeg of ik er even bij mocht komen zitten. Ik zei hem dat ik vond dat hij in de jaren zestig nog niet zo virtuoos was als nu. Waarop ik hem vroeg of ik les van hem kon krijgen. ‘Nee’, was het korte antwoord.
Waar vind je inspiratie?
Op erg veel vlakken. Bij mijn leerlingen bijvoorbeeld. Als je mensen iets leert van de contrabas, gaat het hele lichaam mee. Mensen gaan dan ontdekken en voelen. Dan zie ik de speelvreugde en zie dat het goed is. Ook naar hen luisteren, hoe ze muziek maken is prachtig. Daar blijf je zelf ook jong bij. Alles op het gebied van muziek is al gemaakt, maar het zijn de handjes van de mensen die het verschil maken. Ook naar muziek luisteren levert mij inspiratie op. YouTube is wat dat betreft een goudmijn.
Wat is het spannendste dat je ooit hebt ondernomen?
Mijn eigen trioplaat Song die ik in 1998 maakte. Het leukste is als je je eigen verantwoordelijkheid hebt, zelf dingen moet regelen, gebeld wordt door het North Sea Jazz Festival of je daar wilt optreden. Ook veel tournees zijn voor mij onvergetelijk.
Welk muziekstuk of album heeft voor jou een speciale betekenis?
Trio Music Live in Europe van Chick Corea. Chick heeft de plaat ooit zelf op YouTube gezet, daarna hem er weer afgehaald. Roy Haynes, die op die plaat meespeelt, zette hem er een paar jaar geleden weer op, en Chick heeft hem er weer afgehaald. Het triospel op deze plaat is zo geweldig, gewoon geniaal! Je proeft de vrijheid die ze nemen, maar ook aan elkaar geven. Vooral de contrabas krijgt veel vrijheid.
Wat neem je altijd met je mee?
Een hopelijk fris en geoefend lichaam.
Welke actualiteit heeft je aandacht?
Het klimaat. Covid-19 is hopelijk tijdelijk. Ik ben een soort weer- en klimaathobbyist en ben op dat gebied helaas pessimistisch. Ik denk dat de aarde in een soort acceleratiemodus zit, waar hij niet meer uitkomt. Er ontdooit heel veel permafrost, waardoor een hoop methaan vrijkomt, dat vijfentwintig keer zo schadelijk is als CO2. Ook zijn er veel bosbranden. De aarde is aan het opwarmen. Ik hoop dat het nog niet te laat is, maar vrees van wel. Je kunt nog van geluk spreken dat we hier geen landklimaat hebben. Kijk maar eens wat er in de Verenigde Staten gebeurt met al die orkanen. Het continent Afrika beweegt per jaar twee centimeter naar Europa toe. Dat is ook een zorgelijke ontwikkeling, is bizar! Er komt nog een berg ellende, hoor. Ik hoop dat veel mensen de handen ineen gaan slaan wat het klimaat betreft.
Wie is je grote voorbeeld buiten de jazz?
Barack Obama. Hij is iemand die altijd oprecht en menselijk is gebleven, ook in zijn belangrijke functie als president van de VS. Dat is al niet gemakkelijk, maar zeker niet als je zwart bent.
Wat intrigeert je aan je instrument?
De klank. De vibraties maken het heel eigenwijs, dat stuk hout. Het hijgt, zucht, puft en kan heel uitgestrekt gaan liggen.
Wat heb je geleerd van je muziek?
Dat er emoties in het leven zijn. Ik heb zeker een leuke jeugd gehad, maar er zijn toen wel dingen niet goed gegaan. Verbaal kwam ik er toen niet uit, maar met klanken kon ik wel iets zeggen toen ik op 13-jarige leeftijd naar de basgitaar greep.
Wat wilde je vroeger altijd worden?
Ik was gek van treinen. Machinist dus, vast en zeker!
Wanneer ervaar je de vrijheid te falen?
Eerst moet je accepteren dat je hebt gefaald. Dat kan geen gemakkelijk proces zijn. Als je daar doorheen komt, kun je ervaren dat je een leerproces hebt doorgemaakt en er verder mee kunt leven.
Welke ontwikkeling in de jazz juich je toe?
Waar jonge musici tegenwoordig mee op de proppen komen, met nieuwe nummers en nieuwe cd’s. Mensen die nu twintig, vijfentwintig jaar oud zijn, hebben het hele proces van internet meegemaakt. Zij hebben veel minder hoeven zoeken dan wij, zij krijgen nu veel op een schoteltje opgediend. Je kunt al heel jong dingen leren. Vooral jonge musici leren veel eerder verschillende ritmes spelen dan vier in de maat. Waar ze diverse sferen mee kunnen oproepen. Nu zijn ook eindeloos veel geluiden in de muziek voorradig. Je kunt alle klanken maken, alles. Zo’n vernieuwing is goed nieuws. Jongeren krijgen meer voorgeschoteld, maar ze moeten er ook meer voor doen, ook zakelijk.
Met wie werk je graag samen?
Met Paul van Kemenade, Pierre Courbois, René van Helsdingen, kortom met mensen die een bepaald kader in de muziek vragen, maar om die in te vullen jou daar ruimte voor geven. Met alle mensen die deze vrijheid in interpretatie geven, werk ik graag samen.
Welke dromen liggen nog voor je?
Op dit moment: in het buitenland op tournee gaan. Ik zou heel graag naar Japan willen. En een nieuwe, eigen plaat uitbrengen zou ook te gek zijn.
Aan wie geef je het JAZZ-tafette stokje door?
Aan contrabassist Henk Haverhoek. Hij is een lopende jazzencyclopedie. En net als Pierre Courbois is hij een Nederlandse jazzpionier. Hij speelde ooit met Dexter Gordon, Rein de Graaff, Tete Montoliu en ook met Herman Brood. Ik respecteer hem vanwege zijn kennis van zaken, maar bovendien speelt hij ook nog prima piano en tuba.
RINUS VAN DER HEIJDEN
Foto’s GEMMA KESSELS