De 92 jaar mocht hij niet halen, maar 91 levensjaren waren genoeg om van Ack van Rooyen tot een der grootste jazzmusici van Nederland te laten uitgroeien. De trompettist/bugelist overleed op 18 november in zijn woonplaats Den Haag.

Ack van Rooyen op 87-jarige leeftijd. Foto Gemma Kessels
Ack van Rooyen op 87-jarige leeftijd. Foto Gemma Kessels

Ack van Rooyen. Hoewel hij een carrière van meer dan zeventig jaar achter de rug heeft, is hij de laatste jaren pas echt in het vizier gekomen van – een deel van – de jazzliefhebbers en ook van wat minder ingewijden. Zou het liggen aan het feit dat een man van negentig jaar nog altijd de sterren van de hemel speelt? Of misschien dat hij ineens wat prijzen kreeg toegekend: de belangrijkste, de Boy Edgarprijs in 2020, de Blijvend Applaus Prijs in 2017 en de koninklijke onderscheiding, Officier in de Orde van Oranje Nassau (voor velen ook een prijs) vorig jaar ter gelegenheid van zijn negentigste verjaardag. Beloningen na een rijk en succesvol muzikantenbestaan, waarvan sommige best eerder overhandigd hadden mogen worden.

Want Ack van Rooyen heeft een aantal piketpalen in zijn carrière uitgezet, die hem medeschrijver maken van de geschiedenis van de Nederlandse jazz. Hij mag worden gezien als een van de eerste musici die Nederland kennis lieten maken met de bebop. De jazzstroming die in de eerste helft van de jaren veertig in Amerika ontstond en die de grondleggers ervan, onder wie Dizzy Gillespie, Charlie Parker, Bud Powell en Thelonious Monk eeuwige roem verschafte. Bebop, muziek voor durvers en avonturiers en juist deze revolutionaire jazzvorm pikte Ack van Rooyen op toen hij in 1948 met het orkest van Tom van der Stap en de Witte Raven naar Indonesië toog om daar voor Nederlands gelegerde militairen te spelen. Via het Amerikaanse consulaat aldaar hoorde hij bebop-platen en daar was hij meteen totaal ondersteboven van. Waarbij hij verzuchtte dat hij die muziek toch nooit zou kunnen spelen…

In 1949 ging hij via een studentenuitwisseling met zijn broer Jerry en Rob Pronk naar New York, waar hij live kennismaakte met bebop. Fats Navarro en Clifford Brown, ze zouden hem een leven lang ‘achtervolgen’. Het zaad voor de bebop was gezaaid en daardoor kon het niet anders dan dat Ack van Rooyen begin jaren vijftig in club Gaillard in Den Haag met zijn gloednieuwe Boptet zijn eerste bebopconcert gaf.

Toch mag je Ack van Rooyen beter niet categoriseren als pure bebopper. Na een periode met het Boptet, kwam de trompettist terecht bij The Ramblers, kort nadat hij deel had uitgemaakt van het showorkest van Boyd Bachman. Orkesten, dat werden de handen die de Hagenaar door het grootste deel van zijn carrière loodsten. In 1952 had hij zijn eerste orkestklus bij Het Gelders Orkest, nadien volgden de engagementen elkaar in sneltreinvaart op. Een kleine greep: Peter Herbolzheimer Big Band, Aimé Barelli Orchestra, WDR Big Band, SFB Bigband, Bert Kaempfert and his Orchestra, Süd-Deutscher Rundfunk Orchestra, Clark Terry Orchestra, Gil Evans Orchestra en de Clarke-Boland Bigband. En uit Nederland The Skymasters, Dutch Jazz Orchestra, vele radio-orkesten en het Metropole Orkest.

Ack van Rooyen was gedurende zijn lange leven de bescheidenheid zelf. Foto Gemma Kessels
Ack van Rooyen was gedurende zijn lange leven de bescheidenheid zelf. Foto Gemma Kessels

Dit laatste orkest had Ack van Rooyen in zijn hart gesloten en andersom was dat ook zo. Het kán dan ook niet toevallig zijn dat de trompettist een van zijn laatste avonturen beleefde met dit orkest. In 2020 nam hij het album Then and Now, The Artistry of Jerry and Ack van Rooyen op. In feite een eerbetoon van Ack aan zijn in 2009 overleden broer Jerry, die behalve trompettist vooral een begenadigde arrangeur was. En wat te zeggen van het pas uitgekomen Remembering The Skymasters van het Paradox Jazz Orchestra, waar Ack van Rooyen op fenomenale wijze Nem Um Talvez op bugel vertolkt. Het zou zijn laatste geregistreerde opname worden.

Ack van Rooyen durfde in zijn jongere jaren ook best het avontuur aan. Waar hij later zich alleen maar bezig scheen te houden met het vervolmaken van zijn geluid, met name op de bugel, schoof hij in 1974 aan bij het United Jazz + Rock Ensemble , samen met onder andere John Hiseman, Charlie Mariano, Wolfgang Dauner, Barbara Thompson, Ian Carr en Kenny Wheeler. Zoals de naam al zegt een jazzrockgroep, die echter ook Indiase invloeden toeliet. Geheel in de geest van de tijd overigens, waarin het Mahavishnu Orchestra van John McLaughlin het duidelijkst Indiase invloeden benutte. En later met Shakti nóg meer, maar dit terzijde.

Ack van Rooyen zocht zijn heil om te spelen niet alleen bij orkesten of big bands. Hij stond vaak naast de groten der jazzaarde, onder wie Lee Konitz, Dizzy Gillespie, Clark Terry, Steve Gadd, Gil Evans, Kenny Clarke en Nils Henning Ørsted Petersen. Hijzelf verklaarde dat zijn concert met Miles Davis en Quincy Jones tijdens het Montreux Jazz Festival 1991 hem het meest is bijgebleven. Niet vreemd, luister maar eens naar de plaat Miles & Quincy, Live at Montreux.

Ack van Rooyen is nooit bandleider geweest. Daarvoor was hij veel te timide. Hoewel hij een man was van krasse uitspraken, bleef hij de bescheidenheid zelf. Het zal daarom zeker zo zijn geweest dat hij zijn muzikaliteit in dienst stelde van perfectie. Zijn toon op met name de bugel is vrijwel onvergelijkbaar. Op hoge leeftijd konden zijn longen het niet meer aan de trompet te bespelen. Terwijl hij dat instrument benaderde als was het een bugel. Ook op de trompet viel Ack van Rooyen op met zijn zachte, fluwelen toon. Toch leek het erop dat hij de bugel tot in de kleinste details tot de verlenging van zijn persoonlijkheid heeft gemaakt.

Dat Ack van Rooyen pas de laatste jaren van zijn leven de aandacht kreeg – waar hij nooit om vroeg – kan zeker ook te maken hebben met het feit dat de jazz in zijn algemeenheid is geëvolueerd tot een laboratorium waar schoonheid, harmonie en melodie verder moeten worden uitgebouwd. Bij veel uitvoeringen gaat het niet meer zozeer om het prediken van revolutie, maar om het behagen van de luisteraar. De slechtheid is grotendeels uit de jazz verdwenen en dat is er de oorzaak van dat de geciviliseerde jazz zowel bij het publiek als bij bepaalde uitvoerders het avontuur naar de achtergrond heeft gedrongen.

Ack van Rooyen overleed op 18 november 2021 op 91-jarige leeftijd. Foto Gemma Kessels
Ack van Rooyen overleed op 18 november 2021 op 91-jarige leeftijd. Foto Gemma Kessels

In dat licht bezien is Ack van Rooyen pas later voor velen de autoriteit geworden die hij altijd is geweest. Zijn prachtige toon op de bugel, altijd gelijkaardig aan de grootste trompettisten en bugelspelers uit de mondiale jazz, heeft hij tot het laatst overeind gehouden. Zijn grootse geluid bracht hij schijnbaar zonder noemenswaardige inspanning voort. Het was altijd ingebed in een weergaloze melodische rijkdom, die naar het scheen alleen aan hem was voorbehouden. Want zet Ack van Rooyen af tegen mondiaal bekende bugelblazers als Tom Harrell, Maynard Ferguson, Shorty Rogers, Art Farmer, Wilbur Harden en vele anderen, doet de Hagenaar dan voor hen onder? Zeker niet.

Nederland is niet echt gezegend met bugelspelers. Teus Nobel, Angelo Verploegen, Bert Lochs, Ruud Breuls, dan heb je het wel zo’n beetje gehad. Hen wacht vooralsnog de taak de erfenis van Ack van Rooyen voort te zetten.

RINUS VAN DER HEIJDEN

Previous

Ramon van Merkenstein Trio is van intellectuele soort

Next

Stranger Than Paranoia krijgt een all-season jasje

1 comment

Comments are closed.

Lees ook