Het was tijdens een concert van Orkest de Volharding in Den Haag, in de eerste helft van de jaren zeventig, dat ik als door een pijl werd getroffen door de muzikale overmacht van een trombone. Die was in handen van Willem van Manen, een van de pronkjuwelen van de Nederlandse geïmproviseerde muziek. Nu is Willem overleden. Onder omstandigheden die niet cynischer hadden kunnen zijn. Maar daarover later meer.
Nu eerst maar even dat Volharding-concert en de fraaie nasleep die het voor mij opleverde. Want de muziek van het zo weerbarstige orkest had er bij mij ingehakt als een botte bijl in een illegaal gekapte boom. Jazeker, want de klanken van De Volharding kwamen ook bijna illegaal over. De hand van grootmeester/componist en oprichter van het orkest, Louis Andriessen maakte van partituren van Darius Milhaud en hemzelf bladmuziek voor een straatorkest. Want dat was Orkest de Volharding van oorsprong. En tijdens voornoemd optreden in Den Haag stond dat orkest ook letterlijk op straat. Niet onbeholpen als de weinige andere straatorkesten die er toen nog maar waren, maar als een orkest dat de strakheid van klassieke partituren terzijde schoof en de losheid die in iedere improviserende musicus leeft, volop benutte.
Bevrijdt Het Zuiden (Had deze titel niet zonder t gemoeten? Dan was het meer een opdracht geweest) was het strijdlied van de Vietcong en daarmee werd meteen nog een aspect aangeduid waar Orkest de Volharding voor stond: de volledige afwijzing van de Vietnamoorlog en daarmee de strijd voor een beter menselijk bestaan, waar ook ter wereld. Dit strijdlied klonk door Den Haag, maar ook de ode aan de boogie-woogiepianist Jimmy Yancey, van wie de jazzklanken grotendeels waren weggenomen om er hedendaagse gecomponeerde voor in de plaats te zetten.
Bevrijdt het Zuiden dus en On Jimmy Yancey, ze bleven dagen nadreunen en hoe prachtig was het dat ze kort daarna ook nog op elpee na te luisteren waren. De rode hoes waarin de muziek was gestoken werd mijn moetje; jarenlang werd hij uit de platenkast getrokken om de vier stukken erop tot dodelijke vermoeienis toe, uit de geluidsboxen te laten knallen.
Hoe meer ik luisterde, hoe meer ik de trombone en daarmee de invloed van Willem van Manen op de muziek hoorde. Tijdens een interview ruim twee decennia later fleurde de trombonist op toen ik dit ter sprake bracht: Orkest de Volharding was nog altijd een van zijn favoriete orkesten. En ja, zijn band met componist Louis Andriessen had ertoe geleid dat dit eerste album van Orkest de Volharding een steunpilaar werd in de toen welig tierende free-jazzscene van Nederland.
Als je Willem van Manen daarin centraal plaatst, was dat bijzonder. Hij had een klassieke opleiding genoten, kwam uit een tamelijk deftig gezin uit Amsterdam met tamelijk deftige opvattingen over de maatschappij en tamelijk deftige opvattingen over muziek. Klassiek, dat was het, hoewel Van Manen sr. ook wel wat handjesvol jazzplaten had. Zoon Willem begon aan een pianostudie, stapte na enkele jaren over op cello om uiteindelijk bij trompet en trombone te eindigen. De toen nog tamelijk deftige Willem van Manen schudde zijn nestharen af toen hij na in de big band Caledonians te hebben gedebuteerd, in het kwartet van baritonsaxofonist Henk van Es werd opgenomen en free-bop ‘moest gaan spelen’. Dat was in 1967 en daarmee kwam Willem van Manen tussen de vliegwielen terecht van de Nederlandse avant-garde.
Louis Andriessen, die in 1972 Orkest de Volharding oprichtte, deed dat met in het achterhoofd het idee om de muziek te democratiseren, zoals dat ook al aan de kant van de klassieke muziek van Nederland was gebeurd tijdens de Aktie Notenkraker, eind jaren zestig. Onbedoeld en onuitgesproken heeft Willem van Manen dat democratiseren ook immer in zijn vaandel meegevoerd. Hij heeft altijd gezocht naar een vermenging van traditionele jazz – dus de stijlen voordat de free jazz in Nederland zijn intrede deed – en de Frans-Russische klassieke traditie uit de 20e eeuw. Bij Orkest de Volharding kon hij dat mengsel volop gaan ontwikkelen en later exploiteren.
Dat is een tamelijk vér gaande vorm van vrijheid. Die kreeg nog meer vorm toen Van Manen bandlid werd van het Loevendie Consort, “de leukste band waarin ik ooit speelde.” Er werd aandacht besteed aan de vorm van de stukken, maar de improvisaties kookten over van vrijheid. Dat werd een nieuwe leerschool voor Willem van Manen, die hij volledig uitbuitte toen hij in 1974 toetrad tot het Willem Breuker Kollektief, het hofje dat het niet alleen van muziek, maar ook van theater wilde hebben. Hij bleef er tot 1983 en trad uit toen bandleider Breuker van het Kollektief een full-time orkest maakte. Willem van Manen kwam in de knel; hij was immers al lid van Orkest de Volharding en zijn eigen Springband en wilde bovendien meer gaan componeren. Daar was mét het Willem Breuker Kollektief geen tijd voor.
In het najaar van 1974 richtte Willem van Manen, samen met Hans Dulfer, het Bimhuis aan de Oude Schans op, een leegstaande meubeltoonzaal waarin de activiteiten zo aansloegen dat het gemeentebestuur van Amsterdam al na vier maanden met een exploitatiesubsidie over de brug kwam. Het Bimhuis – dat dezer dagen zijn vijftigjarige verjaardag viert – werd het koninklijk paleis van de Nederlandse jazz- en improvisatiemuziek. En Van Manen een van de actiefste bestuurders ervan.
Besturen, coördineren en regelen werd een tweede hoofdtaak voor de bescheiden musicus Willem van Manen. Hij trad toe tot de Amsterdamse Kunstraad en het Fonds voor de Scheppende Toonkunst, alsmede tot de Raad voor Cultuur. En of dat nog niet genoeg was accepteerde hij ook een baan als hoofdvakdocent aan het Sweelinck Conservatorium in zijn woonplaats Amsterdam, waar hij muziekgeschiedenis en – uiteraard – trombone ging doceren.
Maar het werd allemaal te veel. Hoewel hij deze woorden wellicht weerlegd zou hebben. In 2004 legde hij er op 63-jarige leeftijd de pannen op. Hij stopte als musicus en bestuurder. Na zestig composities voor de Contraband en zowat een levenslang alles maar dan ook alles regelen voor zijn orkesten, had hij er geen zin meer in. Het was mooi geweest.
Tot slot het vernoemen van de naam Contraband. Die richtte Willem van Manen in 1984 op als opvolger van zijn Springband. Uit nood geboren, anders zou de Contraband nooit het levenslicht hebben gezien. Van Manens dertienkoppige Springband vertoefde in de glorie van zijn leven, toen het orkest op 26 november 1983 terug keerde van een optreden in de Plusetage in Baarle Nassau. Zo’n vijftien kilometer voordat het busje waarin een deel van de muzikanten reisde de autoweg van Tilburg naar Amsterdam kon opdraaien, reed het voertuig onder Alphen door een rukwind tegen een boom. Twee inzittenden, trompettist Jeff Reynolds en trombonist Joep Maessen waren op slag dood, op 16 december overleed contrabassist Harry Miller in een ziekenhuis als gevolg van de verwondingen die hij opliep bij het ongeluk.
Willem van Manen, die per auto reisde, was er kapot van. Hij trok zich terug uit de muziekscene, maar ruim een jaar na het noodlottige ongeval richtte hij onder druk van veel van zijn vakbroeders, de Contraband op. Hijzelf wilde niet uitspreken dat het nieuwe orkest de opvolger van de Springband was. Hij leidde het orkest tot 2004, toen hij stopte als musicus. In 1992 schreef de Contraband geschiedenis door de uitvoering van de Boy Edgarsuite van de hand van Willem van Manen. In hetzelfde jaar werden zijn verdiensten geëerd met het toekennen van de Boy Edgarprijs, de belangrijkste onderscheiding op het gebied van jazz- en improvisatiemuziek in Nederland. In 1997 stopte de trombonist bij Orkest de Volharding, in 1999 nam hij deel aan de festivieiten rond het 25-jarig bestaan van het Willem Breuker Kollektief. In 2005 werd hij eindredacteur bij de Concertzender, waar hij vanaf 2017 ook zelf programma’s ontwikkelde, zoals Jazz Piano, House Of Hard Bop en The Art Of The Improvisers. Hij zette zijn radioactiviteiten voort tot 2019 en trok zich dan terug uit het publieke muzikale leven.
En nu is Willem van Manen dood. Volstrekt onverwacht. In de middag van 24 september werd hij geschept door een afslaande auto, toen hij de Nassaukade in Amsterdam overstak. Twee dagen later overleed hij. Hij werd 84 jaar.
Een cynischer dood kun je je nauwelijks voorstellen: een van zijn levensdoelen, de Springband, werd door het zich zo vaak als monster aandienende verkeer uit zijn leven gerukt; eenenveertig jaar later sloeg het wangedrocht opnieuw toe om ditmaal hemzelf de grootste tragiek toe te brengen die de mens kan treffen: de dood.
Willem van Manen mocht dan al twintig jaar geen uitvoerend musicus meer zijn, als componist bleef hij zijn steentje bijdragen aan het Nederlandse muziekmilieu. En met zijn bezigheden voor de Concertzender, waarin hij zoals altijd evenzeer zijn hart legde, bleef deze bescheiden reus uiterst valide voor de vaderlandse jazz. Pijler Van Manen uit de beginjaren van de revolutie die de Nederlandse jazz toen doormaakte, blééf een steunbeer. En ook al is Willem van Manen niet meer van deze aarde, zijn muzikale inspanningen en de vruchten ervan, blijven voortleven. Vraag maar aan Joost Buis, Ilja Reijngoud, Louk Boudesteijn, Bart van Lier en Hans Sparla. En vele andere trombonefanaten.
RINUS VAN DER HEIJDEN