Twee weken geleden publiceerde hoofdredacteur Rinus van der Heijden een opzienbarende column in JazzNu (zie de link onderaan). Daarin werd een aantal pijnpunten van jazzpodium Paradox in Tilburg aangestipt. De column kwam bij de jazzwereld binnen als de spreekwoordelijke knuppel in het hoenderhok, waarbij de jazzvogels verschrikt opvlogen. De Facebookpagina van Rinus van der Heijden liep binnen de kortste keren vol met reacties en met reacties op die reacties, grotendeels instemmend en soms kritisch. Het was duidelijk dat de column een open zenuw had geraakt. De column gaat in het bijzonder over het programmabeleid van Paradox, maar uit de vele reacties van voornamelijk jazzmusici en programmeurs werd duidelijk dat de kritiek op het programmabeleid veel verder reikt dan alleen Paradox. De column had een serieus probleem te pakken waarmee alle jazzpodia in Nederland worstelen. 

Een aantal mensen nam het op voor Paradox, dus het viel allemaal wel mee? Nee, juist niet! De situatie is veel rampzaliger dan de column doet vermoeden. De podia zijn maar een klein deel van een groter probleem. Uit een aantal van de reacties die we ontvingen, en uit telefoongesprekken die we naar aanleiding van deze column voerden, bleek dat de situatie van de jazz in Nederland alarmerend is. Zo alarmerend dat deze column nog maar een eerste aanzet is van de complexe situatie die de laatste jaren is ontstaan en waarbij de problemen van de podia, subsidiegevers, overheid, bestaanszekerheid van jazzmusici, muziekonderwijs en conservatoria elkaar in een dodelijke houdgreep houden. In elk geval is er voor JazzNu voldoende aanleiding om een project op te zetten waarbij die complexe jazzsituatie in kaart wordt gebracht. Duidelijk is nu al dat alles met alles is verbonden en dat er substantieel iets moet gebeuren om de jazz in Nederland een gezonde toekomst te bieden. 

Het belang van de column is groter dan we ooit hadden kunnen vermoeden. Uit de vele reacties op Facebook hebben we een samenvatting gemaakt die duidelijk maakt hoe er – vooral onder musici – over de programmering wordt gedacht. Over de financiën en het ‘conflict’ tussen jongere en oudere jazzmusici is veel minder vaak gereageerd, maar ook dat zijn belangrijke onderwerpen en in de onderstaande drie hoofdstukjes opgenomen. Zoals gezegd zullen we in een later stadium nog uitgebreid in JazzNu terugkomen op al die met elkaar verbonden facetten van de Nederlandse jazzscene.

DE PROGRAMMERING








Albert van Veenendaal (pianist)

Steeds ‘nee’ te horen krijgen – of nog erger: niets – is frustrerend. ‘Men’ weet waar ik woon, ik ben telefonisch en per mail goed bereikbaar en kom graag mijn muziek delen. En ik vermoed dat ik hier voor vele ervaren musici spreek die in het zelfde schuitje zitten. Reken erop dat het de komende jaren niet beter gaat worden, ook om politieke redenen. Natuurlijk moeten jonge musici kansen krijgen, hulde voor hen die dat inzien en daadwerkelijk ondersteunen. Ik ben dankbaar voor de kansen die ik kreeg, evenwel de verdieping van decennialang optreden, onderzoeken en ontwikkelen is écht wat waard en meer dan eens van een andere artistieke dimensie.








Ruud Bergamin (saxofonist)

Herkenbaar deze ervaringen van Albert. Zelfs gewapend met lovende recensies over een bepaald project lukt het vrijwel niet om tot bepaalde podia door te dringen; meestal krijg je niet eens bericht van ontvangst als je iets opstuurt, laat staan antwoord. Meestal is het ook nog onmogelijk om een programmeur zelf te mailen of te bellen. Men houdt zich schuil. 








Ben van den Dungen (saxofonist, bestuurslid Kunstenbond, BimPro, BumaCultuur, en mede-oprichter van het Nationaal Podium Plan)

Goed artikel Rinus en ik ben het met je eens. Het geldt overigens voor meerdere podia. Het doet de sector in zijn totaliteit geen goed om je eigen nabije geschiedenis en het complete diverse aanbod te negeren. De vraag rijst of programmeurs niet een zekere verantwoordelijkheid hebben om daar een goede rol in te spelen. 








Fleurine (zangeres, voorzitter BimPro)

Ik hoor van Paradox dat ‘mijn soort jazz’ (die trouwens beslist niet onder één hoedje te vangen is) niet geschikt is en ik hoor van vele collega’s dat zij exact hetzelfde te horen krijgen over ‘hun soort jazz’… Tja, over smaak valt niet te twisten natuurlijk. Maar het is opvallend dat er wel allemaal Scandinavische bands op de podia staan waar het publiek dan kennelijk wel op zit te wachten. Het zou mooi zijn als de Nederlandse podia deze balans goed in het vizier houden. Een aantal masterstudenten heeft voor BimPro uitgezocht hoe die balans ervoor staat bij alle podia en festivals in Nederland. 








Ineke Vandoorn (zangeres/pianist)

Heel goed artikel Rinus. Ik hou van Paradox, maar je snijdt zoveel ontwikkelingen aan waar echt eens bij stil gestaan moet worden. En wat Ben van den Dungen schrijft: het gaat niet alleen om Paradox. 








Barend Fransen (programmeur Muziekgebouw Eindhoven)

Elk podium maakt zijn eigen keuzes, lijkt me. Met het So What’s Next Jazzfestival Eindhoven is er steevast veel Nederlandse-, upcoming- en gearriveerde jazz. Niet omdat het moet of uit plichtsbesef. Gewoon omdat het fantastisch is wat er in Nederland aan talent aanwezig is. Dat doet niet onder voor welke internationale scene dan ook. En zo heeft elk podium zijn eigen drive & groove. Let it be.








Bert Palinckx (bassist, programmeur November Music)

Voor mij blijft Paradox Tilburg nog altijd een bijzonder podium waar veel jonge musici kansen krijgen. Ik ben tussen 1985 en 1999 zo’n vijftien jaar betrokken geweest bij de programmering van Paradox. Nu bijna 40 jaar later sinds de oprichting van Paradox is het aanbod gigantisch toegenomen en is het onmogelijk om alle musici, bandjes en stijlen te volgen. Je heb als gesubsidieerd podium of festival te maken met allerlei eisen en criteria waaraan je moet voldoen en je bent inderdaad vooral musici aan het afwijzen. Zie hier het leven van een programmeur anno 2024. Maar na 40 jaar ben ik als een van de oprichters nog steeds trots op Paradox. Als er meer Paradoxen waren dan zag de (jazz)wereld er heel wat mooier uit.








Jeroen Doomernik (trompettist)

Het gaat naar mijn mening over een bredere discussie en dat blijkt ook uit de reacties. Wat allemaal niet wegneemt dat vele jazzmusici, jonge talenten en oude rotten het hoofd in de schoot leggen en er maar in berusten dat ze niet of nauwelijks aan het spelen komen, laat staan er ooit nog een boterham mee kunnen verdienen. Het is wat dat betreft heel opmerkelijk dat het hele jazzklimaat in het land min of meer afhangt, of misschien zelfs bepaald wordt door slechts enkele (beroeps)programmeurs, ook omdat er nog zo weinig podia overblijven. Het zou echt anders moeten. Als het belangrijkste argument is dat de zalen goed gevuld moeten zijn, moeten we in het belang van de toekomst vooral ook zorgen voor een goed muzikaal ecosysteem. De ouderwetse programmaraad? Meer speelplekken? Of andere suggesties?







Bert Lochs (trompettist)

Ik denk dat iedere muzikant met een eigen project dit herkent. Net zoals iedere muzikant wel een plekje heeft waar hij of zij eigenlijk altijd wel weer zijn project kwijt kan, meestal het podium in eigen stad of dorp. Met veel geluk en moeite speel je dan vijf keer in een jaar. Dan heb je het goed gedaan als gemiddelde jazzband in Nederland. Als professioneel verdienmodel is dit niet houdbaar. De enige conclusie die ik kan trekken is dat er te veel goeie muzikanten zijn voor een veel te kleine markt.








Joris Posthumus (saxofonist)

Er zijn veel redenen waarom een bepaald genre muziek populairder is dan een ander genre, en daarom worden die vaker geboekt. Daaruit kan het idee ontstaat dat die muziek een voorrangspositie heeft, maar dat is volgens mij niet aan de orde. Het valt me wel op dat als er een bepaald soort jazz populair wordt, dat soort daardoor veel geprogrammeerd wordt. Ik noem dat soms karakterloze muziek. Ik zie niet dat er veel muziek met drive en energie wordt geprogrammeerd. Het valt me ook op dat de Nederlandse overheid bar weinig voor zijn muzikanten in het buitenland doet. Dat doen ze in de Scandinavische landen wel beter. 








Vincent Houdijk (vibrafonist, percussionist)

Er zitten veel rake punten in dit artikel. Mij valt het op dat er een landelijk probleem is. Ik houd echt van Paradox en het ‘muzikale hart’ dat het team uitdraagt. Ik ervaar hetzelfde probleem bij andere podia. Ik probeer al jaren in het Bimhuis te spelen met mijn band. Ik krijg daar geen voet tussen de deur en zo zijn er nog een aantal plekken. Er heerst dus een groter probleem. Te veel musici ten opzichte van speelplekken? 

OUD EN NIEUW

Bert Lochs 

Het komt er eigenlijk op neer dat er simpelweg te veel goeie muzikanten zijn voor een (te) gering aantal podia. Er moeten keuzes gemaakt worden en dan is het op zich in een innovatieve muzieksoort als de jazz niet zo gek dat er wordt gekozen voor een jongere generatie. Mijn generatie heeft zijn kansen en speelbeurten gehad, een aantal wordt nog regelmatig geprogrammeerd, de rest kan de kruimels bij elkaar sprokkelen. Ervan leven is voor de meesten onmogelijk. Dat is niet goed, maar het is zoals het is. 








Deborah J. Carter (zangeres)

Er is iets zeer incorrect en verkeerd begrepen aan de commentaren die insinueren dat de oudere generatie muzikanten alleen maar oude muziek maakt en de nieuwe generatie muzikanten alleen maar nieuwe muziek. Er zijn veel van de oudere generatie muzikanten die voortdurend nieuwe projecten maken en met een vaardigheid en verfijning die voortkomt uit ervaring en goed ontwikkelde muzikaliteit. En laten we ‘oud’ en ‘nieuw’ niet een letterlijke categorisering van muziekstijlen laten zijn. Dat is een zeer oppervlakkige definitie die het niet verdient. Het is tenslotte muziek, en geen kaas!

Ineke Vandoorn

Het lijkt erop dat programmeurs zich erg focussen op alles wat nieuw is (of lijkt) en te weinig gelegenheid bieden aan spelers/bands die ook na twintig jaar of langer nog actief zijn. Alsof die per definitie niet meer interessant zijn en zich niet meer zouden ontwikkelen. Ik vermoed ook dat met name veel van de jongere programmeurs niet bekend zijn met veel van de namen die in het artikel genoemd worden. En dan creëer je inderdaad een gat in je eigen nabije geschiedenis.

Joris Posthumus

Het is een feit dat een aantal podia gezamenlijk musici boeken. In dat circuit komen de oudere Nederlandse musici niet snel aan bod. We zien dat steeds weer nieuwe jonge mensen in dat circuit zitten. Jongste muziek is altijd het hipste. Je moet je stem laten horen met de moderne tools van nu, zoals de social media. Oudere musici zijn daar vaak minder goed in. Als je als jazzmuzikant gaat zeggen hoe het allemaal echt in elkaar steekt dan ben je je eigen graf aan het graven. Een groot probleem is dat er maar vijf of zes podia zijn die veel programmeren. Die programmeurs doen hun best maar het is onmogelijk om die enorme hoeveelheid musici allemaal te laten horen. De is dus ook een taak van de musici zelf om zich zichtbaar te maken. Ik zie die jazzscene alleen maar kleiner en kleiner worden.

HET GELD








Gert Gering (programmeur Theaters Tilburg en Willem Twee Den Bosch)

Ik mis het publieksbereik en het geld in deze discussie. Aangezien het ontbreken van wezenlijk programmageld normaal is en als daarbij verwacht wordt dat er weinig publieke belangstelling is, dan wordt het lastig. En omdat we musici ook niet willen onderbetalen heb je een probleem. Ik zou willen pleiten voor meer plekken waar mensen kennis kunnen nemen van muziek die ze (nog) niet kennen of waar (nog) niet zo veel publieke belangstelling voor is. Dat kost niet alleen geld maar ook goede en slimme marketing. De vraag is wie dat dan gaat (en kan) betalen.

Ben van den Dungen

Zoals Gert Gering het doet voorkomen is naar mijn mening niet juist. De subsidie die de theaters krijgen is niet alleen bedoeld voor de huur en het personeel van het theater. De theaters vragen het aan bij de cultuurafdeling dus van het geld zou zeker een groot gedeelte naar de programmering moeten gaan. De subsidie is helaas niet geoormerkt en dus gaat het op de grote hoop bij de begroting . Uiteindelijk wordt de artiest de sluitpost en zijn gage (of de hoogte daarvan) wordt bepaald door de publieke opkomst. Dat is volgens mij nooit de bedoeling geweest van cultuursubsidies. Een gezonde constructie voor de kunst is het wat mij betreft zeker niet.

Gert Gering 

Het leeuwendeel van de subsidie gaat naar de afdeling vastgoed, een deel naar onderhoud en de rest gaat op aan salarissen. De artiest is geenszins de sluitpost; iedereen wordt normaal betaald. Dus die bewering klopt niet. Zoals al eerder gezegd zijn theaters en concertzalen noodzakelijk om artiesten tot hun recht te laten komen. Volgens mij is de hele financiering niet gezond.

TOM BEETZ

Previous

Is met de fiets de boer en jazzmuziek te lijf gaan, nu echt voorbij?

Next

Pierre Courbois middelpunt van film, concert en interview

1 comment

  1. De discussie zou m.i. moeten gaan over hoe de kwantiteit van het aanbod zich verhoudt tot het aantal speelplekken. Is het probleem niet vooral dat kwantitatief gezien het aantal noodzakelijke speelbeurten van en voor muzikanten vele malen groter is dan wat de jazzpodia en theaters/concertzalen per jaar kunnen programmeren in disbalans is?

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook