Een journalist moet soms rare sprongen maken. Had hij zich al maanden geleden voorgenomen het ultieme afscheidsinterview te maken met Paul van Kemenade, kondigt deze aan dat hij helemaal niet gaat stoppen als musicus. “Is nooit sprake van geweest, hoor.”
Nou, vooruit dan. Verkeerd begrepen of zo? “Ik ben muzikant, blijf gewoon spelen”, zegt de 67-jarige altsaxofonist, componist, bandleider, workshop- en sessieleider, organisator en wat al dies meer zij. “Maar concertmatig doe ik alleen nog de krenten in de pap. En ik blijf me zeker bezighouden met jonge musici.”
Duidelijk, dan passen we de intentie aan. Gaan we praten over hoe het zoal is gekomen, hoe een jonge, verlegen, aarzelende, in Rotterdam geboren en nadien in Tilburg terechtgekomen musicus-in-spe is uitgegroeid tot een baken in de Nederlandse jazz- en improvisatiemuziek. Hoe hij van aanvankelijke aarzelaar en zoeker, de zekerheid heeft omarmd die hem tot een vooraanstaande en mede de geschiedenis getekend hebbende Grote Jazzmijnheer heeft gemaakt. Die met zijn unieke geluid op de altsaxofoon de plek die het instrument in de mondiale jazztraditie kent, van nieuwe randen heeft voorzien.
We kennen elkaar al vijftig jaar. Aanvankelijk vanaf een afstand, maar gaandeweg als musicus en criticus. En nog verderop als vriend, al was dat ooit een scheldwoord als je een serieuze (jazz)recensent wilde zijn. Maar de tijden veranderen. We spreken elkaar regelmatig, niet alleen over muziek, ook over persoonlijke beslommeringen. Die hebben zich in een halve eeuw ook voorgedaan, soms overschaduwden ze de vreugde van improvisatiemuziek die in zowel musicus als criticus huist. En ligt het nu hieraan dat we allebei zenuwachtig zijn voor het gesprek dat we hebben gepland?
We zitten samen aan een grote tafel, onwennig. Hoe kan dat nou, na zoveel jaren? “ik geef slechts korte antwoorden”, kondigt Paul aan. Ik neem me voor om voor deze ene keer een journalistieke basisregel even aan de kant te schuiven: om afstand te bewaren gebruik je nooit alleen maar de voornaam van een te interviewen persoon; uitsluitend de volledige naam. Maar deze middag wordt het Paul.
Het wordt géén afscheidsinterview dus. Musicus ben je immers voor het leven. Paul wil nu hij de pensioengerechtigde leeftijd – zoals dat zo mooi heet – heeft bereikt van een hoop rompslomp af. “Die is enorm; boekingen, hotels regelen, talloze telefoontjes op een dag, administratie voeren en alles wat erbij komt. Het is killing geweest, dat eigen manager zijn. Het gaat dan om meer dan muziekmaken.” Maar Paul, als het zo heftig was, waarom heb je dit dan altijd zelf zo in de hand gehouden? “Dat is zo gegroeid, deels uit noodzaak omdat er niemand anders was. Ik heb altijd gezegd dat je zelf de beste manager bent. Je kunt dan de lijntjes kort houden. Want wat heb je er aan om ergens met zestig andere groepen te spelen? Je prijst beter jouw eigen projecten aan, niet dan?”
Een onvermijdelijke vraag bij terugkijken: tevreden over de carrière? “Ik ben blij dat ik een hoop dingen heb kunnen doen. Wat ik met muziek wilde zeggen, is gelukt. Ik weet niet hoeveel verschillende disciplines en projecten ik heb kunnen ontwikkelen. En of ik dit allemaal voor ogen had toen ik in 1974 aan mijn muziekopleiding aan het Brabants Conservatorium in Tilburg begon? Ik vond muziek leuk, wilde zelf muziek gaan maken. Een loopbaan op die leeftijd zei me niks. Muziek, verder niks!”
Paul maakte de opkomst van de jazz in Tilburg van heel nabij mee. Net voordat hij in Tilburg neerstreek had Groep Ohm, bestaande uit de Tilburgse musici Willem Kühne (piano), Niko Langenhuijsen (contrabas) en Pieter Henrard, het concours van Laren Jazz 1973 gewonnen. Langenhuijsen wilde de verdiensten van Ohm doorgeven aan beginnende musici, begon met workshops, waarin ook de toen nog geen 20 jaar oude Paul van Kemenade opdook. Om in 1978 te worden opgenomen in Gemeentereinigingsorkest Vaalbeek. De Tilburgse School was geboren. Paul was een duidelijke representant van de angry young men die het milieu bevolkten: lange haren, sjofele kleding, een bril die bijeen werd gehouden door cellotape en een hoofd dat schuil ging onder de rook van de Mysteriën van vette joints. Maar er was ook al die unieke mengeling van een bijtend, scheurend, vlijmscherp altsaxgeluid, ingebed in een toen al tranentrekkende lyriek.
Was die periode bepalend voor een aankomende jazzmusicus? “Het was in elk geval een heel goede omgeving om te beginnen. De aanloop naar het Gemeentereinigingsorkest, de komst van Paradoks, de improvisatielessen die Willem en Niko gingen geven op het conservatorium, waar tot die tijd niks was.” Dus zonder Tilburgse School had dit muzikantenleven er heel anders uitgezien? “Weet ik niet. Ik heb altijd met veel mensen samen gespeeld, ook uit de Randstad. Mijn vorming had overal geweest kunnen zijn.”
Jonge musici spiegelen zich nogal eens aan grote voorbeelden. Dat was bij Paul niet anders. Toen hij in Tilburg ging studeren, wist hij niets van jazzmuziek. “Ik vond Fausto Papetti geweldig.” Bij zijn kennismaking met jazz kwamen er grote namen voorbij: Pharoah Sanders, Gato Barbieri, Carla Bley, Charlie Haden, Ornette Coleman, Art Pepper. “Maar ik heb nooit bepaalde helden gehad. Voor mij was alles nieuw, ook Piet Noordijk. Hun muziek greep me gewoon aan.”
Vanaf het moment dat hij een altsaxofoon ter hand nam, heeft Paul van Kemenade gesleuteld aan zijn geluid, aan zijn sound. Hoe die uiteindelijk is ontstaan? “Daar heb ik geen antwoord op. Ik ben altijd op zoek geweest naar een bepaald altgeluid, licht agressief, bijtend. Ik heb koffers vol mondstukken en rieten, maar val altijd terug op mijn stalen mondstuk 95M2 van Berg Larsen. Dit was meteen goed, alle andere heb ik wel uitgeprobeerd.”
Een man derhalve van vaste gewoontes? Zeker niet, getuige zijn zo uitgebreide en naar alle kanten uit springende oeuvre. In de keuze voor zijn instrument was en is hij echter rechtlijnig. Zijn Yamaha YAS 61 is hem heilig. Blijf uit de buurt van het instrument, wijs er niet naar, vereer hem als een relikwie, want dat doet de bespeler ervan eveneens. Al ziet de saxofoon er uit of hij elk moment de geest geeft. “Ik had een Selmer Mark VI, tot ik een keer op de Yamaha speelde. Ik had er meteen veel meer feeling mee, in combinatie met het mondstuk klonk alles net iets dunner. Ik heb m’n Selmer verkocht, waarop iedereen gillend weg rende. Tot ze mijn geluid hoorden. Sjoerd Rolsma had ook een YAS 61 en die kon ik op zeker moment kopen. Als er iets aan mijn instrument kapot is, kan ik onderdelen van het andere halen.”
Vijftig jaar muzikantschap, heeft dat sporen nagelaten? “Ik heb het nooit in de schoot geworpen gekregen. Ik heb er veel voor gedaan en dat heeft deels zijn tol geëist. Verder ga ik hier niet op in.” En al die buitenlandse reizen, hebben die zijn privéleven beïnvloed? “Die hebben onherroepelijk impact gehad. Dat is inherent als je vaak weg bent. Maar of ik eronder geleden heb? Dat is een groot woord.”
In 1982 zag het eerste Paul van Kemenade Quintet het levenslicht. Het kende in de loop van vele jaren verschillende bezettingen, maar zo’n acht jaar geleden werd het Classic Quintet voor een eenmalig optreden gehergroepeerd. Eenmalig, maar niet heus. De leider toert er nog steeds mee en nu zijn Last Call-concerten er zijn, heeft het Classic Quintet daarin een centrale rol. Rijst de vraag waarom dit succesvolle én invloedrijke ensemble, dat geknipt was en is voor vertolking van de vele Van Kemenade-composities, ooit werd opgeheven.
“Ik voelde de noodzaak om ermee te stoppen. Ik wilde nieuwe ideeën opdoen en die uitwerken. Soms is het voor je ontwikkeling nodig om ergens mee te stoppen, om andere dingen te gaan doen.” Maar de urgentie is sinds acht jaar terug. “Deze band voelt zo goed aan, alles verloopt naadloos. Dit jaar hadden we een prachtige tour door vijf landen, geweldig.”
Eigen ensembles zijn altijd belangrijk geweest voor Paul. Zo speelt hij al dertig jaar duoconcerten met pianist Stevko Bush. Een duo vormde hij ook lange tijd met flamencogitarist Maurice Leenaars, met Jasper van ’t Hof, met Mariá Portugal, met Budha Building; trio’s met het Podium Trio, Two Horns and a Bass, Aki Takase en Han Bennink. Maar allé, als je gaat opsommen kom je tijd te kort. Toch wekt een willekeurige greep zeker de nieuwsgierigheid. Bij deze dan: de Afrikaanse Les Frères Guissé, het Prisma Orkest, de Contraband, Palinckx & Palinckx, Cappella Pratensis, Surinam Music Ensemble, Trio Vandoorn, Pierre Courbois Double Quintet, Eric van der Westen Octet, Fugara, Brabants Jazz Orkest, Fantasy Colours, Kaisei Nari en het International Quintet met de Amerikaanse trombonist Ray Anderson.
Zat in die samenweringen wellicht het mooiste moment dat de musicus Paul van Kemenade heeft beleefd? “Nee, dat moet nog komen.” En heeft iemand van al deze namen een grote indruk nagelaten? “Iedereen laat een bepaalde indruk achter, of die nu groter of kleiner is.” Een typisch Van Kemenade-antwoord en terecht, want het is immers een onnozele vraag.
Een dan met meer inhoud: wat betekent jazz voor Paul, buiten het spelen ervan? Vrijheid? “Ik heb geen term nodig om me vrij te voelen. Muziek is goed of slecht, zij is er niet om een mens zich vrij te laten voelen. Daar wordt veel te zwaar aan getild. Ik voel me vrij als ik me zo wil voelen.” Had vrijheid dan misschien te maken met de reizen die hij maakte naar Afrika, de bakermat van de jazz? “Nee, absoluut niet. Het wordt vaak gezegd dat muzikanten die bakermat willen opzoeken, maar voor mij is dat niet zo. Ik heb altijd van andere culturen, mensen en muziek gehouden. Dat heb ik ook zo ervaren tijdens mijn reizen naar China, Rusland, Indonesië en de vele andere landen die ik aandeed.”
Het aantal musici met wie Paul heeft gespeeld is vrijwel ontelbaar. Of er nog muzikanten op deze wereld rondlopen met wie hij het podium zou willen betreden? “Nee… ja, natuurlijk! Ik ben door mensen als Billie Holiday en Charles Mingus sterk beïnvloed, door hun interpretatie van muziek, hun diepgang. Er zijn vele musici die zijn overleden, maar wel geschiedenis hebben geschreven. Ik heb altijd gehouden van muzikanten met ballen en soul, die zijn er niet zoveel. Zij doen er wérkelijk toe. Ik hou niet van het academische, muziek moet een emotionele lading hebben.” Gelukkig behoort deze categorie ook nog tot de levenden, al is zij klein. Maar dit is een conclusie van deze schrijver…
Paul is naast uitvoerder ook een begenadigd componist. Er staan 275 composities op zijn naam. Hoe heeft hij daar tijd voor kunnen maken? “Ik ben altijd bezig met muziek. Beetje gek, hè. Of mijn stukken volgens intuïtie tot stand komen? Nee hoor. Er ontstaat een lijntje hier, een paar akkoorden, een melodie daar, een bepaald patroon, een loop. Dit gaat altijd op verschillende manieren, nooit volgens een vooropgezet plan. Het is Ikea-jazz, zo bouw ik een stuk op. Ik zet het gewoon in lagen in elkaar, het is nooit een compleet ding.”
En waar komt de inspiratie voor dit alles dan vandaan? “Nergens van. Ik luister veel naar Klara (Vlaamse radiozender van de VRT die vooral klassieke muziek uitzendt, rvdh). Ik hoor daar in klassieke muziek dezelfde tempowisselingen als die ik schrijf. Ik ben daardoor tot de ontdekking gekomen dat dit vroeger in klassieke muziek heel normaal was. Dat heeft me – deels onbewust – iets meegegeven. Nu pas denk ik dat dit met mijn klassieke opleiding heeft te maken. Het zal invloed hebben gehad, zonder dat ik dit in de gaten had. Tempowisselingen zijn al lang heel normaal, ze komen niet van Mingus. Dat vind ik zo puur! Hoezo jazz? Bovendien is de Zuid-Afrikaanse cultuur ook van invloed geweest op mijn ontwikkeling als componist en zeker ook Cappella Pratensis. Al mijn reizen hebben mij ook componist gemaakt. Ik heb er zeker ideeën opgedaan.”
Uitvoerend musicus, componist, ook organisator. Van het festival Stranger than Paranoia bijvoorbeeld, dat dit jaar rond kerstmis zijn 32e editie beleeft. Het waren helse tijden om telkens weer voor verrassende programmeringen te zorgen. Want dat was immers het credo van het festival: alle avonden tegengestelde zaken op de podia plaatsen. Dat hield in dat allerlei disciplines voorbij kwamen, niet alleen muziek. “Ik kijk er met plezier op terug, met heel veel plezier zelfs. Het festival heeft in de loop der jaren diverse veranderingen ondergaan, dat was een natuurlijke ontwikkeling. Ook toen er aan bodypainting werd gedaan op het podium. En er waren jarenlang spreekstalmeesters.” En dichters, mystery guests, komieken, mime-, fado- en tango-uitvoerders, een bassaxofoonkwartet, folklore uit Moldavië, free-jazz musici uit de oertijd, grote internationale namen als Archie Shepp en David Murray. Ook weer te veel om op te noemen.
De vraag bij velen, die zijn meegegroeid met de importantie die Stranger than Paranoia in de loop der jaren verwierf, is of het festival na het aanstaande terugtreden van Paul van Kemenade ook een 33e editie beleeft. De organisator/programmeur ziet dat alleen gebeuren als er geld voor is.
Geld dat altijd een rol heeft gespeeld in de wereld van de kunsten en derhalve ook bij alle activiteiten die Paul aan de dag legde. Geld dat er was in de vorm van subsidies, maar ook geld dat in het huidige maatschappelijke landschap voor kunst en cultuur vrijwel verdampt lijkt. Er regeert een kabinet dat cultuur ziet “als een busreis voor 70-plussers” in zijn woorden. Hij wanhoopt echter niet. “Jazz zal nooit ten einde komen. Creatieve uitingen kun je niet aan banden leggen. Mensen willen zichzelf uiten in vormen van kunst. Dat heeft niets met grenzen of aan banden leggen te maken. Beoefening ervan wordt alleen lastig gemaakt.”
Kunst en cultuur vertoeft al jaren in zwaar weer. Hoe heeft dit de jazzsector doorstaan? Hoe ziet het huidige jazzlandschap er uit? “Ik probeer de ontwikkelingen een beetje bij te houden. Maar ik mis natuurlijk een heleboel. Ik houd me vooral bij de dingen die ik leuk vind, wil me graag laten verrassen. Soms is het milieu wat braafjes, avontuur is vaak minder te zien en te horen. De jazz in Nederland ontwikkelt zich kabbelend, komt vaak niet boven het maaiveld uit. Het mag allemaal wat pittiger, met meer ballen.”
Maar natuurlijk heeft deze ontwikkeling een oorzaak. “Er zijn mijns inziens te weinig initiatieven vanuit musici om het jazzklimaat te ondersteunen. Dat musici met het eigen vakmanschap bezig zijn is prima, maar het is eveneens broodnodig om je eigen werkplekken te creëren, allerlei projecten en workshops en festivals voor jongeren en anderen te initiëren. Er zijn kortom musici nodig die de kar trekken en die ook investeren in de toekomst. Goed spelen en andere goedbedoelde zaken is, c.q. zijn lang niet genoeg om de jazzwereld te ‘redden’.”
Wie aan een eventuele redding zal blijven meewerken is in elk geval Paul van Kemenade. Gedurende zijn carrière is verbreiding van jazz en het laten kennismaken met deze muzieksoort – vooral aan jongeren – altijd een van zijn speerpunten geweest. Al eind jaren zeventig startte hij met workshops, in 1979 richtte hij het Brabants Leerorkest op, dat later bekende musici voortbracht als Eric Vloeimans, Jeroen Doomernik en Pieter Bast. Hij leidde ruim tien jaar workshops in het Tilburgse muziekpodium Paradox en nam diverse malen met ‘zijn’ orkesten succesvol deel aan het SWING Workshopfestival. Sinds een aantal jaren leidt hij samen met Jeroen Doomernik het Zuid Nederlands Workshop Orkest en dit najaar liet hij het jongerenfestival K.O.T.S. (Klanken Ontmoeten Talloze Stijlen) het levenslicht zien.
Jongeren, zijn bemoeienis met hen is een van de redenen waarom Paul van Kemenade “gewoon blijft spelen”, zoals hij zegt. Het Zuid Nederlands Workshop Orkest en K.O.T.S. blijven zijn troetelkinderen en het is zeker niet denkbeeldig dat er nog andere initiatieven uit zijn koker komen. Maar vooralsnog laat hij vijftig jaar hard werken gedeeltelijk van zijn schouders afschuiven. Wat hij vanaf 1 januari gaat doen weet hij nog niet. “En al zou ik het weten, niemand heeft daar iets mee te maken.” Komt hij wellicht terug in Nederland wonen, nu hij sinds drie jaar in België verblijft? “Dat zou best kunnen. Het hangt ervan af of Nederland dan nog bestaat. Er ligt een open mijnenveld voor ons. Ik heb daar als mens enorm veel last van. Ik kijk al sinds een paar maanden niet meer naar het Journaal. Ik word er zwaar depressief van.”
Toch is neerslachtigheid niet eigen aan de persoon Paul van Kemenade. Doorzettingsvermogen en durf wel. Het verlegen gastje van 1974, toen hij zich meldde bij het Brabants Conservatorium is een welbespraakte kunstenaar geworden, die zijn eigen gang gaat en lak heeft aan wat iemand van hem denkt.
We kijken elkaar aan, weten wat de ander denkt. Wat niet gezegd is tijdens de uren dat we bij elkaar waren, maar ook niet hoeft te worden gezegd. Paul heeft zijn zegje gedaan, gelukkig niet steeds met korte antwoorden. Hij is klaar om de datum van 1 januari tegemoet te treden. ‘The scene changes’, Bud Powell zei en speelde het al, nietwaar Paul?
RINUS VAN DER HEIJDEN
Foto’s GEMMA KESSELS
De 32e editie van het festival Stranger than Paranoia telt zes concertavonden. Het festival begint op 19 december in het Bimhuis Amsterdam en wordt een avond later daar ook voortgezet. Paradox Tilburg biedt vier dagen onderdak: van 21 tot en met 24 december. De laatste avond is uitverkocht.