Zoals water in onontgonnen gebied zich altijd een weg baant, zo zal de muziek van de Joris Posthumus Group met zijn vijf Japanse Bad Boys op het wél ontgonnen terrein van de jazz ook haar eigen weg vinden. Onstuitbaar, niet te reguleren, kolkend, sijpelend, maar altijd op weg naar die ene uitgang waar alles uiteindelijk in uitmondt. In het geval van dit supersextet in een onafzienbare vlakte waar het erfgoed van de jazzmuziek staat opgeslagen, maar waar bovenal de behoefte leeft dat het boeltje in het licht van nieuwe schijnwerpers komt te staan.
Voor dat laatste zorgen Joris Posthumus en zijn Tokyo’s Bad Boys op overtuigende wijze. Het concert dat zij in Paradox verzorgden, onderdeel van een Nederlands-Belgische tournee, was van een adembenemend niveau. Ontstaan uit groot vakmanschap, uit de drang om leidsels van zich af te werpen, uit een eindeloze fantasie en zeker ook uit de vermenging van twee wereldculturen: de Europese en de Aziatische. Dit laatste element is essentieel, het is immers een van de basisvoorwaarden van jazzmuziek en slechts daarmee kun je na een bestaan van meer dan een eeuw deze muziek springlevend houden. Deze Bad Boys hebben dat volledig begrepen.
SENSATIE
De mare van sensatie die rond Joris Posthumus Group Tokyo’s Bad Boys hangt, was dit gedenkwaardige concert al vooruit gesneld. De gelijknamige cd namelijk, die vorig najaar uitkwam, sloeg in als een bom. Hoe zou het echter zijn als het sextet de muziek live ging brengen? Want het gaat hier niet om zomaar-muziek. Het ter hand genomen concept wortelt in de hardbop van de jaren vijftig. Maar dat doet veel hedendaagse muziek. De Joris Posthumus Group onttrekt zich hier echter aan. De kracht van de alt- en sopraansaxofonist en ‘zijn’ Japanners ligt in wat hierboven al is betoogd: de vermenging van culturen en meer nog de hedendaagse behandeling van materiaal dat meer dan een halve eeuw oud is. De eigenzinnige werkwijze van hardboppers van toen zoals de groepen van John Coltrane, Horace Silver, Lee Morgan, Freddie Hubbard, Miles Davis en Charles Mingus – en dan met name hun ritmesecties – krijgt bij de Japanners een eigentijds en vooral uiterst intrigerend vervolg.
Het lijkt erop alsof je na voornoemde ‘vijftigers’, hun muziek alleen nog maar hebt kunnen horen via slaafse navolgers. Tot je een van de concerten van deze Tokyo’s Bad Boys hebt meegemaakt. Dan worden je oren geopend en ervaar je opnieuw hoe krachtig die muziek tóen was en meer nog hoe zij naar de jazz van nu kan worden getransponeerd, haar zeggingskracht behoudt en nieuw, jong blad laat ontspruiten.
Het sextet van Joris Posthumus knalde er vanaf de openingsnoten keihard in met het titelstuk van de cd: Tokyo’s Bad Boys. Al na een handvol seconden gingen alle remmen los, zette leider Posthumus op altsaxofoon een tomeloze solo in, even bandeloos overgenomen door de tenorsaxofoon van Yuki Nakae. En verbijsterend virtuoos ondersteund door slagwerker Gaku Hasegawa. Het plafond leek meteen bereikt, maar wat moet je dan? De opgeroepen spanning twee sets vasthouden? Nee, dat lukt nooit. Het wat rustiger aan doen? Ook niet, dat zou kunnen worden gezien als een brevet van onvermogen. Wat wel dan? Gewoon twee stukken neerzetten die er het tegendeel van vormen.
INTROSPECTIEF
Het eerste was Maze Runner, door Joris Posthumus introspectief uitgevouwen via zijn sopraansaxofoon. Prachtige, in zichzelf gekeerde muziek, die werd ingebed door de altsaxofoon van Yuichiro Yokuda en de tenorsax van Yuki Nakae. En omspannen door een fantastische ritmesectie, gevormd door pianist Shunichi Yanagi, contrabassist Satoshi Tokuda en voornoemde slagwerker Hasegawa. Die steeds maar weer nieuwe elementen toevoegde, zowel in de begeleiding als in de soli van de blazers. Een ritmesectie derhalve die zo vaak deze avond herinneringen opriep aan die van Coltrane’s klassieke kwartet met pianist McCoy Tyner, contrabassist Jimmy Garrison en slagwerker Elvin Jones. Even dwingend, onvermijdelijk, heersend en souverein, maar er toch van verschillend door de speelsheid en de academische aanpak die je bij Coltrane c.s. ontbeerde. Of dat een minpunt is, dat academische? Zeker niet. In Coltrane’s tijd kon daar nog geen sprake van zijn. Tegenwoordig wel, maar in Japan wordt daar niet moeilijk over gedaan: daar wordt academisme ondergeschikt gemaakt aan techniek en spelopvatting.
De tweede ‘tegenvoeter’ van het openingsnummer was Sad Song, met een ellenlange, klassiek uitgevoerde piano-intro die een aangrijpend vervolg kreeg toen de twee altsaxofoons meditatief rond de melodie kronkelden. Met later als opmerkelijk detail een contrabassolo, die liet horen hoe je met weinig noten een hoop droefenis kunt opwekken.
Het concert bewoog zich van hoogtepunt naar hoogtepunt. Jamming in the Jungle werd als kwartetstuk opgevoerd en Mr. Amano – Strong Eyed Master onderging een complete metamorfose. Deze compositie schreef Joris Posthumus oorspronkelijk voor kwartet, een avond voor het optreden werd bij wijze van experiment tijdens een concert in Nijmegen het gehele sextet ervoor bij elkaar gezet. Dat beviel zo goed dat in de ochtend van het Paradox-concert een nieuw arrangement werd gemaakt dat nu werd gespeeld door alle zes de bandleden. En let op: evenals de rest van alle stukken, uit het hoofd!
Op de cd van Tokyo’s Bad Boys zijn alle nummers gecomponeerd door leider Posthumus. Alle op één na: Torture of the Awakening van de hand van Jacob Bedaux. Dat stuk kwam ook nu voorbij. Voordat het werd ingezet waarschuwde Joris Posthumus dat hij het niet in de vingers had en ook zijn partij ervan kwijt was. Maar dat bleek even helemaal niet erg toen Yuichiro Tokuda de solo-altpartij overnam en zich daarna liet vergezellen door Nakae’s tenorsaxofoon. Een onwaarschijnlijke virtuoos die ook nog eens glorieerde in het slotstuk, de blues One Eyed Felix.
EINDELOOS DOORGAAN
En zo kun je doorgaan, eindeloos. Een concert beschrijven dat tot in detail luisterwaardigheden bevat, geschraagd door zes individuen die hun vakmanschap geen moment versagen en daarmee een toehorende zaal volledig op zijn kop zetten; het is geen doen. De Tokyo’s Bad Boys zijn weergaloos, een span snelle renpaarden dat door leider/componist Joris Posthumus volledig in de hand wordt gehouden. Ook visueel valt er het een en ander te beleven: vijf schijnbaar onbewogen Japanners die het moeten opnemen tegen de hyperactieve bandleider Joris Posthumus. Zijn spaarzame commando’s worden braaf opgevolgd, maar ze zijn niet nodig. Deze Tokyo’s Bad Boys zijn universele en tijdloze vertolkers van een onontdekte richting van de jazz, die al het goede van het verleden onderdompelt in wat de toekomst van deze muzieksoort nog in petto heeft. De Joris Posthumus Group heeft daar een onvergetelijk begin mee gemaakt.
RINUS VAN DER HEIJDEN
beeld GEMMA VAN DER HEYDEN
Joris Posthumus Group – Tokyo’s Bad Boys
Paradox Tilburg, 5 april 2017
Joris Posthumus – alt- en sopraansaxofoons
Yuichiro Tokuda – altsaxofoon
Yuki Nakae – tenorsaxofoon
Shunichi Yanagi – piano
Satoshi Tokuda – contrabas
Gaku Hasegawa – slagwerk
Fantastische interpretatie van een geweldige avond!