Oene van Geel beschikt over een aanstekelijk enthousiasme voor heel veel. Als een jonge hond bijt hij zich vast in muziek die hem fascineert. In Mingus, Messiaen, Indiase ritmes, Monteverdi. “Specialiseren zit er bij mij niet zo in. Ik wil communiceren, verhalen vertellen.”

“Het is niet groot, hoor. En het kan er nogal warm worden”,  waarschuwt componist/altviolist Oene van Geel (1973) terwijl hij kinderhekjes opent en de trappen beklimt naar zijn repetitieruimte: een kamer in de nok van zijn gezinshuis van nog geen tien vierkante meter. Kamerhoge boekenkasten nemen anderhalve muur in beslag en dan is er nog net ruimte voor het gereedschap van de componist: een piano en een bureau. Van violen geen spoor. “Maar dan dit”,  zegt hij en opent een tuindeur naar een dakterras. Buurman merel zit opgetogen te zingen. Oene wijst. Over de daken van de nieuwbouwwijk heen is het groen zo ver het oog reikt.

Foto Gemma van der Heyden/JazzNu.comNiet alleen kijkt hij tussen het repeteren en componeren door graag uit over het natuurgebied, hij gaat er ook regelmatig op safari. Dan tuurt hij naar karpers in een sloot en fotografeert het spiraalvormige huis van een slak. Zijn vader is bioloog, misschien komt daar de voorliefde voor de natuur vandaan. Maar voor het beschrijven van zijn veldwaarnemingen gebruikt hij zijn eigen taal, die van de muziek. “Hoe de wind waait, hoe vogels opstijgen, hoe het riet beweegt, dat probeer ik te verklanken. En dat verwerk ik dan in een stuk, zoals Polderlucht op mijn solo-cd.” Maar, relativeert hij, zou hij in downtown New York wonen, dan zou hij in de hectiek van de straat met haar eindeloze stoet taxi’s misschien wel net zoveel inspiratie vinden.

SCHOONHEID

Wat de natuur hem leerde: iets prachtigs wat je fascineert, hoef je niet te evenaren. “De grootste schoonheid bestaat al, die kun je niet zelf maken. Dat is een waanzinnige relativering.” De gedachte heeft hem vaak getroost op momenten dat hij zich afvroeg of hij wel goed genoeg was. De lat moet hoog liggen, anders heeft het geen zin, dan kan hij net zo goed stoppen. Dat is in de lijn van wat zijn vader hem adviseerde toen hij zeventien was. Ze fietsten met z’n tweeën een rondje door de polder en kregen het over de toekomst. Oene vertelde dat hij niets liever wilde dan muziek maken. Zijn vader zei: “Totnutoe heb je dat nooit serieus genomen. Ga nou maar lekker de wetenschap in en hou de muziek voor erbij.”

Foto Gemma van der Heyden/JazzNu.comHet was niet dat zijn vader de muziek niet serieus nam. In de familie Van Geel werd en wordt veel muziek gemaakt. Nog altijd neemt iedereen zijn instrument mee als er een feestje is. Dan wordt er gespeeld, gezongen en gedanst. Zelf speelt zijn vader gitaar en zingt hij in een koor. En Oene was ook niet de eerste in de familie die voor de kunsten koos. Zijn vaders zus was de bekende sopraan Marjanne Kweksilber (overleden in 2007). Hun broer Maurits van Geel is beeldend kunstenaar en was directeur van het Internationaal Danstheater. Klarinettist en bigbandleider David Kweksilber is Oenes evenoude neef, zoon van Marjanne.

Oene koos als jongetje van een jaar of acht de viool, volgens zijn ouders nadat ze naar een Roemeens concert waren geweest. “Maar studeren was niet zo mijn ding. Ik speelde net zo lief buiten. Wel vond ik het leuk om liedjes te verzinnen en om samen met anderen te spelen. Die viool ging dus meteen mee naar familiefeestjes en op mijn dertiende ging ik in een jeugdorkest. De laatste anderhalf jaar van de middelbare school kreeg ik pianoles van Albert van Veenendaal. Hij is een grote stimulans geweest. Hij moedigde me aan om nieuwe stukjes te bedenken en liedjes te maken. En daarna ging ik dus toch naar het conservatorium, in Rotterdam.”

EEN SOLOALBUM EN MEER

Het nummer Polderlucht over wuivend riet en opvliegende vogels staat op het album Sudoku dat Oene in mei uitbracht. “Ik wilde twee dingen met deze plaat: een aantal stukken in mijn eentje opnemen, door verschillende lagen over elkaar heen te leggen met mijn altviool, mijn vijfsnarige viool met effecten en de cajon. Ken je die?” Hij trekt een mooie houten kist naar zich toe, gaat erop zitten en bespeelt hem met zijn handen. “Daarnaast wilde ik een aantal stukken spelen met basgitarist Mark Haanstra en een paar andere mensen, waarbij we vrij improviseren. Er ligt veel van mijzelf in deze composities. Het zijn verhalen die ik wil vertellen. Daarom noem ik het een soloalbum. Live speel ik de nummers soms solo, soms met Mark of met anderen. Ik ben er superblij mee. Het kan gebeuren dat in stukken waarin totaal geïmproviseerd wordt, de klankwereld van Mingus ontstaat. Het refereert aan een bron, terwijl het toch een heel eigen verhaal is.”

Foto Gemma van der Heyden/JazzNu.comSudoku is een van de maar liefst drie nieuwe cd’s die dit jaar uitkomen. Van strijkkwartet Zapp4 komt in het najaar een plaat uit met interpretaties van Nirwana. “Nirwana is onze jeugd. Die groep was toen even heel groot. Een soortgelijk project deden we eerder met Radiohead, dat was ook heel leuk. Je loopt opeens tegen vragen aan als: hoe vertaal ik deze ‘drumfills’ naar strijkers? Hé wacht even, ik ben een drumpartij op noten aan het zetten!” En dan werkt hij ook nog met Estafest aan een nieuwe plaat. “We kregen een verzoek uit Boedapest: kom bij ons opnemen en spelen. Hartstikke leuk.”

HELDEN

Als iets Oene van Geels interesse heeft gewekt, laat dat hem niet meer los. Zo komt het dat hij niet zomaar veelzijdig is, maar al die stijlen en technieken ook nog eens op hoog niveau beheerst. Hij is net zo thuis in de kamermuziek als in de geïmproviseerde muziek en jazz. Hij maakte zich Indiase ritmes eigen, verdiepte zich in de bouwstenen van de muziek van uiteenlopende componisten als Charles Mingus, Olivier Messiaen en Claudio Monteverdi. Hij speelt in vijf bands, waaronder Zapp4, Estafest (met pianist Jeroen van Vliet, gitarist Anton Goudsmit en tenorsaxofonist Mete Erker) en The Nordanians (met gitarist Mark Tuinstra en tablaspeler Niti Ranjan Biswas), waarvoor hij ook componeert en hij krijgt regelmatig compositieopdrachten voor kamermuziek. “Ik kan niet kiezen tussen spelen en componeren. Die zijn allebei belangrijk voor me. Mijn grote helden Theo Loevendie en Guus Janssen laten zien dat je interessant kunt zijn als speler en componist tegelijk. Zij zijn supersnelle denkers, intelligent en speels, vindingrijk en wendbaar. Ik heb wel geprobeerd me te specialiseren. Ik verdiep me altijd heel erg, ik ben geïnteresseerd in bepaalde bouwstenen. Maar je specialiseren betekent dat je een keuze moet maken, dat je je moet beperken. En dat zit er bij mij gewoon niet zo in.”

Foto Gemma van der Heyden/JazzNu.comWat er wel inzit, is zijn drang om vrij te improviseren. “Ik zou geen concert spelen waar geen improvisatie in voorkomt. Dat boeit me niet. Het liefst stap ik het podium op zonder te weten waar het naartoe gaat.” Wat hij wel belangrijk vindt, is dat muziek communiceert. “Dat is de hoofdreden waarom ik speel. Met taal communiceer je ook, maar dat is concreter. Bij muziek omzeil je die concreetheid. Je appelleert aan de fantasie van de luisteraar en van je medespelers. Het komt voor dat je helemaal samen in de groove bent, of als luisteraar de coherentie voelt. Alsof je samen een organisme bent.”

Hoeveel zijn muziek voor iemand anders kan betekenen, ervoer Oene van Geel toen hij een keer gevraagd werd om te spelen voor een vrouw in het ziekenhuis. “Ze had een ernstig ongeluk gehad en was zwaargewond. Praten kon ze niet meer. Heel heftig. Ik tunede in op haar gevoel en probeerde daarop in te spelen. Ik speelde nu eens vrolijke, dan weer verdrietige stukjes. Ruim een uur heb ik met haar geïmproviseerd. Het was heel spannend, maar het had zijn functie: de muziek haalde haar terug, maakte haar zelfs blij. Het heftigste moment was het moment van afscheid. Ik kon mijn instrument inpakken en teruggaan naar mijn gezin, zij bleef daar. Zes weken later heb ik opnieuw voor haar gespeeld. Ze was teruggekomen in het leven. Sindsdien bedenk ik wanneer zich iets spannends voordoet: als ik voor haar kon spelen, kan ik dit ook aan.”

DRIE KOFFERS

Oene van Geel springt op. “Je vraagt je natuurlijk af waar de instrumenten zijn.” Hij rent naar beneden, waar het koeler is, en komt terug met drie koffers. In de eerste zit zijn hoofdinstrument: de altviool, “mijn grote liefde”. In de tweede zijn vijfsnarige viool. “Akoestisch spelen is heerlijk, maar ik wil ook dingen kunnen ‘loupen’. Deze viool gebruik ik om met elementen te spelen, daar kun je kracht mee zetten.” In de derde koffer zit zijn nieuwste aanwinst: een viool. Sinds hij als tiener voor de altviool koos, had hij geen viool meer gespeeld. “Tot ik deze hoorde bij een vioolbouwer in Bremen. Hij was net af. Ik wist meteen: dat is iets voor mij. Nog dezelfde avond heb ik hem gebruikt tijdens een concert. Blijkbaar heb ik ook iets met vioolspelen, toch.”

ANNE-MARIE VERVELDE
beeld GEMMA VAN DER HEYDEN

www.oenevangeel.com

Previous

International Gipsy Festival is notulist en heraut tegelijk

Next

Enrico Zanisi creëert de droomwereld van een genie

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook