Nu de stofwolken rond de honderdste geboortedag van Jean Baptiste Frédéric Isidor baron Thielemans zijn opgetrokken en we 29 april naderen en diens 101e geboortedag in zicht komt, ging JazzNu op bezoek bij de voormalige manager van Toots, Veerle van de Poel. ‘Voormalig’ is geen toereikende omschrijving, want de Vlaamse is nog elke dag in de weer met de nalatenschap van België’s én Nederlands meest legendarische muziekheld. Reden te over om naar België te reizen om met haar te praten over de laatste jaren dat Toots onder ons was. Een persoonlijk eerbetoon van JazzNu aan Toots Thielemans.
Veerle van de Poel was de laatste twintig jaar van zijn leven de manager van Toots Thielemans. Ze reisde dag in dag uit met hem over de hele wereld. Ze zag Toots vaker dan haar eigen man en Toots zag haar vaker dan zijn vrouw Huguette. De mondharmonicavirtuoos overleed, 96 jaar oud, op 22 augustus 2016 en tot op de dag van vandaag heeft Veerle haar handen nog vol aan het organiseren van tributes, het afhandelen van lopende zaken en het ondersteunen van Huguette. Niemand kende Toots beter dan Veerle van de Poel.
Hoe is zij manager van een van de beroemdste jazzmuzikanten geworden? “Ik zat zelf al in de muziek. Ik was zangeres, zong geen jazz maar klassiek, musicals en dergelijke. Ik kwam daardoor in contact met Dirk Godts die al een aantal jaren manager was van Toots. In die tijd regelde Toots eigenlijk altijd alles zelf. Totdat hij The Brasil Project had opgenomen en met die muzikanten op tournee ging. Hij zou dan drie weken van huis zijn en hij heeft toen gevraagd of hij een antwoordapparaat bij Dirk mocht neerzetten. Eigenlijk is Dirk toen begonnen de zaken voor Toots te regelen.”
“Tot die tijd hielp Dirk hem af en toe met iets. Dat wil zeggen dat Dirk zijn brieven nakeek op spelfouten, want Toots was nogal correct op zichzelf. Hij wilde professioneel overkomen. In 1996 vroeg Dirk mij of ik wilde komen helpen. Er was toen nog geen computer. Dirk had iemand nodig om de telefoon op te nemen en de agenda bij te houden als hij met Toots op tournee was. Dat was een probleem, want die drie weken lang werd de telefoon niet opgenomen en kon er niets afgesproken worden. Ik ben daarna gevraagd om voor halve tijd de zaken te blijven regelen. Dat heb ik drie weken volgehouden en toen ben ik meer dan volledig gaan werken, dat wil zeggen meer dan zestig uur per week.”
“Ik zei nooit Toots tegen hem, maar altijd Mijnheer Thielemans, en hij zei altijd Poeleke tegen míj. Hij moest er altijd om lachen. Ik had zo’n respect voor hem; iedereen noemde hem Toots. In Nederland denken ze dat door Mijnheer Thielemans te zeggen er afstand is, maar het was juist omdat er een warme band was, alsof je papa zou zeggen. Ik was de enige die hem zo noemde.”
“Ik ben vanaf het moment dat ik volledig ging werken, met Dirk meegegaan naar de wekelijkse bespreking met Toots om de agenda door te nemen en de planning te maken. Ik zat er bij en werd onmiddellijk bij alles betrokken. Het was voor hen normaal dat er iemand bijkwam. In de eerste week ben ik al met Toots en Dirk meegereisd. In de tweede week moest Toots in Bozar Brussel met het Belgische Symfonie Orkest spelen. Dirk was ziek geworden en kon niet meer op zijn benen staan. Ik moest Toots toen thuis in Terhulpen ophalen en naar Bozar brengen. Ik was nog nooit in Brussel geweest en op de weg ernaar toe bleek er een demonstratie te zijn. Ik kon daardoor Bozar niet bereiken en toen heeft Toots de politie gevraagd hoe hij naar Bozar kon komen. Dat was mijn eerste job en ‘on the road’-ervaring met Toots.”
“In 1997 werd Toots 75 jaar. Dat gingen we vieren in Vorst Nationaal. Het werd heel groots opgezet. Zijn Amerikaanse ritmesectie kwam, de Brazilianen kwamen, de Nederlanders en de Belgen deden mee. Dat was een heel groot project, vandaar dat ik zestig uur moest werken. Ik begon ’s morgens om acht uur op kantoor en wist nooit hoe laat ik thuis zou zijn. Dat ging goed met mijn kinderen die al wat ouder waren en bovendien kwam mijn man tijdig thuis van zijn werk. Ik ben toen wel gestopt met zingen. Dat was een bron van inkomsten, maar die werd vervangen door het werken voor Toots.”
“Makkelijk was dat niet, want het eerste jaar dat ik voor Toots werkte werd ik nog niet betaald. De financiën lieten dat niet toe en bovendien moest Dirk met zijn gezin van vijf kinderen ervan leven. Toots had al wel veel concerten, maar erg veel bracht dit nog niet op. Pas na zijn vijfenzeventigste is dat geëxplodeerd. Tot zijn 83e werden het 250 concerten per jaar. Ik had laatst de flyer in handen van november en december in het jaar dat Toots tachtig jaar was (2002). We hebben toen tot kerst alle dagen in Nederland gespeeld en we waren alleen 5 en 6 december vrij.”
“Toots en ik reisden vaak samen in de auto en dan vertelde hij veel. Hij had zo veel wijsheid waar ik enorm van heb geleerd. Verhalen toen hij in het begin in de bus van de band, met zwarte muzikanten reisde en hij eten ging halen omdat de anderen niet werden bediend. Hoe hij de hoofdingang nam en de anderen door de zijingang naar binnen moesten. Hoe blij hij was dat dit veranderd was. Toots was een verschrikkelijk intelligente man, zowel taalkundig als wiskundig. Hij studeerde wiskunde toen de oorlog begon. De universiteit ging dicht en toen is hij muziek gaan maken. Hij hield van de geneugten van het leven en van humor. Muziek was alles voor hem, alle soorten muziek. Andere hobby’s had hij niet.”
“Toots was een perfectionist en hij oefende altijd. Op weg naar een concert ging hij in de auto alle nummers van zijn optreden in alle toonsoorten spelen. Hij begon bij do, dan re, mi enzovoorts. Zo speelde hij vooraf al die nummers. Hij oefende om hetzelfde te zeggen met minder noten. Hij begon met een riedeltje en dan overnieuw om toch maar zo weinig mogelijk noten te spelen. We hadden acht mondharmonica’s bij ons want hij speelde ze gewoon kapot. Die lamellen plakten op een gegeven moment vast en dan moesten wij ze schoonmaken en met een speld weer los maken. Hij was daar niet aan gehecht en bestelde steeds nieuwe harmonica’s.”
“Voor zijn gitaar was dat anders. Hij speelde altijd op hetzelfde instrument. Hij heeft een paar keer een mooie gitaar cadeau gekregen, maar er was geen sprake van dat hij daarop ging spelen. Hij bleef bij zijn eigen gitaar. Door zijn beroerte in 1981 is zijn linkerkant enigszins verlamd geraakt en had hij met zijn linkerhand niet meer de kracht om te spelen zoals hij wilde. Eigenlijk was de gitaar zijn hoofdinstrument, maar door die beroerte is hij meer harmonica gaan spelen. Thuis speelde hij veel gitaar, meer dan harmonica. Philip Catherine kwam regelmatig op bezoek en vertelde me dat hij zulke unieke akkoorden speelde dat hij daar heel veel van geleerd heeft. Philip had een heel nauwe band met hem en belde hem tot het einde wekelijks.”
“Als je dat terug ziet besef je dat die man keihard heeft gewerkt. Maar hij deed dat heel graag. Voor hem was het ontspanning. Het was ook heel leuk om voor hem te werken. Hij was iemand die met beide benen op de grond stond, was heel gewoon en heel aimabel. Iedereen die voor hem werkte was gelijk. Na de soundcheck wilde Toots met iedereen – wij, de technici, geluid en licht – tezamen aan tafel eten. Hij wilde iedereen naast zich hebben om mee te praten. In Europa was ik er altijd bij, in Amerika meestal, maar soms liet het budget het niet toe en bleef ik met zijn vrouw in New York, waar Toots een appartement had. Dirk deed dan de ‘one nighters’ met hem. Als alles goed geregeld was hoefde ik ook niet mee voor een dag op en neer naar Mexico. Ik zorgde dat de contracten, het hotel en de vliegtickets in orde waren en die gaf ik aan Dirk mee.
“Met Pasen 2010 is Dirk met Toots naar Zuid-Afrika gereisd voor een enkel concert in Kaapstad. Dirk heeft Toots op het podium gezet en is daarna tussen de coulissen in elkaar gezakt en overleden. Hij was 54 jaar. Toots wist van niets, heeft niets gemerkt en heeft zijn concert gewoon gespeeld. Dat was een afschuwelijke ervaring die langzaam bij Toots indaalde. In het begin leek het niet zo’n groot probleem voor hem, maar twee, drie maanden later kwam de klap. Toots was toen al oud maar hij stond nog midden in de muziek. Hij heeft niet overwogen te stoppen. We hebben daar toen wel veel over gesproken maar hij wilde zijn carrière voortzetten en ik ben alleen met hem doorgegaan.”
“Toen we twee jaar later zijn negentigste verjaardag aan het voorbereiden waren, begon hij voor het eerst te beseffen dat hij oud werd. Hij had nooit stil gestaan bij zijn leeftijd en wij holden achter hem aan. Soms waren wij doodmoe van het reizen, de tijdsverschillen en alles wat er gedaan moest worden, maar Toots stapte gewoon door en speelde alsof er niets aan de hand was. ‘We doen nog voort’. Het was onvoorstelbaar. Net voor zijn negentigste verjaardag waren we in Montreal, Canada voor een festival. Midden in de nacht belde hij me uit bed. Ik moest naar zijn kamer komen. Heel vreemd was dat. Dat had hij nog nooit gedaan.”
“Hij zat rechtop in zijn bed. ‘Stel dat er hier iets met mij gebeurt zo ver van huis’, zei hij, ‘wat gaan we dan doen?’ Ik zei: ‘Maar Mijnheer Thielemans, voelt u zich wel goed?’ ‘Ja, ja’, zei hij, ‘maar stel’. ‘Stel, stel, maar er is niets. Morgen gaan we gewoon een concert spelen en daarna gaan we naar huis.’ ‘Ja, maar daar moeten we toch eens over nadenken. Ik ben bijna negentig. Stel dat ik aan de andere kant van de wereld zit en er gebeurt iets. Wat gaan we dan doen? Dat moet allemaal geregeld worden. Dat kan toch niet’. ‘Is er iets anders’, vroeg ik, ‘bent u bang om te reizen’. Toots: ‘Het wordt toch allemaal veel op deze leeftijd en dan nog altijd over de hele wereld reizen. Ik weet echt niet of ik dat allemaal moet doen.’ Weer thuis hebben we daar over gesproken. Het bleek dat hij niet meer zo veel wilde reizen. Het gaf te veel stress. Hij had er geen plezier meer in. Hij was overal geweest, had al die podia en al die mensen die het organiseerden, eerder gezien.”
“Toen heb ik gezegd: óf uw Huguette gaat mee óf we spelen alleen nog in België, Nederland en Duitsland en ik zie erop toe dat u na het concert in bed ligt. Ik heb een tournee van drie weken aan de West Coast van Amerika afgezegd. We zijn nog wel voor twee optredens met gasten in het Lincoln Center naar New York gegaan.”
“Ik merkte dat hij ouder werd, dat hij ook dingen begon te vergeten. Zijn gehoor ging steeds verder achteruit; de bassisten moesten heel dicht bij hem staan om ze te kunnen horen. Ik moest groepen organiseren waar hij met een soort automatisme op kon terugvallen, maar waarbij hij wel kon improviseren. Zijn wereld werd kleiner en kleiner. Hij heeft nooit tegen mij gezegd: ik kan het niet meer of ik wil het niet meer. Dat kwam niet over zijn lippen. Het was altijd: we gaan nog verder, het is goed zo.”
“Ik vermoed dat het overlijden van Dirk ook een rol heeft gespeeld. Hij had gezien wat een chaos er met zo’n buitenlands overlijden was ontstaan. Hij zag dat niet zitten. Het was alsof een druppel water steeds verder uitdijde en uiteindelijk werd hij door paniek bevangen. Hij werd onzeker om op het podium te gaan, hoorde steeds minder, omringde zich nog alleen met dezelfde muzikanten. Maar zelf speelde hij nog steeds zeer goed. Dat bleven wij in de gaten houden.”
“Hij zei na afloop nooit dat het goed was, hij was nooit tevreden. Het kon altijd beter, vandaar dat hij ook overal en aan één stuk oefende. Hij was wel altijd voldaan en gelukkig. Hij is pas heel laat in zijn carrière gaan merken dat hij voor het publiek speelde en dat de mensen enthousiast waren. En dat zij voor hem applaudisseerden, want dat hoorde hij niet. Hij was zo met zijn muziek bezig dat hij dat niet opmerkte.”
“We hebben eens het applaus opgenomen in Amerika. Dat duurde zeven minuten en dat hebben we hem laten horen. Het was het applaus totdat hij weer opkwam om een toegift te spelen. ‘Hoor je dat, zeven minuten applaus? Dat is lang’, zei ik tegen hem. En pas de laatste jaren begon hij te beseffen dat de mensen voor hem kwamen. Toen we in de Carnegie Hall in New York optraden was hij bang dat het niet uitverkocht was en moest ik van te voren naar de kassa om een kaartje te kopen. Zodat ik tegen Toots kon zeggen: ‘Ze zeiden: ‘it’s sold out’. Dat wisten we dus niet, maar het nam bij hem de ongerustheid weg om voor een lege zaal te moeten spelen. Want wie komt er nu voor Toots Thielemans?”
“Toen we een optreden in de Roma in Antwerpen hadden, sloeg de angst zo toe dat hij die middag met een paniekaanval naar het ziekenhuis moest. Hij werd panisch van het idee dat hij naar dat concert moest. We hebben het concert afgelast en de muzikanten die al onderweg waren, hebben toen met Bert Joris als vervanger gespeeld. Toots had altijd plankenkoorts gehad, en hij had die spanning ook nodig. Maar de stress werd nu zó groot, omdat hij niet meer op zichzelf kon terugvallen. Zijn gehoor was zo slecht geworden dat hij niet meer kon horen wat de band deed. Na deze gebeurtenis heeft hij niet meer opgetreden. We hebben nog geprobeerd om dat concert later alsnog in de Roma te doen, maar dat hebben we een week van te voren moeten afgelasten.”
“Die faalangst is er altijd geweest en werd steeds groter. Hij zei dat hij in zijn carrière de ladder was opgeklommen en nu op de bovenste tree stond. Hij kon nu nog alleen heel diep vallen en dat wilde hij niet. Hij zei altijd tegen mij dat ik het hem moest zeggen als hij niet meer goed speelde. Dat heb ik nooit hoeven te doen. De drempel om op het podium te stappen werd steeds hoger, maar als hij er eenmaal stond en begon te spelen was alles oké.”
“Aan het einde van zijn carrière schrapte hij steeds meer noten weg en werd zijn muziek nog mooier. Toen hij niet meer optrad was er een Tribute voor Toots op Jazz Middelheim. Wij zaten er backstage bij. Er waren twee grote schermen waarop we konden kijken. We moesten hem meesleuren, want hij wilde er eigenlijk niet naar toe. Hij zat tegen zijn zin op een stoel, maar we zagen hoe langer de avond duurde dat hij steeds meer zin kreeg om te spelen. In het begin zat hij uitgezakt op zijn stoel, maar tegen het einde zat hij op het puntje ervan. De mondharmonica’s lagen aan de andere kant van het podium en mijn man is die snel gaan halen. Bij de laatste nummers ging hij zo’n beetje meespelen om zich in te blazen. En toen het afgelopen was zeiden we: ‘Toots, wil je op het podium?’. Hij ging meteen op en was vergeten dat hij angst had. Dat laatste nummer, Ne me quitte pas dat hij toen speelde, was fantastisch.”
“Toch was het goed dat hij gestopt was, want hij was zo hardhorend geworden dat hij niet meer hoorde wat hij zelf speelde. En hij hoorde de andere muzikanten ook niet. Zijn monitor stond zo hard dat ik er niet bij kon staan en dan nog hoorde hij de anderen niet. Ik kan beter alleen spelen, zei hij dan tegen me. Dat heeft hij ook gedaan toen Desmond Tutu in Berchem was. Hij heeft alleen voor hem gespeeld en dat was erg mooi. Hij hoorde niets meer, maar in zijn hoofd hoorde hij alles.”
“Bluesette speelde hij duizenden keren, ook Summertime uit Porgy and Bess stond meestal op het programma. Elke keer was anders. Ik heb Bluesette nooit hetzelfde gehoord. Dan was het uptempo, dan trager, een andere keer solo. Dat was zijn specialiteit. De nummers waren vaak hetzelfde, maar ik heb nooit hetzelfde concert gehoord. Dat was het leuke. Bij de eerste noot wist ik wat hij ging spelen want ik moest de lijsten invullen, maar ik kon ervan genieten. Hoe doet hij het, vroeg ik me af, elke keer anders? Ik denk dat dat voor hem het plezier van muziek maken was. Zeker de laatste twee jaar speelde hij min of meer hetzelfde programma, maar toch was het steeds anders.”
“Toen hij zo oud was, zag hij veel mensen rondom zich verdwijnen. Hij zocht geen troost bij mij, en op een bepaald moment berustte hij daarin. Hij zei mij dat ze hem waren vergeten. Dat hij de enige was die er nog was. Dat hij misschien iets verkeerd had gedaan in zijn leven en daarom nog even moest blijven. Hij heeft heel veel vrienden-muzikanten verloren en elke keer dat er iemand stierf berustte hij erin en zei dan ‘och ja, och ja’. Over zelf doodgaan sprak hij nooit, maar hij was wel bang om Huguette alleen achter te laten. Twee dagen voor zijn overlijden was ik jarig en heb ik hem in het ziekenhuis bezocht. Hij heeft toen voor mij Happy Birthday gespeeld. Een dag later was zijn zuster met haar kinderen bij hem en hebben ze nog hard met elkaar gelachen. Die nacht is hij in zijn slaap overleden. Hij bleef tot het einde helder.”
TOM BEETZ
RINUS VAN DER HEIJDEN
Foto’s TOM BEETZ