Alessandro Fongaro is een snel rijzende ster aan het Nederlandse jazzfirmament. Het is niet voor niets dat Jimmi Hueting vorige maand het JAZZ-tafettestokje aan hem overdroeg. “Hij is een groot talent en erg in opkomst”, zo luidde zijn motivatie. Alessandro Fongaro (1991) is in Italië geboren en woont vanaf 2013 in Rotterdam. De uiterst vriendelijke contrabassist is een druk baasje. Lees zijn antwoord maar eens op vraag 1 van deze JAZZ-tafette, waar hij allemaal mee bezig is. Hij benadrukt dat na Nederland België de tweede plek is waar hij het meest speelt. Onder meer in de groep BRAIN//CHILD. Sinds bijna drie jaar heeft hij ook weer de basgitaar ter hand genomen, het instrument dat hij al vanaf zijn jeugd speelt, maar dat hij de voorgaande acht jaar niet meer aanraakte. Alessandro Fongaro houdt van mooie melodieën, maar wil zeker niet dat mensen denken dat zijn muziek altijd lief en mooi moet zijn. En falen? Daar zit hij totaal niet mee. “Ik sta mezelf altijd toe om te falen.” Mooie woorden, die een even mooie JAZZ-tafette inluiden.
Waar ben je op dit moment mee bezig?
Het belangrijkste waar ik mee bezig ben is mijn eigen project waar ik nu muziek voor schrijf: CLOD!. Ik speel er basgitaar in plaats van contrabas. Jimmi Hueting is de drummer, Nicolò Francesco Ricci speelt tenorsaxofoon, Dario Trapani gitaar en Koen Schalkwijk toetsen. We brengen een mix van jazz, rock, indierock en er is plek voor improvisatie. In CLOD! valt samen wat mijn visie van jazz is. Daarnaast ben ik ‘sideman’ in een aantal projecten. Zoals bij de Sun Mi Hong Group, winnaar van de Dutch Jazz Competition 2018. Sun Mi Hong is een Koreaanse drumster die in Amsterdam leeft. Wij treden volgende maand op tijdens het North Sea Jazz Festival. Sinds een jaar speel ik in het Sebastiaan van Bavel Trio. Ook begeleid ik trompettiste Allison Philips uit New York die ook in Amsterdam woont. Voorts heb ik nog een pianotrio met Rok Zalokar en speel ik in de Belgische elektroband BRAIN//CHILD. Een andere belangrijke band voor me is het trio van Koen Schalkwijk. Pasgeleden nam ik met dit trio een cd op waarop Joris Roelofs meespeelt: Two Cities. Als bassist is het gemakkelijk om in allerlei groepen te spelen. Binnenkort start Roest weer op, de band van Ruud Voesten. Was eerst een kwartet, gaat nu verder als kwintet.
Welke herinneringen aan je carrière zijn je het dierbaarst?
Ik denk… Ik had een akoestisch kwintet, het was mijn eerste band als leider. Het moment dat we in de studio ons debuutalbum Neither More nor Less opnamen en toen de muziek terugluisterden, was erg emotioneel. Ik zou zeggen dat dit het gedenkwaardigste moment is. Het is wel zo dat elk concert, of het nu goed of slecht is, voor mij belangrijk is.
Waarom doe je graag wat je doet?
Ik wil mij expressief uiten zonder met grenzen rekening te houden. Bovendien geeft mij dat de gelegenheid mijzelf te herontdekken. Zo daag je jezelf steeds uit. Wat ook belangrijk is, is dat je de gelegenheid krijgt om veel mensen te leren kennen en veel van hen kunt leren. Ook op menselijk vlak.
Wanneer is je passie voor jazz ontstaan?
Ik denk rond mijn vijftiende. Ik speelde in Italië al een paar jaren elektrische bas. Op zeker moment ging ik naar een repetitie van een groep vrienden die jazz speelden. Ik was meteen verkocht. Kort nadien ben ik overgestapt op contrabas. Jazz is ook een van de redenen waarom ik graag doe wat ik doe.
Van welke ontwikkeling in de jazzgeschiedenis had je onderdeel willen zijn?
Ik denk van elk moment in de jazz. Ik had er niet zozeer onderdeel van willen zijn, maar het wel allemaal zien gebeuren.
Wat is het bizarste dat je ooit mee hebt gemaakt tijdens een concert?
Ik zou willen dat ik een beter antwoord had, maar ik kan geen ander bedenken dat het volgende. Een paar jaar geleden speelde ik in een bar in Italië tijdens een korte tournee. Onze groep stond op een tussenverdieping, terwijl het publiek onder ons in de bar luisterde. Door deze opstelling was er geen enkele band tussen ons en de mensen daar beneden. Het voelde bizar aan, het leek op een combinatie van een repetitie op een totaal willekeurige plek, en dieren in een kooi in een dierentuin.
Waar vind je inspiratie?
In allerlei muziekstijlen én in het leven. De mensen die ik ontmoet, de plaatsen waar ik kom en ook de diverse soorten kunst; alles kan mij inspireren. Ook die plant daar. Als het mij maar raakt. Het gaat er niet zozeer om wát, wel hóe het me raakt.
Wat is het spannendste dat je ooit hebt ondernomen?
Ik denk telkens het moment als je met een bepaald project begint. Het is fantastisch om met iets nieuws te beginnen en dan te zien hoe muziek tot leven komt, hoe vanaf de eerste repetitie dingen werken en groeien.
Welk muziekstuk of album heeft voor jou een speciale betekenis?
Deluxe, de derde plaat van Bigmouth, de groep van Chris Lightcap. Met twee tenorsaxofonisten, een altsaxofoon, drummer en pianist. Ik houd van deze muziek, hoe zij zonder pretenties wordt gespeeld. Lightcap componeerde prachtige melodieën. Ik vind het geweldig hoe hij dit voor elkaar heeft gekregen.
Wat neem je altijd met je mee?
Een notitieboekje om tijdens tournees en ook op vakanties muziek te noteren. Ik gebruik het niet altijd, maar heb het wel altijd bij me.
Welke actualiteit heeft je aandacht?
Niets specifieks. Ik kijk wel eens op iets terug. Maar ik probeer altijd in de dag te leven. Ook al klinkt dit misschien oppervlakkig.
Wie is je grote voorbeeld buiten de jazz?
Dat vind ik een moeilijke vraag. Het is een punt dat steeds maar weer verandert. Vanaf het moment dat ik belangstelling kreeg voor muziek was het Led Zeppelin. Ik luister naar heel veel musici, indie, singer-songwriters. Telkens een paar maanden en dan komt er weer iemand anders langs. Nu is het vooral Big Thief dat me interesseert en het Unknown Mortal Orchestra. Ook van Flying Lotus houd ik en sinds kort ook van Braziliaanse muziek.
Wat intrigeert je aan je instrument?
Het geluid en de lage tonen. Daar ben ik voor gevallen. Je moet uit een contrabas echt dingen halen. Bij dit instrument is niets gemakkelijk. Ik vind het fijn als je hoort dat ik ervoor heb moeten werken.
Wat heb je geleerd van je muziek?
Voorrang te geven aan de melodische kant ervan. Ik denk dat dit voor de muziek in haar algemeenheid belangrijk is. Niet zozeer voor mijzelf, het hoeft niet altijd lief en mooi te zijn.
Wat wilde je vroeger altijd worden?
Dat is wel honderd keer veranderd. Maar ik denk dat het uiteindelijk kok is geweest. Mijn ouders in Italië hebben een restaurant. Als kind was is gefascineerd door skateboarden, maar dit ging over toen ik muziek ging maken.
Wanneer ervaar je de vrijheid te falen?
Daar heb ik niet een bepaald voorbeeld van. Ik sta mezelf steeds meer toe om te falen. Aanleiding daartoe is er altijd. Als je durft te falen, ben je helemaal vrij. Ik kan geen specifieke band of soort muziek noemen waarin dit gebeurt. Maar ik hoop dat het me ook in de toekomst steeds meer lukt om toe te geven dat ik kan falen om daardoor gelukkiger en gezonder te worden.
Welke ontwikkeling in de jazz juich je toe?
Ik zou willen dat jazz populairder was. Niet om deze muzieksoort gemakkelijker te maken. Maar wel om een betere manier te vinden om jonge mensen kennis te laten maken met jazz.
Met wie werk je graag samen?
Ik vind het fijn om met zoveel mogelijk musici te spelen. Vooral in bepaalde situaties als je met die en die kunt spelen. Ik denk dat het niet goed is om namen te noemen.
Welke dromen liggen nog voor je?
Mijn muziek zodanig uit te dragen dat mensen haar mooi vinden. En ook dat ik de kans blijf krijgen om mijn muziek te laten horen. Dit vooral om er nieuwe avonturen mee aan te gaan.
Aan wie geef je het JAZZ-tafette stokje door?
Aan Koen Schalkwijk. Hij is een fantastische musicus en componist. Maar meer nog: hij is de afgelopen jaren een constante muzikale compagnon voor mij geweest. Hij heeft me uitgedaagd en geïnspireerd en tegelijkertijd mijn eigen muziek ondersteund.
RINUS VAN DER HEIJDEN
Foto’s GEMMA VAN DER HEYDEN
www.alessandrofongaro.altervista.org