Deze negentiende aflevering van de maandelijkse rubriek JAZZ-tafette heeft een beetje een ‘historisch’ tintje. Waren er tot nu toe achttien stokjesdragers op te tekenen die allemaal uit het westen van het land afkomstig waren, voor deze maand november is JAZZ-tafette naar het zuiden afgezakt, naar België nog wel. Trompettist, componist en arrangeur Bert Joris is de musicus die vorige maand door Benjamin Herman was aangewezen en de Vlaming nam het stokje maar wat graag over. Een man die van zichzelf zegt dat hij geen jazzmusicus is, maar jazzliefhebber. Die op tournee in Senegal zomaar een dode vliegende hond naast zich op het podium zag ploffen. En ook de musicus die tot twintig jaar geleden werd verteerd door faalangst. Maar tegenwoordig is Bert Joris een zelfverzekerde jazzvogel, geliefd in België en ver daarbuiten. Die van zijn muziek zegt dat zij hem rust, bescheidenheid en evenwicht heeft gebracht. En nu, bijna zestig jaar oud, nog wel eens op tournee zou willen. Naar Japan bijvoorbeeld, waar hij zeker weten nog meer gewaardeerd en gesoigneerd zou worden. Maar eerst vult hij op eigen wijze JAZZ-tafette in.

Foto Gemma van der HeydenWaar ben je op dit moment mee bezig?
Met heel veel zaken. Elke maandag en dinsdag ben ik in Bern om les te geven. Daarnaast studeer ik veel trompet en piano. Ik ben bezig de laatste hand te leggen aan een cd met het Brussels Jazz Orchestra. Ik heb de muziek ervoor geschreven en vind het daarom belangrijk dat het klinkt zoals ik wil. Met het Brussels Jazz Orchestra en de gebroeders Hertmans ga ik ook een project beginnen. Stefan voor de poëzie en teksten, Peter voor de muziek. In Bern spelen we altijd rond pasen met studenten op het jazzfestival van die plaats. Daar werk ik met hen vanaf het begin van het schooljaar aan om furore te maken. In Antwerpen doe ik zo’n beetje hetzelfde. Ik werk en schrijf met maximaal zes leerlingen voor de big band en begeleid hen zo naar de concerten.

Welke herinneringen aan je carrière zijn je het dierbaarst?
Ik denk de tournees. Dat zijn er inmiddels al heel wat. Mijn eerste lange tournee – dan spreek ik van bijna een volledige maand – in Europa was met Mel Lewis en Joe Hider. Zij waren goede vrienden. Nadat Thad Jones – hij was zo’n beetje het uithangbord van The Thad Jones/Mel Lewis Orchestra – was opgestapt (in 1978 naar Kopenhagen – rvdh), stelde Joe aan Mel voor musici uit Europa te combineren met mensen uit het orkest. Op de een of andere manier ben ik er in 1986 toen ingekomen, samen met de Nederlandse gebroeders Bart en Erik van Lier. Ik ging spelen met Benny Bailey, Dick Oates, Ted Nash en Mel Lewis zelf natuurlijk. Het was daardoor een Duits-Nederlands-Belgisch-Amerikaanse big band. Klein van omvang, met drie trompetten, drie trombones en vier saxofoons. Ik ging gewoon mee de hort op, alle dagen spelen. Dat is jaren zo doorgegaan, later zonder Mel Lewis omdat hij ziek werd.

Waarom doe je graag wat je doet?
Veel mensen noemen mij jazzmusicus, maar ik ben eigenlijk een jazzliefhebber. Ik ben gewoon musicus. In stilistisch opzicht is jazz de interessantste muziekstijl. Ik heb er nog twee levens of misschien wel meer voor nodig om erin door te dringen. Op mijn 14e of 15e raakte ik gepassioneerd voor de rijkdom van jazz. In klassieke muziek ben je altijd gebonden aan de partituur, ik zocht echter altijd naar een stijl die niet te vast was. Het tweede punt dat mij in jazz aansprak was tevens de grootste charme; het ritme. Jazz heeft een heel andere ritmische taal dan die ik kende, veel organischer en warmer. Tot op de dag van vandaag ben ik bezig die taal accentloos te kunnen spelen. We hadden thuis zes kinderen, ik was de jongste. Mijn ouders hoopten – mijn vader was organist, mijn moeder pianist – dat ze allemaal een klassieke carrière zouden krijgen. De broer die boven mij kwam, Dirk, zat op het Lemmens Instituut (bekende opleidingsinstelling voor muziek en drama in Leuven – rvdh). Die was alleen maar met jazz bezig. Daarvoor kreeg hij het geregeld aan zijn voeten (op zijn donder, rvdh). Dat we dan stiekem met jazz aan de slag waren, had ook een extra charme. Later ging ik naar het conservatorium. Daar ben ik eind jaren zeventig voortijdig gestopt. Mijn eerste stap in de droomwereld die jazz heette, was toen ik de kans kreeg mee te spelen in het BRT Jazzorkest onder leiding van Etienne Verschueren.

Foto Gemma van der HeydenWanneer is je passie voor jazz ontstaan?
Toen ik mijn eerste jazzplaten ging meeluisteren en ook als ik de radio aan had, vooral bij muziek met een trompet erbij.

Van welke ontwikkeling in de jazzgeschiedenis had je onderdeel willen zijn?
Ik ben onderdeel geweest van een van de mooiste ontwikkelingen, omdat ik in 1957 ben geboren. Miles Davis was toen Miles Ahead aan het opnemen; een van mijn favoriete platen aller tijden. Alles wat mij in jazz interesseert komt daar samen: het ritme, de stem. De verhalenverteller is Miles en de orkestrator Gil Evans. Ik vind het wel een prachtig beeld: ik kan me nauwelijks voorstellen dat zij aan het opnemen zijn, terwijl mijn moeder aan het bevallen is. Maar toch…

Wat is het bizarste dat je ooit mee hebt gemaakt tijdens een concert?
Dat is moeilijk kiezen voor mij, omdat ik daar wel een boek over kan schrijven. Ik denk dat het bizarste voorval een concert in Dakar in Senegal was, met Philip Catherine in een cultureel centrum. Het gebouw had geen dak. Ik was het intro van Round About Midnight aan het spelen, toen ik heel nabij een plof hoorde. Lag er een stuiptrekkende vliegende hond naast me. Daarop kwam er iemand uit de coulissen lopen, pakte het beest en liep ermee weg. Nadien vroeg ik: ‘Wat was dat in godsnaam?’ Toen bleek dat die beesten bovenin de verlichting raakten en dan werden geëlektrocuteerd.

Waar vind je inspiratie?
In muziek van anderen. Als ik aan een nieuw project begin, moet ik daarvoor tijd en rust nemen. Dan gaat er inspiratie opborrelen. Ik verplicht me dan tot niets doen, dat is de eerste stap. Daarna komen de reflecties van personen en situaties. Onderbewust vind ik in mijn muziek altijd de referenties van anderen. Als ik dan moet kiezen om te zeggen: van wie, dan is dat zeker iemand als Gil Evans. Ik vind het een beetje spijtig om het te verengen, maar ik krijg ook een geweldige flow van Stevie Wonder en van gospelmuziek.

Wat is het spannendste dat je ooit hebt ondernomen?
Rond 2010 schreef ik muziek voor symfonieorkest en bigband: Dangerous Liaison. Ik bewerkte vier eigen composities voor een orkest van honderd man. We deden een tournee van tien concerten, in elke provincie van België. Door omstandigheden moest ik ook dirigeren en solo trompet spelen. De eerste keer dat dit gebeurde, was het spannendste dat ik ooit heb meegemaakt. Dat was overigens een ander soort spanning dan die ik van mijn 18e tot mijn 32e kende: faalangst. Die periode was veel spannender dan alles wat ik daarna heb meegemaakt. Tussen mijn 35e en 40e ben ik eroverheen geraakt.

Welk muziekstuk of album heeft voor jou een speciale betekenis?
De plaat Miles Ahead.

Wat neem je altijd met je mee?
Zo weinig mogelijk.

Foto Gemma van der HeydenWelke actualiteit heeft je aandacht?
Dan kies ik onmiddellijk voor elke wetenschappelijk ontwikkelde uitvinding. Ook voor nieuwe technieken. Als ik een krant open sla is dat het eerste dat ik lees. Als het over politiek gaat, ben ik blij door de titel te worden geraakt.

Wie is je grote voorbeeld buiten de jazz?
Escher. Hetzelfde als wat ik fantastisch vind in de jazz is de combinatie wetenschap-kunst. Bij een ets van Escher voel ik me op diverse niveaus aangetrokken. Eerst vind ik hem mooi, dan doe ik een stapje dichterbij en bij elke nieuwe observatie zie ik nieuwe dingen. Dat intrigeert me in jazz ook zo.

Wat intrigeert je aan je instrument?
Het geluid. Als er geen schoon geluid uit komt, stopt alles. Een trompet is bijna een voorhistorisch instrument met zijn drie ventielen. De moeite die het kost om een mooie toon te krijgen is ook voorhistorisch. Juist door alle technische moeilijkheden is het geluid van een trompet uniek.

Wat heb je geleerd van je muziek?
Al veel, maar nog niet genoeg. In elk geval bescheidenheid, rust en evenwicht. En ook belangrijk: balans.

Wat wilde je vroeger altijd worden?
Veearts. Als kind wilde ik dat al en ook nog op latere leeftijd. Ik heb er echter niet voor gekozen, zeker ook vanwege de studie van zeven jaar. Als ik terugkijk op mijn leven als jazzmusicus is dat een levensstudie. En die is nog niet genoeg.

Wanneer ervaar je de vrijheid te falen?
Op het podium! In het bijzijn van medemuzikanten. Met mijn eigen kwartet kan ik alles. Als ik in mijn studieruimte bezig ben, stel ik de technische parameters streng op. Als het daar niet lukt, dan faal ik. Op het podium moet ik dat principe omkeren. Iemand die faalt is zeker zo boeiend als iemand die dat niet doet.

Welke ontwikkeling in de jazz juich je toe?
Alle rijke ontwikkelingen. Vooral als ze op een organische manier tot stand komen. Ik heb het niet zo op ontwikkelingen die verzetten of afzetten tégen. En ook niet op ontwikkelingen die verarmend werken.

Met wie werk je graag samen?
Met mijn geestgenoten. Mensen die op zoek zijn naar een soort benadering van perfectie, balans, rust. Met grote ego’s op het podium heb ik nogal moeite. John Coltrane kon verdwijnen in wat hij deed. Dat wil ik ook, slechts doorgeefluik zijn. Het mooiste moment voor mij is, wanneer dat lukt. Dan loop ik drie dagen op wolken. Zo’n moment is echter meteen voorbij. De vraag is altijd: hoe kan ik mezelf wegcijferen in waar ik mee bezig ben.

Foto Gemma van der HeydenWelke dromen liggen nog voor je?
Terug op tournee gaan. Ik zit daar niet meer zo in. Ik zou graag naar Japan willen. Ik hoor dat je daar zo gewaardeerd en gesoigneerd wordt. Een paar weken met een kwartet ernaar toe zou mooi zijn.

Aan wie geef je het Jazz-tafette stokje door?
Als het om hier, België gaat, aan Jean Paul Estiévenart. Hij is een veelbelovende, jonge trompettist. Buiten België beleef ik aan John Engels altijd zo’n plezier. Ik kan nog steeds met volle teugen van hem genieten. Ik teken ervoor om op die manier tachtig jaar te worden. Maar goed, ik moet kiezen. Jean Paul Estiévenart dus.

RINUS VAN DER HEIJDEN
beeld GEMMA VAN DER HEYDEN

www.bertjoris.com

Previous

JazzOUT! pakt voor vierde keer uit met ijzersterk programma

Next

Kenturah’s Kitchen geeft pianotrio nieuwe vorm

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook