We spreken elkaar in Amsterdam, de stad waar Ben van Gelder nu anderhalve maand woont. Na een tussenverbijf van zes maanden in Berlijn en daarvoor acht jaar residentie in New York. Hij lanceert meteen een nieuwtje: hij heeft zojuist gehoord dat hij in het komende semester aan de slag kan als hoofdvakdocent saxofoon aan het conservatorium van Amsterdam. Zo, die zit! “Een zachte landing dus”, lacht hij. “Ik ga me hier weer oriënteren, niet alleen op muzikaal gebied, maar ook op praktisch.” De 28-jarige altsaxofonist, afkomstig uit Groningen, heeft uitgesproken ideeën over zijn leven als musicus. Zo heeft hij zichzelf een bepaald soort zelfredzaamheid aangeleerd. En stelt hij zich ten allen tijde de vraag wat muziek nodig heeft, waarbij hij wat hijzelf wil ondergeschikt maakt. De Belgische slagwerker Antoine Pierre overhandigde vorige maand het JAZZ-tafettestokje aan de pijlsnel gaande altsaxofonist Ben van Gelder. Die het met plezier overnam om nu zijn verhaal te vertellen.

Waar ben je op dit moment mee bezig?
Met mijn terugkeer in Nederland, dus. Ik heb het meteen druk in dit nieuwe jaar. Het Swiss Jazz Orchestra en het Brabants Jazz Orkest hebben inmiddels concerten gegeven met stukken van mijn hand. In juni vorig jaar heb ik mijn appartement in New York opgezegd, hoewel ik niet wist wat ik in de nabije toekomst ging doen. Ik heb veel gespeeld in Nederland en Amerika en heb ook tijdelijk in Berlijn gewoond. En nu ben ik terug in Amsterdam.

Welke herinneringen aan je carrière zijn je het dierbaarst?
Wat ik zeker kan noemen is de periode vorig jaar dat ik met het Metropole Orkest speelde. De repetities waren indrukwekkend. Ik speelde voor de eerste keer met een orkest eigen composities. Dat kwam wel even binnen. Breder gezien is de herinnering aan de kans die ik had te spelen met mensen waar ik als kleine jongen naar luisterde. Toen kende ik ze alleen van cd’s, tien jaar later kreeg ik de kans met hen samen te werken. Ik doel dan op bijvoorbeeld saxofonist Mark Turner en contrabassist Ben Street.

Waarom doe je graag wat je doet?
Ik weet niet anders. Dat is trouwens niet helemaal waar… Ik heb kunstgeschiedenis gestudeerd. In New York had ik een bijbaantje dat niets met muziek had te maken. Bovendien ben in erg geïnteresseerd in fotografie. Maar muziek heeft altijd aan me getrokken. Zij is een belangrijke invulling van mijn leven. Los daarvan is muziek waardevol voor anderen. Als kind ervoer ik dat al, het is mooi als ik dat kan overdragen aan publiek.

Wanneer is je passie voor jazz ontstaan?
Die is er altijd geweest. Mijn vader heeft een gespecialiseerde platenzaak (vader Sem van Gelder runt al decennialang Swingmaster in Groningen, rvdh). Ik ben met jazz opgegroeid, heb me er ook nooit tegen verzet. Ik moest altijd mee naar concerten in de Oosterpoort. Ik was twaalf jaar toen ik me ging bezig houden met blaasinstrumenten. Ik wilde de mogelijkheden ervan zo goed mogelijk uitpluizen. Ik kreeg les van diverse docenten. Op mijn vijftiende ging ik naar de vooropleiding van het conservatorium in Amsterdam. Ik heb altijd altsaxofoon gespeeld, ook een tijdje tenorsax, maar die kon ik me niet echt eigen maken.

Van welke ontwikkeling in de jazzgeschiedenis had je onderdeel willen zijn?
Het begin van de jaren zestig. In de Verenigde Staten was jazz toen protestmuziek. Er is in die tijd zoveel moois gemaakt; het is moeilijk te duiden wanneer iets begint en wanneer iets ophoudt.

Wat is het bizarste dat je ooit mee hebt gemaakt tijdens een concert?
Han Bennink die tijdens een concert met een doek over zijn hoofd, als een soort spook, achter een gordijn speelde.

Waar vind je inspiratie?

Overal. Natuurlijk in muziek en niet in alleen in jazz. Ook in veel andere stijlen. Ik ben eveneens geïnteresseerd geraakt in de manier waarop musici zich presenteren. Ik noem in dat verband Jason Moran die een nieuwe dimensie heeft geschapen door aandacht te vragen voor theatrale effecten. Bijvoorbeeld door de manier waarop hij opkomt. Han Bennink heeft dat ook. Je bindt daarmee je publiek en trekt tegelijkertijd de aandacht. En waar ik ook inspiratie vind? In musea. Ik probeer daar parallellen naar mijn muziek te trekken. Zoals ik bijvoorbeeld doe op mijn laatste album Among Verticals, waar ik het werk van de Tsjechische kunstenaar Frantisek Kupka centraal stel.

Wat is het spannendste dat je ooit hebt ondernomen?
Een optreden met de band van Mark Turner. Vooral omdat Mark zo’n grote, persoonlijke held van mij is. Ik had aan dat moment nogal wat opgehangen. Een voorbeeld buiten de jazz is mijn broer Gideon, omdat hij dichtbij mij staat. Terwijl hij toch een paar jaar ouder is. Over veel zaken hebben wij dezelfde ideeën. Dan heb ik het over buitenmuzikale zaken. Hoewel er natuurlijk ook eensgezindheid is op muzikaal vlak.

Welk muziekstuk of album heeft voor jou een speciale betekenis?
Dat vind ik een heel moeilijke vraag. Er zijn zoveel mooie albums. De verschillende periodes in mijn leven gingen gepaard met verschillende muziek. Sommige stukken blijven echter een constante factor. Ik heb toen ik jong was, vaak geluisterd naar Le Sacre du Printemps van Stravinsky. Ik kende klassieke muziek al omdat mijn moeder er veel naar luisterde. Le Sacre blijft een van de indrukwekkendste composities om live te beluisteren. Daarnaast is de Far East Suite van Duke Ellington, een album dat ik nog vaak draai.

Wat neem je altijd met je mee?
Een opschrijfboekje om lijstjes te noteren en gedachten en ideeën te ordenen. Maar in plaats van dit alles vooral: geduld!

Welke actualiteit heeft je aandacht?
De presidentsverkiezingen in Amerika. Die zijn symptomatisch voor de angst die in de rest van de wereld leeft. In Europa heb je figuren die net als Trump inspelen op dezelfde sentimenten en onvrede van mensen. Dat zijn personen die meestal niet veel op hebben met cultuur. Trump speelt slim in op gevoelens van nostalgie, een verlangen naar een tijd die nooit meer terug zal keren. Het intrigeert mij hoe de wereld omgaat met zo’n extremistische figuur. Hoe de Trias Politica, de scheiding van de machten hem in toom houdt. Ik heb nooit veel opgehad met Amerika als land, omdat het moeilijk is te spreken over één Amerika. Er zijn zoveel soorten Amerikanen met allemaal hun eigen cultuur. Hard werken wordt daar op prijs gesteld. En er is een bepaald streven naar kwaliteit en expertise. Dat zijn dan ook zaken die je beïnvloeden als je daar bent.

Wie is je grote voorbeeld buiten de jazz?
Voorbeeld vind ik een moeilijk woord. Ik heb wel namen van mensen die indruk maken. Erudiete, welbespraakte personen die op vlammende wijze gebeurtenissen bespreken. Ik denk dan aan Jon Stewart, een ‘comedian’ die als ‘talkshow host’ lang The Daily Show leidde op de Amerikaanse tv. Hij is met pensioen, maar levert soms nog commentaar. Stewart is een heldere, integere geest.

Wat intrigeert je aan je instrument?
Een altsaxofoon associeer ik altijd met Charlie Parker. Zijn magie heeft mij al op heel jonge leeftijd gegrepen. Als ik de altsaxofoon even zat was, kreeg ik alweer snel liefde voor het instrument. Als Charlie Parker speelt, lijken saxofoon en muziekmaken in het algemeen zo vanzelfsprekend,. Dat blijft intrigeren. Voor mij spreekt de altsaxofoon meer tot de verbeelding dan bijvoorbeeld een sopraan- of tenorsax. Ik heb een duidelijk idee hoe ik een alt wil laten klinken. Ik speel trouwens ook klarinet. Daarop begon ik ooit als bij-instrument. Een klarinet is voor mij bijzonder omdat er zoveel mooi repertoire voor is. Ik houd van het prachtige timbre, dat wil ik zeker bijhouden.

Wat heb je geleerd van je muziek?
Ik ben hoofdzakelijk bandleider en componist. Ik vraag mezelf vaak af wat ik de wereld in wil sturen. Het ordenen en vormgeven van ideeën is daarbij belangrijk. Bijvoorbeeld de manier waarop je een bezetting kiest of bepaalde composities orkestreert. Je moet dan de keuze maken welke ingrediënten je daarbij gebruikt. Ik heb ook geleerd dat muziek veranderlijk en een reflectie van jezelf is. Die zaken zijn niet te scheiden. Je moet een lange adem hebben als je de rest van je leven musicus wilt blijven. Dat wil ik ook, alleen weet ik nog niet in welke vorm. Je moet in elk geval de liefde voor muziek blijven bewaren. Daarbij heb ik mijzelf een soort universele zelfredzaamheid aangeleerd. Evenals contact te maken met je bandleden en te leren luisteren naar de mensen om je heen. Daarbij leeft altijd de vraag wat muziek nodig heeft, niet wat ík wil.

Wat wilde je vroeger altijd worden?
Geen flauw idee. Als kind had ik niet extra veel wensen. Vanaf mijn twaalfde werd het duidelijk dat het voor mij muziek zou worden. Natuurlijk had ook ik kinderdromen, maar dat waren slechts fases.

Wanneer ervaar je de vrijheid te falen?
Meestal als ik alleen ben. Ik vind het namelijk moeilijk om te falen als er anderen bij zijn. Maar falen is een relatief begrip. Als ik faal kan dit voor een ander interessant zijn. Ik probeer daarom niet in dit soort termen te spreken. Ik wil liever uitzoeken of het A of B moet zijn en dat hoeft niet op falen te duiden. Hopelijk is er genoeg muzikale bodem om het niet ‘falen’ te noemen.

Welke ontwikkeling in de jazz juich je toe?
Musici die op interdisciplinaire wijze bezig zijn. Steve Lacy en Cecil Taylor werkten zo al. Dat zijn mensen die conventies ter discussie stellen. Zoals repertoirekeuze en podiumopstelling om maar twee zaken te noemen.

Met wie werk je graag samen?
Met Han Bennink en mijn eigen kwintet. En met David Kweksilber en zijn big band. Daar leer ik veel van, vooral over timbre, textuur en leiderschap. En ik werk ook graag met Reinier Baas, Jasper Blom en Joris Roelofs. Met deze musici werk ik het meest samen.

Welke dromen liggen nog voor je?
Ik zou iets willen schrijven voor een orkest. En ik wil heel graag een soloshow gaan ontwikkelen. Niet alleen met saxofoon. Hoe, dat weet ik nog niet. Ik heb daar wel een droom over: een hele set in mijn eentje. En ik zou graag met mensen spelen als Craig Taborn en Jason Moran.

Aan wie geef je het Jazz-tafette stokje door?
Ik zou dat aan verschillende mensen willen doen. Naar aanleiding van een vorige vraag zou voor de hand liggen dat ik het stokje aan Reinier Baas zou overdragen. Maar eh… doe maar aan Tony Roe. Hij speelt onder meer in Ten Men and the Telephone. Hij is een van de interessantste creërende musici die ik ken. En ook nog een van de meest gedisciplineerde. Hij doet alles zelf en heeft een constante ‘output’.

RINUS VAN DER HEIJDEN
beeld GEMMA VAN DER HEYDEN

WWW.BENVANGELDER.COM

 

 

Previous

'De optocht' vraagt geduld in eindeloze woordenparade

Next

LantarenVenster voelt zich thuis aan Kop van Zuid

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook