Ze laveert tussen jazz, pop en folk, zangeres en percussionist Sanne Huijbregts. Geen wonder dat Becca Stevens haar grote idool is. Die rekent immers ook jazz, folk en improvisatie tot haar werkterrein. Met haar kwartet Sanne Sanne won Sanne Huijbregts onlangs de Dutch Jazz Competition. Niet zo héél opmerkelijk, want wie had het anders moeten worden? De eigenzinnige instrumentatie van Sanne Sanne – dubbele zang, vibrafoon en kalimba, altviool, contrabas en slagwerk – moet elke jury mild stemmen, zou je bijna zeggen. Daarbij komt dat de muziek die erdoor wordt voortgebracht zeker vernieuwend en daardoor verfrissend werkt. Rijke vocale harmonieën, contrasterende ritmes en volop ruimte voor improvisaties duwen het Sanne Sanne-geluid telkens weer in de richting van eigentijdse jazz. Sanne Huijbregts nam de gelegenheid als gast van de JAZZ-tafette te baat om een pleidooi te houden voor meer vrouwelijke nadruk in de jazz. En daarin heeft ze het grootste gelijk van de wereld. Een vrouw die haar stem als een diertje beschouwt en als percussioniste houdt van alles wat ‘kling’ zegt en niet ‘plok’.

Waar ben je op dit moment mee bezig?
Met de voorbereidingen voor een nieuw album. Met name met het schrijven van muziek. Het wordt een kralenketting van losse stukken, die bij elkaar passen. Ik heb door de jaren heen veel bij elkaar gesprokkeld. Je kunt me zien als een soort archeoloog die van scherven uit de grond een vaas aan het maken is. Het album komt april volgend jaar uit.
Welke herinnering(en) aan je carrière zijn (is) je het dierbaarst?
Mijn tijd met Peter Guidi (Schotse jazzfluitist en -saxofonist die in Nederland woonde, red.) Hij overleed in april 2018 op 68-jarige leeftijd). Tussen mijn twaalfde en achttiende speelde ik in zijn big band. Peter gaf je het gevoel dat je heel bijzonder was. Hij had bijna meer geloof in wat ik deed dan ikzelf. Het was heel cool om met hem jazz te spelen. Nu ik wat ouder ben, leef ik meer op een eiland, maar ik heb nog altijd voordeel van de inspiratie die Peter mij schonk. Hij was voor mij een soort godfather. Twee dagen voor zijn dood brachten we met zo’n honderd musici een ode bij zijn huis. Dat was zó bijzonder. Dat ik als kind op het North Sea Jazz Festival was en alle grote concerten die ik deed, zijn ook dierbare herinneringen.
Waarom doe je graag wat je doet?
Niet om het geld en ook niet omdat het gemakkelijk is. Wél als je iemand met jouw muziek hebt geraakt. Als je weet dat iemand door deze noot, of door deze tekst in het hart is geraakt, dát is het voor mij. Dat is dan een soort catharsis. een loutering. Dat geldt ook bij de platen die ik maak. Als je iets terug luistert, ga je terug in de tijd. Dat je mensen kunt meenemen naar hun vroegere tijd. Ik beleef dat zo. Er kwam eens een man naar mij toe na een optreden. Hij was zo emotioneel dat hij niet kon praten. Ik ook niet.
Wanneer is je passie voor jazz ontstaan?
Tijdens mijn middelbare-schooltijd. Het begon met Joni Mitchells Twisted. Op mijn elfde deed ik auditie bij Junior Jazz College. Via dit College kwam ik in aanraking met Twisted. Ik vind dit gewoon blues. Jazz is voor mij geen sound of stijl. Wat mij betreft moet het altijd geïmproviseerd zijn. Dus heel vrij, waarbij alles mag. Als zangeres kan ik dan alle kanten op. Door improvisatie creëer je de ultieme vrijheid. Op zo’n moment ben je echt aan het maken.

Van welke ontwikkeling in de jazzgeschiedenis had je onderdeel willen zijn?
Wat ik nu heel vaak zie is dat jazz wordt gemaakt door veel witte mensen. Toen jazz ontstond was het heel erg protestmuziek. Billie Holiday en Billy Strayhorn bijvoorbeeld zorgden voor een tegenstroming en zo hoort het. Ik had heel graag bij de concerten van John Coltrane willen zijn. Die stijl van hem bestond nog niet, je wist niet wat je zag en hoorde. Nu is jazz heel schools geworden. Ik heb twaalf jaar jazz gestudeerd, jazz is mijn bijbel, maar ik ben niet religieus.
Wat is het bizarste dat je ooit mee hebt gemaakt tijdens een concert?
Een tijd geleden speelde ik nog op een elektrische vibrafoon, een midi-instrument. Je bent dan heel afhankelijk van de geluidstechnicus. Hij draaide tijdens een concert het geluid zo ver weg dat ik niets meer hoorde. Ik ben toen gestopt met spelen. Ook bizar was dat iemand ooit tijdens een bruiloft een biertje in mijn vibrafoon zette. Dat was zó respectloos.
Waar vind je inspiratie?
In de natuur, in bergen. Als ik schrijf heb ik heel erg het gevoel dat ik iets ontvang, dat iets tot mij komt. Ik zoek een soort ruigheid in de wereld, waarin mensen kiezen om te wonen, om te ontvangen, in tegenstelling tot een sardinesblik als Nederland. En verder haal ik inspiratie uit mijn camper waarmee ik reis, én uit films. Het is zo vet dat daar alles samen komt, muziek, beeld en acteerkunst.
Wat is het spannendste dat je ooit hebt ondernomen?
Ik ben eens in mijn eentje gaan wandelen in Noorwegen. Met voor tien dagen voedsel op mijn rug. Nadat ik een rivier was overgestoken, had ik geen bereik meer met mijn telefoon. Het was een vlucht voor de samenleving, de natuur heeft dan de overhand. Alle problemen in de stad zijn niet meer belangrijk. Je bént dan gewoon.

Welk muziekstuk of album heeft voor jou een speciale betekenis?
Het tweede album van Becca Stevens, Weightless. Becca is mijn allergrootste idool. Zij brengt de perfecte combinatie van jazz, folk en improvisatie. Haar composities zijn heel erg doordacht en vormen het allround-plaatje van muziek die ik waardeer.
Wat neem je altijd met je mee?
Mijn telefoon met een app waarin ik al mijn ideeën opschrijf. Mijn telefoon is dan een soort koelkast, een ding waarin ik zaken kan verzamelen.
Welke actualiteit heeft je aandacht?
Women’s March Women’s Day heeft echt mijn aandacht. Ik heb een stuk geschreven met een speech uit de film Barbie over vrouwen in jazz. Ik wil niet gevraagd worden omdat ik een vrouw ben. Als je meer vrouwen in jazz wilt, moet je ze wel laten zien. De strijd om vrouwenrechten vind ik dan ook heel belangrijk.
Wie is je grote voorbeeld buiten de jazz?
Greta Gerwig, zij is actrice en regisseur. Zij heeft onder meer de films Barbie gemaakt en Lady Bird. Barbie gaat over vrouwenrechten. De speech daarin handelt over alles wat er van een vrouw wordt verwacht. Voor mannen ligt het ingewikkeld, denk ik.
Wat intrigeert je aan je instrument?
De stem van een zangeres is als een diertje. Sommige dagen heeft het minder zin, als het koud is gaat het minder goed. Het diertje vindt het fijn ruimte in de muziek te hebben. Als percussionist houd ik van specifiek gestemde percussie. Van alles wat ‘kling’ zegt, niet ‘plok’. Omdat ik zowel zing als percussie speel, zit ik echt in de band. Met een ritme-instrument, maar ook met een tonaal instrument. Dat geeft mij echt de vetste plaats in de muziek. Omdat ik ook een instrument speel als ik zing, ben ik heel anders gaan zingen. Ben als zangeres veel meer gaan nadenken over ritme. Daardoor kan ik ook soloconcerten geven.

Wat heb je geleerd van je muziek?
Als ik schrijf over iets dat me frustreert of boos maakt zoek ik altijd de pijn die er achter zit. Boosheid is niet de hoofdemotie. Het voelt bijna als therapie, je moet heel erg inzoomen op die kernemotie. Dat is enorm kwetsbaar.
Wat wilde je vroeger altijd worden?
Als kind wilde ik natuurkijker worden. Ik wilde op een positieve manier de natuur voeden en daardoor dus de mensen helpen.
Wanneer ervaar je de vrijheid te falen?
Ik speel drieënhalf jaar met Sanne Sanne. Ik heb nu het gevoel dat ik schrijven kan wat ik wil. In principe ben ik heel erg accepterend en ontvangend. De vrijheid om te falen is helemaal geen probleem. We gaan aan de slag, proberen een stuk uit en dan werkt het niet. Dat vindt ieder van ons oké. We hebben dan wel de kans gehad die muziek in de samenstelling van een band, uit te proberen.
Welke ontwikkeling in de jazz juich je toe?
Dat er meer vrouwen in de jazz zijn en ook de genderidentiteit. Tin Men and the Telephone is heel vet, omdat ze zo actueel zijn. Het grootste ding is dat er meer acceptatie komt voor mentale gezondheid, dat dit bespreekbaar is. Binnen de scene beginnen mensen op je te letten. De spierballen-jazz is langzaam aan het uitsterven. Niet dat dit niet mag. We doen allemaal takke ons best.
Met wie werk je graag samen?
Met Sanne Sanne.

Welke dromen liggen nog voor je?
Ik zou heel veel willen toeren. De wereld zien met muziek als paspoort, niet vanuit een ego-standpunt. Ook financiële vrijheid om grote projecten te doen, zou fijn zijn. Bijvoorbeeld met een heel groot percussiegezelschap. Of bijvoorbeeld met grote koren.
Aan wie geef je het Jazz-tafette stokje door?
Aan Yanna Pelser. Zij speelt altviool en is zangeres. En heel erg goed. Ik vind het mooi dat zij ook zingt en een instrument bespeelt. Ze heeft een hele mooie, lage stem. Bovendien schrijft ze hele vette dingen en is altijd aan het onderzoeken. Ze beschikt over een heel andere manier van improviseren. Ze maakt onder andere deel uit van het North Sea String Quartet.
RINUS VAN DER HEIJDEN
Foto’s GEMMA KESSELS