Toen Marco Kegel vorige maand het JAZZ-tafettestokje doorgaf aan Wim Kegel, was dat niet alleen uit broederliefde. In de motivatie die hij gaf, klonk bewondering door voor de wijze waarop Wim zijn vak beoefent. Omgekeerd valt de warmte op wanneer de slagwerker de naam van Marco noemt. Wim Kegel is een gulle prater als hij het over zijn muziek heeft. Niet verwonderlijk, want de 53-jarige Hagenaar vertoeft al een aantal jaren in het professionele jazzcircuit. In 1991 studeerde hij af aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag, waar hij les kreeg van onder andere Henk van den Berg, Frans Elsen en Ack van Rooyen. In 1994 en 1996 studeerde hij met een beurs in New York en Boston bij zijn favoriete musici Joe Morello, Bob Moses en Jamey Haddad. Nadien speelde hij met musici uit alle windstreken, nam meer dan veertig cd’s op en maakte twintig jaar deel uit van de groep Special Delivery. Met tournees door het Midden- en Verre Oosten, India, Noord-Afrika, Australië en de Verenigde Staten scherpte hij zijn slagwerktechniek steeds verder aan. Wim Kegel is derhalve een waardige stokjesdrager van de rubriek JAZZ-tafette.

 

Wim Kegel: "Mijn moeder Co speelde dwarsfluit en mijn vader Nico drums in een harmonie. Daar ben ik op weg geholpen."
Wim Kegel: “Mijn moeder Co speelde dwarsfluit en mijn vader Nico drums in een harmonie. Daar ben ik op weg geholpen.”

Waar ben je op dit moment mee bezig?
Ik was voor de eerste lockdown behoorlijk aan de slag met de groep Braskiri. We hebben net ervoor bij het nieuwe label Sound Liaison de cd Live at MCO opgenomen. Met The Intercontinentals, bestaande uit gitarist Matthew Mitchell, tenorsaxofonist Zane Massey, contrabassist Andor Horvath en ikzelf hebben we Death of an Alien Species gecreëerd. De muziek wordt als streaming-product uitgebracht. En vandaag (dit gesprek vond plaats op donderdag 28 januari, rvdh) speel ik voor een podcast met mijn broer Marco, contrabassist Uli Glasmann en pianist Timothy Banchet voor het nieuwe initiatief de Nieuwe Kamer van Ben van den Dungen in Den Haag. Tijdens een van de lockdowns is er ook een filmpje gemaakt met Ack van Rooyen, die wordt geïnterviewd door Matthijs van Nieuwkerk, waarin we vier, vijf nummers spelen. Dat is gestreamd en al 19.000 keer bekeken. En ik maak deel uit van het trio Fresh Music Ensemble. Met fluitiste Joan Handels en pianiste Ida Wildvank. Voorts zijn wij een project gestart met de Griekse componiste Nicoleta Chatzopoulou en met contrabassist Andor Horváth. We hebben Nicoleta nooit ontmoet en waar we nu mee bezig zijn is dat zij opnamen maakt met haar viola da gamba en deze ons toestuurt. Andor en ik kruipen dan bij elkaar, spelen onze muziek live in en sturen een en ander dan weer terug naar Nicoleta. Dat lijkt wel wat te worden. En tot slot: dit jaar geef ik twintig jaar les op de CKV in Almere voor leerlingen van 5 tot 65 jaar. Dat zorgt voor dit moment voor mijn basisinkomen.

Welke herinneringen aan je carrière zijn je het dierbaarst?
Toen ik net muziek speelde, optredens met een jeugdorkest waarin ook Marco speelde. We traden op op school, bij bejaarden, braderieën, tennisfeesten, noem maar op. Mijn moeder Co speelde dwarsfluit en mijn vader Nico drums in een harmonie. Daar zijn wij op weg geholpen, was allemaal heel spannend. En ja, dat gold ook voor mijn eerste cd onder eigen naam, Drumwise met Marc van Roon. De respons die je er terug voor krijgt is erg spannend.

Waarom doe je graag wat je doet?
Om verschillende redenen. Ik geef erg graag les, om mijn kennis over te brengen en te inspireren. Muziek kan zoveel mooie dingen brengen. Ik ben ook iemand die altijd bandjes heeft gehad. Twintig jaar lang bijvoorbeeld Special Delivery. Samen iets maken is het mooiste dat er is. Er is niks en ineens is er iets. De interactie met musici en het collectief improviseren zijn bijzonder. Je krijgt de gelegenheid dingen te laten groeien en ook om elkaars ideeën aan te horen en te bezien wat je ermee kunt doen. Ik vind het prachtig om mensen iets moois te geven.

Wim Kegel: "Ik ging op 12-jarige leeftijd met mijn vader naar het Zuiderpark in Den Haag voor een concert van The Dutch Swing College Band. Ik dacht: jeetje, maar snapte er niks van."
Wim Kegel: “Ik ging op 12-jarige leeftijd met mijn vader naar het Zuiderpark in Den Haag voor een concert van The Dutch Swing College Band. Ik dacht: jeetje, maar snapte er niks van.”

Wanneer is je passie voor jazz ontstaan?
Toen ik op 12-jarige leeftijd met mijn vader naar het Zuiderpark in Den Haag ging voor een concert van The Dutch Swing College Band. Ik dacht: jeetje, maar snapte er niks van. Ik zag wel dat ze elkaar iets toespeelden en dat ze er veel plezier in hadden. Het is kicken als je dat voelt in je buik. Op de stedelijke muziekschool in Den Haag kreeg ik dixielandles van George Katee. Door de harmonie ben ik vooral bij instrumentale muziek uitgekomen. Het idee van drie gitaristen en een zanger is nooit opgekomen in mijn jeugd.

Van welke ontwikkeling in de jazzgeschiedenis had je onderdeel willen zijn?
Turning Point voor mij was de stroming waarvan Miles Davis het middelpunt was, toen de albums Filles de Kilimanjaro, Nefertiti en Water Babies uitkwamen. De aanloop zeg maar naar Bitches Brew. De periode die daarna kwam, met onder andere Tony Williams’ Lifetime was ook interessant. Jazzrock als stijl vond ik wat te fluweelachtig, te gelikt, daar had ik niet zoveel mee. Ik was wel helemaal gek van Weather Report en Mahavishnu Orchestra.

Wat is het bizarste dat je ooit mee hebt gemaakt tijdens een concert?
Dat was een moment toen ik met de groep Jungle Boldie en het Calefax Rietkwintet speelde. Wijzelf noemden dat samengaan de Far East Revisited Band. We speelden suites van Duke Ellington in de kleine zaal van het Concertgebouw in Amsterdam. Plotseling klonk er een heftige fluit- en pieptoon. Zo erg dat het concert werd stil gelegd. Toen bleek dat er een man in de zaal zat die zijn hoorapparaat zo hard had afgesteld dat het rond ging zingen. Ik vind dat nog altijd bizar, je speelt voor mensen en deze ene heer wilde zo graag meemaken wat we deden, terwijl dat eigenlijk niet kon omdat hij zo slecht hoorde. Ik vond dat uitermate pijnlijk voor hem, ik word er nog emotioneel van.

Waar vind je inspiratie?
In het dagelijks leven. Om er bijvoorbeeld te zijn voor mijn leerlingen. In deze tijd is het zo moeilijk vanwege de logistiek en moeilijke vorm van communicatie. Ik zie dan hoe kinderen hun beste beentje voor zetten en toch vooruit komen. En denk: wow, wat ’n te gekke vogels. Ik vind ook inspiratie door te spelen en nu tijdens corona door te oefenen, te lezen, sporten, naar muziek luisteren, wandelingetjes door de duinen en door mijn zoon John die een echte doorzetter is.

Wim Kegel: "Ik zie hoe kinderen in deze moeilijke tijd hun beste beentje voor zetten en toch vooruit komen. En denk: wow, wat ’n te gekke vogels."
Wim Kegel: “Ik zie hoe kinderen in deze moeilijke tijd hun beste beentje voor zetten en toch vooruit komen. En denk: wow, wat ’n te gekke vogels.”

Wat is het spannendste dat je ooit hebt ondernomen?
Mijn eerste reis naar het Verre Oosten. Al die concertzalen daar, hoe zou onze muziek daar worden ontvangen? Oosterse mensen zijn ontzettende liefhebbers van muziek. Het niveau daar is ontzettend hoog. Zalen hebben iets mystieks, met waaiers in plaats van airconditioning, de speciale kleding van het publiek, met tulbanden en zo. En ook nog hoe het daar ruikt en voelt vanwege de hitte.

Welk muziekstuk of album heeft voor jou een speciale betekenis?
Filles de Kilimanjaro en 80/81 van Pat Metheny. Ik heb die laatste muziek leren kennen door Koot en Bie, het was hun herkenningstune voor hun programma op zondag. Ik heb toen de single gekocht, stond in de Top-40! Deze muziek heeft zo’n modern, fris geluid. Zij heeft veel voor mij betekend, ook wat betreft de sound van het drumstel. Ik ben een grote fan van Jack DeJohnette, ook van Michael Brecker die ik leerde kennen op het Koninklijk Conservatorium en die veel heeft betekend voor mijn carrière. Pat ontmoette ik ook op het conservatorium en nadien heb ik met hem gespeeld op het North Sea Jazz Festival.

Wat neem je altijd met je mee?
Mijn herinneringen en de muziek in m’n hoofd. Ik spreek behoorlijk Engels en kan me er aardig mee redden. Maar muziek is een taal die iedereen spreekt. Wat ik ook meeneem, alle muziek is doorbrekend; met welke godsdienst dan ook of verschillende achtergronden heb je niets te maken. Mensen nemen je mee met muziek. Je wordt er open-minded door. En vanuit het geïmproviseerde weet je snel in te spelen op alle momenten van je leven.

Welke actualiteit heeft je aandacht?
Natuurlijk het coronading. Steeds de periodes van de lockdowns. Wij hebben er bij de CKV in Almere van alles aan gedaan om een kleine bubbel te realiseren tijdens de verscherpte maatregelen. Dan denk je, nou vooruit dan tot 19 januari. Je leeft steeds naar momenten toe, kwestie van spanning en weer loslaten. Maar het moment van werkelijk dóór gaan komt maar niet. Nu wordt het weer 9 februari. We moeten allemaal ons beste beentje voor zetten en afwachten. Ik hoop dat ik het financieel kan uitzingen. De business moet wel door kunnen blijven gaan.

Wie is je grote voorbeeld buiten de jazz?
Mijn vader Nico. Hij heeft mij met muziek het voorbeeld gegeven en altijd geloofd in wat Marco en ik deden en wilden doen. Mijn vader zat in de bloemen, mijn broer Rob heeft zijn kraam overgenomen. Natuurlijk heeft ook mijn moeder geloof gehad in wat wij deden. Beiden hebben ons heel erg ondersteund.

Wim Kegel: "Je kunt drums laten spreken, maar ze kunnen ook je vijand zijn."
Wim Kegel: “Je kunt drums laten spreken, maar ze kunnen ook je vijand zijn.”

Wat intrigeert je aan je instrument?
Zó veel! Er de diepte mee ingaan, de drums laten spreken. Roland Kirk zei eens over zijn drummer: ‘Als Roy Haynes speelt, is het net of zijn drums spreken’. Michael Baird (Zambiaans-Britse Nederlandse percussionist, rvdh) heeft opnames waarop ritmes spreken. Drums waren ooit communicatiemiddel voor de lange afstand, net als nu de computer. Ze werden gebruikt om te overleven. Ook zijn drums op ceremonieel vlak erg belangrijk. Bij feesten worden ze overal ter wereld gebruikt, in vroegere tijden om de goden gunstig te stemmen of voordat de akkers werden bewerkt. In alle stromingen van de jazz zijn drums eveneens van belang, ook om open soundscapes te maken; ze hoeven niet altijd te swingen. Je kunt mensen er ook mee in trance brengen. Maar een drum kan ook je vijand zijn, als hij bijvoorbeeld overspraak heeft.

Wat heb je geleerd van je muziek?
Om heel flexibel te zijn en de wetenschap dat muziek heel menselijk is. Ik probeer altijd te begrijpen wat iemand wil laten klinken. En mijn geest open stellen voor iemands ideeën heb ik ook geleerd van muziek.

Wat wilde je vroeger altijd worden?
Ik móest musicus worden, er was geen andere optie. Die wens was er altijd en dat is ook wat het is geworden. Ik heb er nooit over nagedacht wat ik wilde worden. Musicus zijn was het enige wat ik kon.

Wanneer ervaar je de vrijheid te falen?
Dat speelde altijd als ik een band moest plakken. Dat lukte nooit, waardoor hij nog lek was. Soms mislukte het drie, vier keer achter elkaar. Ik moest het zelf doen, naar de fietsenmaker was een dure zaak. Dus accepteerde ik maar dat ik het niet kon. Maar dan lukte het de vijfde keer en kon ik weer door.

Welke ontwikkeling in de jazz juich je toe?
Hoe de crisis zich nu ontwikkelt, wens ik de jeugd veel betere omstandigheden toe. Toen ik in de jaren tachtig naar de muziekschool ging, kon je gewoon naar buiten. Nu gaat alles per computer. Als beginnend musicus wil je je laten horen. Maar dan worden hoge eisen aan je gesteld. Je moet zoveel investeren dat je al failliet bent voordat je bent begonnen. Als musici zich niet kunnen ontwikkelen, is dat een heel kwalijke zaak. Ik juich het ten zeerste toe als er straks een nieuw soort bewustzijn ontstaat voor kunst en muziek en zodoende weer in de samenleving kan druppelen. Nu is het gat te groot omdat veel musici zich niet meer kunnen ontwikkelen. De branche moet niet zo zwaar worden gemaakt dat de expressie van die musici geen kans meer heeft.

Wim Kegel: "De branche moet niet zo zwaar worden gemaakt dat de expressie van musici geen kans meer heeft."
Wim Kegel: “De branche moet niet zo zwaar worden gemaakt dat de expressie van musici geen kans meer heeft.”

Met wie werk je graag samen?
Met iedereen die met mij wil spelen. Ik wil ook graag dat mensen met mij willen spelen, omdat zij dat zelf willen. Het moet van twee kanten komen. Namen? Zomaar een greep; met Marc van Roon speel ik vanaf mijn dertiende, ook speel ik graag met Jeroen Manders en Ack van Rooyen, bij wie ik in 1991 afstudeerde. En met Marco, mijn broer.

Welke dromen liggen nog voor je?
Ik heb een aantal projecten in gedachten. Ik wil graag iets doen met een slagwerkkwartet. Daar heb ik al mensen voor benaderd. En ook wil ik graag een band onder eigen naam. En een droom is dat de kop van dit virus wordt ingedrukt en iedereen weer gelukkig wordt.

Aan wie geef je het Jazz-tafette stokje door?
Aan contrabassist Thomas Andersen. Ik heb vroeger veel met hem opgetreden en veel meegemaakt. We zijn elkaar altijd blijven zien. Thomas is iemand die pal voor zijn muziek staat en geen concessies doet. Hij heeft ook andere baantjes gehad, maar is altijd degene gebleven waar hij voor stond.

RINUS VAN DER HEIJDEN
Schermafbeeldingen GEMMA KESSELS

 

www.wimkegel.nl

www.braskiri.nl

Previous

Jazz Inverdan past zich vrolijk aan Covid-19 situatie aan

Next

Stream brengt eigentijds eerbetoon aan Billy Hart

1 comment

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook