Jesse Schilderink werd door Jasper van ’t Hof, de vorige stokjesdrager van JAZZ-tafette naar voren geschoven als de belichaming van de jongste generatie Nederlandse jazzmusici. Jasper had daarin het grootste gelijk van de wereld, want Jesse Schilderink (Tilburg 1995) bergt alles wat de meeste van zijn jonge collega’s in zich hebben: zucht naar avontuur, gedegen vakmanschap, een nieuwe kijk op jazz en tevens inzicht in de diepe put met al zijn geheimen die jazz altijd in zich heeft gedragen. Jesse Schilderink wil zich vooral dienstbaar maken in groepen van anderen, maar langzamerhand kruipt hij uit zijn schulp en komt met eigen visies in de vorm van twee gloednieuwe albums: ‘High Intensity Damage Control’ en ‘Beatlemania’. Deze jonge musicus speelt altsax- en tenorsaxofoon en toont zich steeds vaker met zijn baritonsaxofoon. Hij speelt onder andere met Peter Somuah Group, Alessandro Fongaro’s Pietre, Emiresmiaton, Paradox Jazz Orchestra, Rotterdam/Trondheim Collective, Dutch Jazz Collective en Pierre Courbois 3GEN3. Hij voelt zich in elke groep als een vis in het water; laat hem maar sideman zijn. Hij mag dan nog jong zijn, zijn blik op de wereld van vooral de muziek, zíjn jazzmuziek, mag er zijn!

Jesse Schilderink: “Afgelopen jaar ben ik gedoken in het oeuvre van musici als Don Cherry, Albert Ayler, Ornette Coleman en Sonny Rollins.”

Waar ben je op dit moment mee bezig?
Met vooral spelen als begeleider. Dat doe ik het liefst. Ik vind het gaaf te kunnen bijdragen aan iemands ideeën, daar haal ik heel veel inspiratie uit. Dezer dagen komt er voor het eerst een eigen plaat van mij uit; een EP met vijf eigen stukken die vorig jaar zijn opgenomen. Met twee contrabassen, twee drummers en twee tenorsaxofonisten: High Intensity Damage Control. Voorts ligt er de cd Beatlemania klaar met muziek van The Beatles, met een trio live opgenomen in het Batavierhuis in twee sessies. Ik wacht nog op de rechten voordat ik ‘m kan uitbrengen. Afgelopen jaar ben ik gedoken in het oeuvre van musici als Don Cherry, Albert Ayler, Ornette Coleman en Sonny Rollins. Ik ben volop bezig met het opbouwen van een portfolio, daar wil ik elk jaar iets aan toevoegen.

Welke herinneringen aan je carrière zijn je het dierbaarst?
Alle tournees die ik in het buitenland met groepen deed. Daar creëer je zo’n hechte band mee! Herinneringen daaraan blijven je altijd bij. In mei was ik in Ghana met trompettist Peter Somuah. We speelden er twee weken lang zijn stukken. Ik toerde veel in Scandinavië en de rest van Europa. Dat brengt me telkens heel veel als sideman.

Waarom doe je graag wat je doet?
Omdat het allemaal zo vanzelfsprekend aanvoelt. De muziek en het muzikantenbestaan zijn een afspiegeling van hoe ik graag leef. De intensiteit van mensen ontmoeten en los daarvan muziek maken op een podium, de tijdloosheid daarvan is magisch. Ik sta elke dag op met de gedachte: wat fijn weer. Ik ben me er heel bewust van dat het allemaal niet logisch is, maar ervaar het wel als heel fijn.

Wanneer is je passie voor jazz ontstaan?
Als jochie al. Ik had al twee jaar muziekles toen ik als tienjarige door mijn docent werd gevraagd de tweede altsaxplek die vrij kwam bij een big band, in te nemen. Hij zei: ‘Kom maar naast me zitten’. Elke woensdagavond ging ik mee naar dat orkest, voor een kind werd het telkens wel laat. Ik hoorde toen van Duke Ellington, wist niet wie hij was. Van mijn tiende tot veertiende speelde ik in Dieren in die big band. Van alles wat er op de lessenaar kwam, leerde ik. Ik kwam er langzamerhand achter dat er een hele wereld achter de muziek lag. Zo ben ik op een heel natuurlijke manier jazz gaan ontdekken.

Jesse Schilderink: “De muziek en het muzikantenbestaan zijn een afspiegeling van hoe ik graag leef.”

Van welke ontwikkeling in de jazzgeschiedenis had je onderdeel willen zijn?
Als het over de muziekgeschiedenis in zijn algemeenheid gaat, van de tijd van The Beatles. Zij zijn zó belangrijk geweest. Als het over de jazzgeschiedenis gaat: van de ontwikkeling van de free jazz en avant-garde.

Wat is het bizarste dat je ooit mee hebt gemaakt tijdens een concert?
Dat was bij een concert in Trondheim waar ik een half jaar studeerde tijdens mijn bachelor. Het laatste nummer van het concert was een modaal stuk, waarin ik een solo had. Toen brak de nek van mijn tenorsaxofoon af. Ik gebaarde naar de band dat ze door moesten spelen. Gelukkig was er een vriend binnen, zodat ik binnen een minuut op zijn instrument heb kunnen doorspelen.

Waar vind je inspiratie?
Voornamelijk in de mensen om me heen. Ook als ze niks met muziek hebben te maken. Het gaat me dan om de benadering van de mens op de maatschappij. Wat ik op een podium doe – ik zei het eerder al –is een afspiegeling van de wereld om me heen. Dat voelt dan zo oprecht. Het spelen vanuit een bepaalde emotie of energie is de boodschap die ik wil uitdragen. En voorts haal ik inspiratie uit live muziek en platen.

Wat is het spannendste dat je ooit hebt ondernomen?
Het semester dat ik als onderdeel van mijn bachelorstudie doorbracht aan het NTNU-conservatorium in Trondheim, Noorwegen. Ik wilde de muziekscene daar gaan ontdekken, maar toen ik in het vliegtuig zat dacht ik: wat ga ik daar doen? Ik kreeg echter een heel warm welkom. Het was spannend omdat ik een half jaar lang in Nederland alles achter me moest laten. Maar het viel allemaal zo mee. Na een paar dagen bleek het helemaal niet zo spannend.

Jesse Schilderink: ” Het spelen vanuit een bepaalde emotie of energie is de boodschap die ik wil uitdragen.”

Welk muziekstuk of album heeft voor jou een speciale betekenis?
Earfood van Roy Hargrove. Ik was 16 jaar toen ik deze plaat in zijn geheel ontdekte; het is een waar kunstwerk. Ik kan de hele muziek meezingen. Live at the Light House van Canonball Adderley is er ook zo een en Magical Mystery Tour van The Beatles, als die er ook bij mag, ook. Bij elk van deze platen kwam een soort besef mee. Canonball speelde ik op het conservatorium, precies in diezelfde bezetting. Ik heb integraal onderzoek gedaan naar die plaat; de drive van de ritmesectie is niet normaal!

Wat neem je altijd met je mee?
Eigenlijk geen enkel object. Ik probeer altijd een open kijk op de wereld zonder of met zo weinig mogelijk vooroordelen mee te nemen. En ja, als ik de deur uitga en ik heb mijn tenorsaxofoon niet bij me, voelt dat als een soort naaktheid.

Welke actualiteit heeft je aandacht?
De albums die om me heen worden uitgebracht door bevriende of juist mij onbekende muzikanten. Veel artiesten hebben tijdens de Covid-periode bepaald niet stil gezeten, onwijs inspirerend om te zien wat er uit al die creatieve geesten komt.

Wie is je grote voorbeeld buiten de jazz?
Jules Deelder. Ik heb hem nooit persoonlijk gekend, heb wel een beeld van hem. Hij bezat een soort intensiteit en kracht die mij heel erg aantrekt. Dat komt bij hem in alles terug, in zijn muziek en ook in wat hij schreef. Het Rotterdamse wat er in doorklinkt. Ik vind het fascinerend hoe hij zaken benaderde, met een eigen visie en met lak aan heel veel dingen.

Wat intrigeert je aan je instrument?
De flexibiliteit ervan, de zang in dynamiek, frasering of intonatie. De tenorsaxofoon is een verlengstuk van mijn lichaam. Ik kan er alles in kwijt door de adem die ik er doorheen stuur. Als ik hem meeneem is hij een maatje dat mee op stap gaat.

Jesse Schilderink: “Jules Deelder bezat een soort intensiteit en kracht die mij heel erg aantrekt.”

Wat heb je geleerd van je muziek?
Dat is zo breed. Ik denk vooral het omgaan met anderen, het uitdragen van een eigen visie, het doseren van ideeën of juist niet het doseren ervan. Maar ook het samenspelen met anderen, dat is het eigenlijk.

Wat wilde je vroeger altijd worden?
Dierenarts, dat wilde ik heel lang. Er was een open dag bij de faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit van Utrecht. Ik ging er naar toe, naar dat grote grijze gebouw. Ik kwam er snel achter dat je er geen eigen visie op na mocht houden. En dacht meteen: hier zit ik helemaal verkeerd, niet doen. Vanaf die dag wist ik dat ik muzikant moest worden. Juist in muziek raak je erg geïnspireerd je eigen ding te gaan doen. Daar kun je veel meer in kwijt, omdat er niemand is die mij vertelt wat ik moet doen.

Wanneer ervaar je de vrijheid te falen?
Als ik op het podium sta met muzikanten met wie ik totale vrijheid voel. Als je echt vrij bent speelt er geen kwestie meer van falen. Als het wel zo is, is het onderdeel van de muziek. Als ik mijn instrument vast heb voelt dat veilig en vertrouwd en heerst het gevoel: kom maar op! Ik vertrouw helemaal op mijn instrument.

Welke ontwikkeling in de jazz juich je toe?
Alle ontwikkelingen. Juist omdat jazz altijd in ontwikkeling is en daar die grote kracht mee opbouwt. Er is tolerantie voor alles wat er gebeurt. Er gebeuren zoveel nieuwe dingen, jazz is een soort uiting van alles wat er uit moet, niet van wat je kiest. Ik heb er moeite mee als dit alles niet wordt toegejuicht.

Met wie werk je graag samen?
Met drummer en uiterst goede vriend Jens Meijer. Hij is een onwijs goede drummer, ik speel al jaren met hem, dat voelt zó volkomen natuurlijk aan. En ik speel ook heel graag met contrabassist Alessandro Fongaro.

Jesse Schilderink: “Er gebeuren zoveel nieuwe dingen, jazz is een soort uiting van alles wat er uit moet, niet van wat je kiest.”

Welke dromen liggen nog voor je?
Ik denk gek genoeg, geen één. Ik loop over van ambitie, ik wil nog heel veel, maar dat voelt als droom niet goed aan. Ik heb niet echt dromen. Misschien is het wel paradoxaal, maar ik wil doorgaan waar ik mee bezig ben en in dat moment blijven leven.

Aan wie geef je het Jazz-tafette stokje door?
Aan Peter Somuah. Hij is een super inspirerende persoon, met een duidelijke visie op muziek en de wereld om hem heen. Ik speel in zijn sextet. Peter schrijft veel eigen werk, bracht dit jaar zijn eerste album uit en speelt ontzettend vaak. Hij gaat hard, tof om te zien.

RINUS VAN DER HEIJDEN
Foto’s GEMMA KESSELS

www.jesseschilderink.nl

Previous

Gedurfd Ragazzi winnaar Dutch Jazz Competition 2022

Next

Stranger Than Paranoia boeit ook in andere opzet

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook