COLUMN
Wat is jazz? Tsjonge, wat een vraag om een artikel mee te beginnen. Maar toch, de vraag dringt zich op als je tegenwoordig de programmering van jazzpodia bekijkt. Behalve het feit dat de aard van de concerten elkaar (te) vaak overlapt, wordt de vraag alsmaar sterker: wat verstaan deze podia onder jazz?
We beperken ons deze keer tot Paradox in Tilburg, met een blik op de komende drie maanden. Dan valt op hoe eenvormig de concerten elkaar opvolgen. Schoonheid (in muziek zijn dat vooral melodie en harmonie) voert de boventoon, avontuur is ver te zoeken. Maar erger nog, waar zijn de grondleggers en voortbouwers van het Nederlandse jazz- en improvisatiemilieu? Waar zijn musici in de programmering als Bo van de Graaf, Albert van Veenendaal, Makki van Engelen, Ab Baars, Ig Henneman, Loek Dikker, Pierre Courbois, Frits Landesbergen, Arjen Gorter, Jacq Palinckx, Michael Moore, John Engels, Denise Jannah, Ernst Glerum, Peter van Bergen, Guus Janssen, Lucas van Merwijk, Michiel Braam, Laura Fygi, Felicity Provan, Ernst Reijseger, Mary Oliver, Greetje Bijma, Joost Buis, Dirk Bruinsma, Wilbert de Joode, Thomas Heberer, Terrie Ex, Martin van Duijnhoven, Hans Dulfer, Candy Dulfer, Soesja Citroen, Masha Bijlsma en ga zo maar voort?
Bartho van Straaten, hoofd programmering van Paradox, stelt dat ‘zijn’ programmeerbeleid stoelt op het tonen van de veelzijdigheid van jazz door het contracteren van gevestigde en opkomende talenten uit binnen- en buitenland. Dit geldt zeker voor de opkomende talenten, de gevestigde zijn ver te zoeken. In elk geval de vaderlandse. Daarbij komt dat bij de zich aankondigende generatie jazzmusici in vrijwel alle gevallen experimenteerdrift ontbreekt. Het lijkt er eerder op dat rimpelloosheid en fraai in het gehoor liggende klankvelden het concept van de jonge generatie vormen.
KLAAGZANG OUDE MAN?
Een klaagzang van een oude man die alles al gezien en gehoord heeft? Leg het vooral zo uit als je wilt. Maar houd er dan wel rekening mee dat een deel van de jonge generatie de traditie van de jazz nauwelijks of zelfs helemaal niet kent. Ja, Miles Davis, diens naam hoor je te pas en te onpas. Tijdens interviews is mij nogal eens gebleken dat grote namen uit het verleden niets zeggen. Een contrabassist die Oscar Pettiford niet kent en een tenorsaxofonist die wordt geconfronteerd met de naam George Adams: “Heuh? Nooit van gehoord.” De traditie wordt hiermee buitenspel gezet, de logische opbouw van invloed naar invloed zwaar tekort gedaan. Wat dan rest is een uitdrukkingsvorm die naar de kant van salonmuziek neigt, of om het wat plastischer uit te drukken, niet meer is dan amusementsmuziek.
Dezelfde jonge musici die slecht op de hoogte zijn van hun voorgangers, bedienen zich in een aantal gevallen van slimme retoriek om hun muzikale concepten aangaande jazz te verdedigen. “Wij denken niet meer in hokjes zoals altijd is gedaan en trekken geen grenzen meer.” Nee, dank je de koekoek, als je die grenzen en hokjes niet eens kent, hoe kun je ze dan terzijde schuiven?
Paradox programmeert al jaren uit dezelfde vijver. Ooit stond een heel seizoen in het teken van ECM-musici. Dat was een vooraf bepaald concept, dat alleen dat jaar overeind zou worden gehouden. Nu, vele jaren later, bepalen vooral ECM-artiesten nog altijd de programmering van Paradox. En blijven de vaderlandse grondleggers, om hen voor het gemak zo maar even te noemen, aan de kant. Een man als Jacq Palinckx, stadgenoot van Paradox, heeft met eigen projecten al zeven jaar het Tilburgse podium niet meer betreden. Buurtgenoten als Eric van der Westen en Jeroen van Vliet duiken wel eens op, maar hun muzikale uitstraling lijkt voor de programmering van Paradox minder gevaarlijk dan die van gitaarweirdo Palinckx.
ZOETSAPPIG EN ZONDER RISICO
Als jonge musici slechts een gedeelte kennen van de invloeden die hen voor gingen, hoe moet het dan gesteld zijn met jong publiek? Als podia programmeren zoals Paradox, zonder de stormachtige escapades van weleer, worden die bezoekers ervan doordrongen dat wat hier wekelijks te zien en te horen valt, ‘jazz’ is. Het is er slechts een deel van en als je het van je persoonlijke voorkeur laat afhangen, ook nog eens het slapste deel. Als je zo zoetsappig en zonder risico programmeert, moet je natuurlijk geen wildemannen als Terrie Ex of Ernst Reijseger gaan binnen halen. Maar heel wat rustiger types als Loek Dikker of John Engels – mannen die de sporen voor nú hebben uitgezet – krijgen evenmin toegang. Want ook zij worden hersenbrekers voor de geconditioneerde oortjes van het jonge jazzpubliek. Dat jazz immers slechts beschouwt op wat heden ten dage in de smeltkroes van ‘mooi’ en toegankelijk wordt geschonken.
Opvallend is dat Paradox publiekslievelingen zoals bijvoorbeeld Mike Stern wel volledig toegang geeft tot de programmering, nu al diverse jaren. Natuurlijk moet ook de financiële schoorsteen van Paradox roken, zonder meer. Maar dat deed-ie ook al in de beginjaren van het podium, in de jaren tachtig. Toen was er sprake van veel minder tot geen subsidie, vergeleken met nu. Maar kwamen wel de avonturiers elk jaar in bonte stoet voorbij. Bovendien loopt Paradox financieel veel minder risico dan destijds, omdat de paar Nederlandse jazzpodia van naam zo nauw met elkaar samenwerken, dat de kosten braaf met elkaar worden gedeeld. En dus ook de musici die de podia bevolken. Er zijn te veel overlappingen, terwijl de musici die nauwelijks kans krijgen ergens op te treden, ook hierdoor nog verder buiten beeld blijven. Met alle rampzalige gevolgen voor hun inkomens, met de steeds strakker aangesnoerde worggreep van de overheid.
Bovendien zou een achtenswaardig podium als Paradox het aan zijn status verplicht moeten zijn om de ‘oude’ of ‘oudere’ vaderlandse jazzscene wel ruimte te geven om op te treden. Enerzijds om de breedte van jazz overeind te houden, anderzijds om de jonge garde die wekelijks naar het podium wordt getrokken, kennis te laten maken met wat ooit was. Dat als dat ‘wat ooit was’ er niet was geweest, de scene van nu er misschien wel niet zou zijn geweest.
VERWIJTEND OF KRITISCH?
Sinds enkele jaren wordt Bartho van Straaten terzijde gestaan door jazzpromotor Koen Graat. Samen programmeren zij jaarlijks zo’n honderd concerten in Paradox. Bovendien is Koen Graat ook programmeur bij November Music, Jazz in Duketown en de Verkadefabriek. Daarmee heeft hij een groot deel van gezichtsbepalende jazz in Brabant in handen. En dat is te zien in de programmering van deze podia: wie ooit bij de een was, duikt meestal bij de ander ook weer op.
JazzNu legde beide programmeurs wat vragen voor betreffende hun visie op programmeren. Zij vonden de aard van de vragen ‘wat verwijtend’. Dat klopt, dat verwijtende is ook in dit artikel vervat. Maar verwijtend wordt nogal eens verward met kritisch. Dat was het uitgangspunt voor de vraagstelling. Van eigen voorkeuren willen de programmeurs niet weten. “We proberen de diversiteit van de eigentijdse jazz zoveel mogelijk terug te laten komen en een breed publiek te interesseren. Dat gaat veel verder dan alleen de eigen smaak van een programmeur”, stellen zij.
De vraag waarom Paradox al jaren en jaren zangeressen aan de kant laat staan, bestrijden Van Straaten en Graat ten stelligste: “Komend seizoen hebben we naast Sanne Rambags en Anna Serierse onder meer Sanem Kalfa, Maria Mendes, Simin Tander, Pau Li Liem, Beatriz Aguiar, Sylvie Klein en Izaline Callister. Vorig seizoen onder andere Fay Claassen en Cyrille Aimée.” Maar daarmee is geen antwoord gegeven op het feit dat gezichtsbepalers-van-toen – we hebben het in dit artikel voornamelijk over die uit Nederland – als Masha Bijlsma, Greetje Bijma, Denise Jannah, Soesja Citroen, Laura Fygi, Greetje Kauffeld, Francien van Tuinen, Janne Schra, Ineke Vandoorn, Fleurine, Kristina Fuchs en Deborah J. Carter hun heil elders moeten zoeken.
Janis Joplin gaf ooit de mooiste definitie van vrijheid: Freedom’s just another word for nothing left to lose. Beperk deze filosofie eens puur tot muziek, het handvest van programmeurs. Dan is er alle reden om hen ervan te overtuigen dat je de benauwende keurslijven van publieksbereik en inkomsten wel eens níet moet laten prevaleren. Dat je beide zaken voor de pluriformiteit en ‘de plicht’ om de jazz in de breedst mogelijk zin te verspreiden, aan de keuze voor artisticiteit moet overgeven. En dat je dan ‘niets meer te losen’ hebt.
ROEP OM VRIJHEID
In zekere zin gaf Paradox aan het begin van zijn bestaan een indringende vorm aan de roep om vrijheid van Janis Joplin: met weinig geld werd geprogrammeerd zoals de creatieve geesten van toen het hun in gaf. De evolutie van de Nederlandse jazz is op dit zo bijzondere podium mede hierdoor vorm gegeven. Het maakte niet uit of er geld voor was: de voortgang van toen ging hand in hand met de ontwikkelingen die dáárvoor plaats vonden. En jazeker, the times they are a-changin, we zeggen het Bob Dylan na. De beide Paradox-programmeurs beamen volmondig dat de verkoop van kaarten een rol speelt: “Zonder publiek geen concerten. Maar we laten ons zeker niet alleen leiden door de verwachte kaartverkoop.” Waardoor dan wel?
Wat rest is dat Paradox vooral het gezicht laat zien van wat op dit moment als nieuwe ontwikkelingen in de jazz wordt beschouwd. Dat het podium daar vooral mee doorgaat. De onderlinge lijnen en verbindingen met de jazzhistorie echter zijn zoek, al jarenlang. De stempel van Bartho van Straaten en Koen Graat drukt te pertinent op de programmering.
Laat Paradox straks aan Sinterklaas een programmacommissie vragen.
RINUS VAN DER HEIJDEN
Het jonge publiek waar over wordt gesproken is veelal grijs.
Opiniestuk zonder dat het duidelijk is van wie precies deze opinie afkomstig is? Journalistieke doodzonde.
Even goed kijken, Hank. De naam van de auteur staat onder het artikel. Zoals altijd bij JazzNu.
Aldus Hank van Dussen :))
Ik houd de programmering van Paradox (toch wel een van de betere plekken voor Jazz ook al heb ik er al 7 jaar niet gespeeld) niet wekelijks bij maar de teneur van dit artikel herken ik wel. Er zijn trouwens wel jonge musici die de randjes opzoeken en experimenteerdrift vieren. De generatie NL musici die in de jaren 70 opkwamen gebruikten muziek om een boodschap uit te dragen. (velen ervan spelen nog en hun eigenwijze verhaal is nog altijd te horen) De jonge musici van nu zijn voorál hele goeie muzikanten waarvan er een aantal uitblinken in artistieke kwaliteit. Als deze twee belangrijke facetten van de NL Jazz aan bod komen in de programmering dan word ik blij en het grootste deel van het publiek ook. Ook een mooie ontwikkeling is dat er steeds meer vrouwen de podia bevolken. Of je die ontwikkeling moet sturen weet ik niet. Het natuurlijk evenwicht wordt vanzelf wel bereikt. Ik zat ooit in een subsidiecommissie (SJIN) waar ook Misha Mengelberg -eenmalig- in zat en zijn enige “kwaliteitsoordeel” was : GEBEURT ER IETS OP HET PODIUM ? Dus programmeurs: Let it happen ! en om met Simon Vinkenoog af te sluiten : Jazz is Free and so are We !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!
Vindt de huidige generatie musici dit ook?
Ik ervaar steeds nieuw enthousiasme bij -30ers met respect voor de ‘wegbereiders’ van toen. Zij weten de ‘bronnen’ heus wel te vinden.
Bovendien, een podium is geen museum maar inspirator, en noem eens een podium dat dat dan beter doet..
Ik bemerk overigens een sentiment, vergelijkbaar met dat van over pop/rockmuziek uit de jaren 60/70/80, toen van alles experimenteel was en de horizon oneindig. Schitterend! Das war einmal.