COLUMN
Zo, dat hebben we weer gehad. Het North Sea Jazz Festival is weer achter de rug. De krantenredacties in Nederland kunnen tevreden achterover leunen, want ze hebben weer over jazz geschreven. Volkomen terecht natuurlijk, maar was het maar ‘alweer’ geweest. Want nu gaat het jazzboek weer dicht en kunnen de kolommen er weer een jaar tegen. Op naar juli 2026, voor alweer een verhaal over jazz, over North Sea Jazz. De pluriformiteit moet immers worden gediend.
Goed gedaan, nietwaar? Vette foto’s, lange verhalen, alles nogal breed gebracht. Voornamelijk echter door een paar landelijke kranten, regionale zoals bijvoorbeeld Brabants Dagblad, doen het af met een lange eenkolommer met drie kleine prutsfoto’s. En met als aandachttrekker de kreet ‘Legende Herbie Hancock speelt elegant op de vleugel’. Heeft hij ooit anders gedaan dan?
Lange verhalen en vette foto’s dus, jazeker. Als je ze vergelijkt met wat verder in het jaar over jazz wordt geschreven, zijn de lengtes ervan een verveelvoudiging. Want als Nederlandse kranten hun vizier richten op jazz, is het hooguit een berichtje van enkele regels. En nu wordt uitgepakt op een manier waar je ogen pijn van gaan doen.

De vaderlandse jazzscene moet er blij mee zijn en moet het ermee doen. Waar zo’n twintig jaar geleden jazzmuziek en aanverwanten nog regelmatig in de krantenkolommen opdoken, is die eer nog eenmaal per jaar weggelegd voor het North Sea Jazz Festival. Daarvoor wordt dan zonder enige kennis van zaken de lade ‘popmuziek en lichte varianten’ open getrokken. Want daar weten de media, met als voortrekkers van de baarmoeder afgerukte variété-artiesten als Gordon en Gerard Joling, immers alles van. De in ‘jazz’ gewortelde optredens worden gemakshalve in de volstrekt onkundige media veelal overgeslagen; zijn die er op North Sea ook dan?
Maar nu zijn de stofwolken van North Sea Jazz al een paar dagen achter de horizon verdwenen. De Nederlandse musici die door het festival waren geprogrammeerd – laten we zeggen 1,002 procent van het totale Nederlandse aantal – hebben de glorie van één dag beleefd, de rest blijft opgesloten in de donkere kerkers van de desinteresse. Wat je het komende jaar over jazz nog in kranten en andere media gaat aantreffen, is het nieuws dat Benjamin Herman van zijn brommertje is gevallen.
Deze ontwikkeling is natuurlijk in- en in triest. Een niche als de kunstvorm jazz kan elke publiciteit gebruiken. Natuurlijk zijn de media geen werkverschaffer, maar elke publicatie over jazz dient de focus die de musicus of groep op zich krijgt. In Jazzland-Armoedeland kan een publicatie misschien wel een paar eurootjes opleveren. In het geval van North Sea Jazz is er in dit licht bezien bijna sprake van een contradictio in terminis. Ook al betaalt het festival al geen gages waar je een volle boodschappenkar mee haalt, het merendeel van de geprogrammeerde musici kent vanwege zijn/haar bekendheid al een zekere vorm van inkomen.
Jazz is altijd een ondergeschoven kind geweest. In de huidige tijd is het niet anders. In Nederland en veel andere landen krijgt deze muziekvorm alleen aandacht in door liefhebbers/kenners gerunde digitale tijdschriften. Die hoofdzakelijk worden bezocht door in jazz geïnteresseerden. Ook voor kennismaking kun je daar terecht, maar hoe moet dat als je niet eens weet dat er een kunstvorm bestaat die jazz heet. Het lijkt er op dat de hedendaagse media jazz bewust boycotten.
Een schrijnend voorbeeld maakte deze schrijver pas geleden mee. Eind vorig jaar breide altsaxofonist/componist/programmeur Paul van Kemenade een einde aan een carrière van ruim 45 jaar. Dat viel het gemeentebestuur van Tilburg op – ook al een bijzonderheid – en beloonde de Tilburger met de ‘Gouden Legpenning van de gemeente Tilburg’. Die wordt slechts zelden uitgereikt. Sinds de instelling ervan in 1972 is Paul van Kemenade pas de tiende die ‘bij hoge uitzondering de penning krijgt voor uitzonderlijke persoonlijke prestatie voor de Tilburgse samenleving’. Zo prijkt de jazzmusicus tussen onder andere vier burgemeesters en zanger Guus Meeuwis.
Je zou toch zeggen dat zuidelijke media daar gretig op inspringen. Niet dus. Het bleef oorverdovend stil. Sinds een aantal decennia bestaat het (digitale) tijdschrift Brabant Cultureel, dat pretendeert kunst en cultuur in hun volle breedte te dienen. De hoofdredacteur aanklampend met de voor de hand liggende vraag waarom Brabant Cultureel de ‘uitzonderlijke’ musicus Van Kemenade doodzweeg, leverde na tweemaal aandringen slechts het flinterdunne antwoord op: ‘Wij doen niets aan dit soort items’. Een scroll-sessie van enkele minuten op Brabant Cultureel leverde een complete ontkenning van dit antwoord op: heel veel laureaten, op allerlei andere terreinen dan jazz.
Vorige week maakte Brabant Cultureel bekend dat drie inwoners van de provincie de Brabant Bokaal krijgen toegekend. Opnieuw de hoofdredacteur benaderd met de vraag waarom zij wél en Van Kemenade níet aandacht kregen. Maar ook deze logische, vriendelijk gestelde vraag kreeg de ingedutte kunstridders niet wakker: er kwam zelfs geen antwoord op.
Kranten en tijdschriften laten het en masse afweten als het om jazz gaat. Daar kun je over klagen, zoals in deze column gebeurt, maar dat haalt niets uit. De hardstenen koppen kijken liever naar luchtbellen of houden in de kolommen hun vriendjes in ere die meestal even uitgekakt zijn als hun publicerende ‘broodheren’. Dus laten wij, ondergesneeuwde jazzschlemielen af en toe in onmachtige woede, afdalen in gemopper en getier tegen zoveel werkelijk onbegrijpelijke onwil en vooral onkunde. Lucht in elk geval een beetje op en wie weet levert het ook nog wat creativiteit op om langs andere wegen jazz aan de vergetelheid te ontrukken.
Kranten en andere media, de luizen in de pels van de samenleving, het zou wat!
RINUS VAN DER HEIJDEN
De spijker snoeihard op zijn kop Rinus.